ECLI:NL:TDIVTC:2011:YF0331 Veterinair Tuchtcollege 's-Gravenhage 2010/72

ECLI: ECLI:NL:TDIVTC:2011:YF0331
Datum uitspraak: 21-04-2011
Datum publicatie: 27-04-2011
Zaaknummer(s): 2010/72
Onderwerp: Honden
Beslissingen: Gegrond met waarschuwing
Inhoudsindicatie: Klaagster belt met beklaagde, dienstdoende dierenarts, omdat haar pup levensgevaarlijk gewond is geraakt door halsbeet van Rottweiler. Beklaagde vraagt alleen waar de eigen dierenarts gevestigd is en als blijkt dat deze ongeveer 10 kilometer verder praktijk houdt, wordt klaagster daar naar toe verwezen. In de gegeven noodsituatie, waar factor tijd doorslaggevend kon zijn, had van beklaagde mogen worden verwacht verder door te vragen om te bezien of zij zelf nog iets voor de hond kon betekenen. Dan was gebleken dat klaagster zich met de hond op loopafstand van haar praktijk bevond. Gegrond met waarschuwing.

X, klaagster

tegen

Y te A, beklaagde

1. DE PROCEDURE

Het college heeft kennisgenomen van de klacht, het verweer, de repliek en de dupliek. De mondelinge behandeling vond plaats op 24 maart 2011. Beide partijen zijn verschenen.

2. DE KLACHT

De klacht houdt in, samengevat en zakelijk weergegeven, dat beklaagde heeft geweigerd de in nood verkerend hond van klaagster medische zorg te bieden.

3. DE VOORGESCHIEDENIS

3.1. Het gaat in deze zaak om de Tervuerense herdershond van klaagster, een pup met de naam XXX, geboren 8 maart 2010.

3.2. Op 10 juli 2010 (derhalve op een leeftijd van 4 maanden) werd de pup tijdens het uitlaten door een Rottweiler aangevallen en in de hals gebeten. De verwonding bleek dermate ernstig dat klaagster telefonisch contact heeft opgenomen met beklaagde, die op die dag dienst had en op loopafstand van klaagsters woning praktijk houdt. Deze laatste informatie was op dat moment overigens alleen bij klaagster en niet bij beklaagde bekend.

3.3. Beklaagde heeft tijdens het telefoongesprek bij klaagster geïnformeerd wie de eigen dierenarts was, waarop klaagster heeft geantwoord dat deze in Amersfoort was gevestigd. Klaagster is vervolgens door beklaagde naar haar eigen dierenarts verwezen.

3.4. Aangekomen in Amersfoort werd vastgesteld dat de hond soporeus was, in een shocktoestand verkeerde en een ernstig trauma in de hals had, mogelijk wijzend op een slagaderlijke bloeding. De hond is verwezen naar de universiteitskliniek in Utrecht en daar geopereerd. Na een revalidatieperiode is de hond hersteld.

4.HET VERWEER

Beklaagde heeft gemotiveerd verweer gevoerd. Op dit verweer zal hierna, voor zover nodig, worden ingegaan.

5. DE BEOORDELING

5.1. In het geding is of beklaagde tekort is geschoten in de zorg die zij als dierenarts had behoren te betrachten ten opzichte van de hond van klaagster, met betrekking tot welk dier haar hulp was ingeroepen.

5.2. Op basis van eerdere jurisprudentie van het veterinair tuchtcollege is een dierenarts, dienstdoend of niet, die met betrekking tot een in nood verkerend dier om medische hulp wordt gevraagd, in beginsel gehouden die hulp te verlenen. In dit uitgangspunt ligt besloten dat een dienstdoend dierenarts bij een hulpverzoek een gedegen anamnese dient af te nemen teneinde zich ervan te vergewissen of er een noodsituatie aan de orde is, waarin terstond medische zorg moet worden geboden.

5.3. Indien uit die anamnese vervolgens blijkt dat nader onderzoek of een behandeling op goede gronden kan worden uitgesteld, is het volstrekt acceptabel als de eigenaar naar de eigen dierenarts wordt verwezen. Indien echter blijkt van tekenen die op een noodsituatie duiden, dan dient de dienstdoende dierenarts het dier naar de praktijk te laten komen en spoedhulp te verlenen althans de medische vervolgstap te bepalen die in het belang van het dier het meest aangewezen is, rekening houdend met de acute nood die er is.

