ECLI:NL:TDIVTC:2011:YF0328 Veterinair Tuchtcollege 's-Gravenhage 2009/106

ECLI: ECLI:NL:TDIVTC:2011:YF0328
Datum uitspraak: 21-04-2011
Datum publicatie: 27-04-2011
Zaaknummer(s): 2009/106
Onderwerp: Honden
Beslissingen: Gegrond met waarschuwing
Inhoudsindicatie:   Beklaagde castreert abusievelijk hond. Oorzaak lijkt te zijn het ontbreken van een sluitend protocol bij het administreren van het operatieschema door de assistentes. Beklaagde treft niettemin ook persoonlijk een verwijt nu zij de foutieve ingreep feitelijk heeft uitgevoerd en medeverantwoordelijk is voor de protocollen die er qua voorzorg op de praktijk bestaan. Gegrond met waarschuwing.

X, klager

tegen

Y te A, beklaagde

1. DE PROCEDURE

Het college heeft kennisgenomen van de klacht, het verweer, de repliek en de dupliek. De mondelinge behandeling vond plaats op 24 maart 2011. Beide partijen zijn verschenen.

2. DE KLACHT

De klacht houdt in, samengevat en zakelijk weergegeven, dat beklaagde de hond van klager zonder diens toestemming heeft gecastreerd.

3. DE VOORGESCHIEDENIS

3.1. Het gaat in deze zaak om de hond van klager, een Staffordshire Bull Terriër met de naam XXXXXX, geboren op 26 oktober 2003.

3.2. Op 28 juli 2009 is klager met de hond bij een collega van beklaagde op consult geweest. Omdat de hond een wratje op het rechter ooglid had en een huidontsteking op zijn kop, werd door de betreffende collega besloten een antibioticakuur voor te schrijven en voorgesteld het wratje chirurgisch te verwijderen. Hiertoe is een afspraak gemaakt voor 4 augustus 2009. In de operatieagenda is genoteerd dat een wratje bij het rechter ooglid diende te worden verwijderd en dat de eigenaar bij de eerste narcoseprik om 9:00 uur aanwezig zou blijven.

3.3. Op 3 augustus 2009 heeft een van de assistentes de operatieafspraken voor de volgende dag vanuit de operatieagenda op een operatielijst genoteerd en groepsgewijs ingedeeld in steriele ingrepen, die als eerste zouden worden uitgevoerd, en niet-steriele ingrepen, die later op de dag zouden plaatsvinden. Bij het overschrijven van de te verrichten operaties vanuit de agenda naar de operatielijst is echter ten aanzien van de hond van klager abusievelijk genoteerd dat naast het verwijderen van het wratje ook een castratie diende plaats te vinden.

3.4. Beklaagde heeft de volgende dag, op 4 augustus 2009, als chirurg het betreffende wratje verwijderd en de hond gecastreerd, overeenkomstig hetgeen op de operatielijst stond vermeld. Bij het ophalen van de hond die middag werd de fout ontdekt. Een dag na de ingreep heeft er een nader gesprek tussen partijen over de kwestie plaatsgevonden. Beklaagde heeft de zaak voorts aangemeld bij haar beroepsaansprakelijkheidsverzekeraar.

4.HET VERWEER

Beklaagde heeft gemotiveerd verweer gevoerd. Op dit verweer zal hierna, voor zover nodig, worden ingegaan.

5. DE BEOORDELING

5.1. In het geding is of beklaagde tekort is geschoten in de zorg die zij als dierenarts had behoren te betrachten ten opzichte van de hond van klager, met betrekking tot welk dier haar hulp was ingeroepen.

5.2. In deze zaak is evident dat er door beklaagde abusievelijk en zonder toestemming van klager een castratie bij de hond is uitgevoerd en dat er in die zin dus zonder meer sprake is van veterinair nalatig handelen. In dat verband kan overigens buiten beschouwing blijven de tussen partijen gevoerde discussie over de vraag of beklaagde tijdens de operatie nog heeft getwijfeld of zij de ingreep wel moest verrichten. Deze discussie is niet zo relevant meer, nu immers vast staat dát er veterinair onjuist is gehandeld en dit ook niet wordt betwist.

