ECLI:NL:TDIVTC:2011:YF0318 Veterinair Tuchtcollege 's-Gravenhage 2009/83

ECLI: ECLI:NL:TDIVTC:2011:YF0318
Datum uitspraak: 24-02-2011
Datum publicatie: 14-03-2011
Zaaknummer(s): 2009/83
Onderwerp: Honden
Beslissingen: Ongegrond
Inhoudsindicatie: Beklaagde zou ten aanzien van de hond van klaagster onnodige onderzoeken en behandelingen hebben uitgevoerd, geen gedegen onderzoek voorafgaande aan de narcose hebben verricht en geen goede nazorg te hebben verleend. Ongegrond.

X, klaagster

tegen

Y, beklaagde

1. DE PROCEDURE

Het college heeft kennisgenomen van het klaagschrift, het verweer, de repliek en de dupliek. De mondelinge behandeling vond op 27 januari 2011 plaats. Beklaagde was daarbij aanwezig, bijgestaan door haar gemachtigde, mevr. mr. Z. Klaagster is niet verschenen. 

2. DE KLACHT

De klacht houdt in, samengevat en zakelijk weergegeven, dat beklaagde:

a. ten aanzien van de hond van klaagster onnodige onderzoeken en behandelingen heeft uitgevoerd;

b. voorafgaande aan het onder narcose brengen van de hond geen gedegen onderzoek heeft verricht;

c. geen goede nazorg heeft verleend.

3. DE VOORGESCHIEDENIS

3.1. De klacht heeft betrekking op de hond van klaagster, een Belgische herder met de naam XXXX (een reu), geboren 14 mei 2008.

3.2. Op 23 april 2009 was klaagster in haar moestuin aan het werk toen zij op afstand een remmende auto en een piepende hond hoorde. Niet veel later kwam haar hond in haar richting gelopen, met zijn linkerachterpoot opgetrokken en met -in ieder geval één- wondsnede en schaafwonden aan meerdere poten. Klaagster heeft hierop besloten een afspraak te maken met de dierenartsenpraktijk van beklaagde, waar ze vrijwel direct terecht kon. Tussen partijen is overigens in geschil of er sprake was van een of van twee wondsneden, alsmede over hoe diep die wondsnede c.q. wondensneden waren.

3.3. Beklaagde heeft de hond onderzocht. Hierna heeft zij het dier onder narcose gebracht en zijn er röntgenfoto’s van de achterpoot en van de heupen gemaakt alsmede zijn de wond c.q. de wonden gehecht. Beklaagde heeft gesteld dat ook nog een buikpunctie is verricht.

3.4. Partijen spraken af dat de hond die middag om 15:00 uur zou worden opgehaald, maar hebben elkaar op dat tijdstip gemist. De aanwezige stagiaire op de praktijk heeft de hond aan klaagster meegegeven, met een antibioticakuur en pijnstillende medicatie.

3.5. Een dag later bleken er hechtingen te zijn afgescheurd c.q. losgeraakt. Een vriendin van beklaagde heeft de hechtingen verwijderd en er is verband aangebracht. Uit de stukken heeft het college begrepen dat de hond in de periode hierna volledig is hersteld.

4. HET VERWEER

Beklaagde heeft gemotiveerd verweer gevoerd. Op haar verweer zal hierna, voor zover nodig, worden ingegaan.

5. DE BEOORDELING

5.1. In het geding is of beklaagde tekort is geschoten in de zorg die zij als dierenarts had behoren te betrachten ten opzichte van de hond van klaagster, met betrekking tot welk dier haar hulp werd ingeroepen.

5.2. Met betrekking tot de verrichte onderzoeken heeft beklaagde naar het oordeel van het college voldoende aannemelijk gemaakt dat er gerechtvaardigde redenen ten grondslag lagen aan haar advies om röntgenfoto’s van de betreffende achterpoot te maken. De hond wilde immers niet op die poot staan en had daaraan ook volgens de eigen stellingen van klaagster pijn, waardoor een fractuur niet kon worden uitgesloten. Verder waren de verwondingen voor klaagster zelf kennelijk ook ernstig genoeg om een dierenarts in te schakelen en is bij de afgenomen anamnese verteld dat de hond mogelijk met een auto in aanraking was gekomen. Onder deze omstandigheden valt te begrijpen dat er röntgenfoto’s van de betreffende achterpoot zijn gemaakt, hetgeen –zoals in de rede lag - in twee richtingen is geschied. Voor zover er ook een buikpunctie is verricht, heeft beklaagde ook daar een verdedigbare verklaring voor gegeven, uitgaande van de situatie dat er, zoals zij onbestreden heeft gesteld, sprake was van een open gewricht, schaafwonden en blauwe plekken op de voor- en achterpoten, die aanleiding gaven te controleren of er geen inwendige verwondingen en bloed in de buik aanwezig waren. De kosten van de genoemde punctie zijn overigens niet bij klaagster in rekening gebracht. Naar het oordeel van het college is aldus in zoverre geen sprake geweest van overdreven onderzoeken die onnodig en redelijkerwijs niet geïndiceerd waren, zoals klaagster heeft gesteld.