5.4. Ter zitting heeft het college getracht te achterhalen hoe het bewuste telefoongesprek tussen partijen is verlopen. Daarbij is door klaagster genoegzaam aannemelijk gemaakt dat zij aan beklaagde kenbaar heeft gemaakt dat de pup in de hals was gebeten, hevig bloedde (waarbij ‘het bloed eruit spoot’) en buiten bewustzijn was geraakt. Beklaagde heeft ter zitting overigens erkend dat zij zich er van bewust is geweest dat de situatie spoedeisend was althans dat het verlenen van medische hulp niet veel uitstel kon velen. Uit het verhandelde ter zitting is verder gebleken dat beklaagde vervolgens feitelijk alleen maar heeft gevraagd wie de eigen dierenarts was en dat, toen zij vernam dat deze in Amersfoort was gevestigd, klaagster daar naartoe heeft verwezen.

5.5. In aanmerking genomen dat er sprake was van een noodsituatie die voor beklaagde kenbaar was, en die op basis van de door klaagster beschreven symptomen op een slagaderlijke bloeding konden wijzen, is het college van oordeel dat beklaagde een verdere anamnese had moeten afnemen alvorens te beslissen welke vervolgstap in het belang van het in noodverkerend dier het meest aangewezen was. Hoewel de afstand tussen Soest (woonplaats klaagster) en Amersfoort (praktijk eigen dierenarts) met de auto ongeveer een kwartier rijden is (circa 10 kilometer), had het naar het oordeel van het college op de weg van beklaagde gelegen duidelijk uit te vragen hoe slecht de hond er precies aan toe was en zich ervan te vergewissen of zij niet zelf nog iets voor het dier kon betekenen, alvorens hem naar de eigen dierenarts in Amersfoort te verwijzen. Bij verder doorvragen was -naar mag worden aangenomen- aan het licht gekomen dat klaagster zich op loopafstand van de praktijk van beklaagde bevond, zodat zij bijvoorbeeld had kunnen besluiten de eerste injecties tegen de shock toe te dienen of de hond aan een infuus te leggen.

5.6. Beklaagde heeft nog aangevoerd dat zij op het moment waarop zij het telefoongesprek met klaagster voerde in afwachting was van een hond met benauwheidsklachten. Die eventuele omstandigheid rechtvaardigt naar het oordeel van het college echter niet dat er door beklaagde geen enkele vervolgvraag is gesteld. De bedoelde hond was bovendien op dat moment kennelijk nog niet op de praktijk gearriveerd en beklaagde heeft niet aannemelijk gemaakt dat het voor haar op dat moment in praktische zin onmogelijk was om de hond van klaagster te ontvangen. Ook het feit dat klaagster zou zijn medegedeeld dat als zij niet bij haar eigen dierenarts terecht kon zij mocht terugbellen leidt niet tot een ander oordeel. Behalve dat klaagster ter zitting heeft verklaard dat zij zich dat aanbod niet kan herinneren, had, zoals hiervoor is overwogen, in eerste instantie reeds een verdere anamnese in de rede gelegen om na te gaan of beklaagde op dat moment niet reeds zelf iets voor de hond kon betekenen.

5.7. Op grond van hetgeen hiervoor is overwogen acht het college verwijtbaar dat beklaagde in de gegeven spoedsituatie, waarin de factor tijd mogelijk doorslaggevend kon zijn, zonder doorvragen heeft volstaan met een verwijzing naar de eigen dierenarts. In zoverre is de klacht gegrond en wordt na te melden maatregel passend en geboden geacht.

6. DE BESLISSING

Het College:

verklaart de klacht gegrond;

geeft beklaagde een waarschuwing, als bedoeld in artikel 16 lid 1 sub a van de Wet op de uitoefening van de diergeneeskunde 1990.

Aldus vastgesteld te ‘s- Gravenhage door mr. G.J. van Muijen, voorzitter, en door de leden drs. J.A.A.M. van Erp, drs. Th.A.M. Witjes, drs. J. Hilvering en drs. J.A.M. van Gils, in tegenwoordigheid van mr. J.B.M. Keijzers, secretaris.

Uitgesproken in het openbaar op 21 april 2011 door mr. G.J. van Muijen, voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. J.B.M. Keijzers, secretaris.

mr. J.B.M. Keijzers                                  G.J. van Muijen