5.3. Dan is het vervolgens de vraag in hoeverre de gedraging beklaagde valt aan te rekenen. Dat zij deze veterinaire fout heeft kunnen begaan lijkt zijn oorzaak te vinden in het ontbreken van een sluitend protocol in de fase die aan de ingreep voorafging, te weten bij het administreren van het operatieschema door de assistentes. Het betreft dus veeleer een organisatorisch probleem, dat niet alleen beklaagde, maar de gehele praktijk aangaat. Nu beklaagde de foutieve ingreep echter feitelijk heeft uitgevoerd en zij medeverantwoordelijk is voor de protocollen die er qua voorzorg op de praktijk bestaan, kan haar naar het oordeel van het college ook persoonlijk een verwijt worden gemaakt voor haar aandeel in de gang van zaken voorafgaande en tijdens de ingreep. De klacht is in zoverre dan ook gegrond.

5.4. Met betrekking tot het verwijt dat de verleende nazorg niet naar behoren is geweest wordt overwogen dat beklaagde klager en zijn echtgenote de dag na het gebeuren heeft bezocht om de kwestie te bespreken, met een bos bloemen voor het gezin en een doos kluiven voor de hond. Er zijn excuses aangeboden en er is melding van de kwestie gemaakt bij de aansprakelijkheidsverzekeraar, die uiteindelijk ook een geldbedrag aan klager heeft uitgekeerd. Na de ingreep zijn verder ondanks alles nog instructies terzake de nabehandeling van het oog gegeven en na 10 dagen zijn de hechtingen verwijderd. Beklaagde heeft voorts nog aangeboden om bij specialisten (een voortplantingsdeskundige en een etholoog) navraag te doen naar de gedragsverandering die er na de castratie bij de hond zou zijn opgetreden. Op enig moment verslechterde de verstandhouding tussen partijen echter, waardoor er kennelijk geen informatie meer is teruggekoppeld, hetgeen onder die omstandigheden door het college niet verwijtbaar wordt geacht. Voor zover beklaagde wordt verweten dat zij weinig emotionele betrokkenheid heeft getoond en na het gebeuren niet meer naar de hond zou hebben gevraagd, heeft beklaagde dit betwist en geldt bovendien dat verwijten die betrekking hebben op de wijze waarop een dierenarts een eigenaar van een dier tegemoet treedt buiten de reikwijdte van het veterinair tuchtrecht vallen. Gelet op dit alles zijn naar het oordeel van het college onvoldoende feiten en omstandigheden aannemelijk gemaakt die de conclusie rechtvaardigen dat beklaagde terzake de verleende nazorg tekort is geschoten.

5.5. Op grond van het voorgaande is de klacht gedeeltelijk gegrond. Rekening houdend met het feit dat beklaagde de verantwoordelijkheid voor de gemaakte fout op zich heeft genomen en naar aanleiding van dit voorval de regels op de praktijk ten aanzien van de administratie van de operatieschema’s zijn aangescherpt en een extra controle is ingebouwd om soortgelijke fouten voor de toekomst te voorkomen, kan naar het oordeel van het college qua op te leggen maatregel worden volstaan met een waarschuwing.

5.6. Het vorenstaande leidt tot de volgende beslissing.

6. DE BESLISSING

Het College:

verklaart de klacht gegrond, in voege als hiervoor onder rov. 5.3 omschreven;

geeft beklaagde een waarschuwing, als bedoeld in artikel 16 lid 1 sub a van de Wet op de uitoefening van de diergeneeskunde 1990.

Aldus vastgesteld te ‘s- Gravenhage door mr. G.J. van Muijen, voorzitter, en door de leden drs. J.A.A.M. van Erp, drs. Th.A.M. Witjes, drs. J. Hilvering en drs. J.A.M. van Gils, in tegenwoordigheid van mr. J.B.M. Keijzers, secretaris.

Uitgesproken in het openbaar op 21 april 2011 door mr. G.J. van Muijen, voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. J.B.M. Keijzers, secretaris.

mr. J.B.M. Keijzers                                  mr. G.J. van Muijen