5.3. Anderzijds bestond er bij het bewuste consult geen directe noodzaak om ook een röntgenfoto van de heupen te maken. Het maken van een dergelijke opname is bij herdershonden van die leeftijd overigens niet ongewoon om te bezien of er aanwijzingen zijn voor de ontwikkeling van heupdysplasie, een aandoening waarvoor dit ras een genetische aanleg heeft. Nu de lezingen van partijen echter uiteenlopen over de vraag op wiens initiatief de röntgenfoto van de heupen is genomen, waarbij beklaagde stelt dat dit op verzoek van klaagster is gebeurd, kunnen de feiten hieromtrent niet worden vastgesteld. Het college acht dan ook niet vast komen staan dat deze foto zonder overleg met en tegen de wil van klaagster is gemaakt, hetgeen betekent dat ook dit klachtonderdeel faalt.

5.4. Met betrekking tot het verwijt dat de hond voor de narcose niet deugdelijk is onderzocht, heeft beklaagde gesteld dat de ademfrequentie normaal leek en de slijmvliezen roze kleurden en dat zij geen contra-indicaties voor een narcose heeft kunnen vaststellen. Desgevraagd heeft beklaagde ter zitting verklaard zich niet te kunnen herinneren of zij de hond ook heeft geausculteerd. Hoewel het gebruikelijk is een uitgebreider vooronderzoek te verrichten, is het college van oordeel dat het nalaten daarvan in dit specifieke geval niet zodanig zwaar weegt dat daarvoor een tuchtrechtelijk maatregel zou moeten worden opgelegd. Daarbij wordt in aanmerking genomen dat beklaagde haar inschatting dat de hond een narcose goed aan zou kunnen mede heeft gebaseerd op het feit dat het dier verder geen gezondheidsproblemen kende en op dat moment alert en zeer enthousiast gedrag vertoonde, passend bij zijn jonge leeftijd. Die inschatting is achteraf ook niet onjuist gebleken en er hebben zich geen complicaties als gevolg van de narcose voorgedaan. Beklaagde heeft voorts genoegzaam weerlegd dat zij lukraak en zonder beleid een dubbele narcose aan de hond zou hebben toegediend. Beklaagde heeft toegelicht dat in eerste instantie Medetomidine is toegediend en, toen bleek dat dit niet het gewenste narcoseniveau opleverde voor het maken van de röntgenfoto’s en het hechten van de wond(en), er nog Ketamine is toegediend.

5.5. Ten aanzien van het dichthechten van de wond(en) heeft beklaagde ter zitting toegelicht dat zij oplosbaar hechtmateriaal (monocryl) heeft gebruikt en dat zij de hechtingen knoopsgewijs heeft aangebracht. Nu zij voorts uitdrukkelijk heeft betwist dat de hechtingen te smal waren of te dicht op de rand zaten, acht het college niet komen vast te staan dat de wond c.q. de wonden niet naar behoren zouden zijn dichtgehecht. Aangezien het college verder geen aanleiding heeft om te twijfelen aan de stelling van beklaagde dat er sprake was van een open gewricht, waaruit gewrichtsvloeistof (Synovia) kwam, was ook het voorschrijven van antibiotica ter voorkoming van infecties alsmede het toedienen van pijnstilling geïndiceerd althans veterinair niet onjuist, zodat ook het verwijt dat de hond onnodig medicatie heeft gekregen naar het oordeel van het college niet opgaat.

5.6. Met betrekking tot de nazorg heeft te gelden dat het verstrekken van een hondenkraag uiteraard in de rede lag, teneinde te voorkomen dat de hond de hechtingen zou kunnen doorbijten. Niet in geschil is echter dat partijen hadden afgesproken dat klaagster haar hond die middag om 15:00 uur zou komen ophalen, maar dat zij elkaar hebben gemist. Partijen hebben verschillende lezingen gegeven over hoe dit heeft kunnen gebeuren. In dat verband heeft beklaagde gesteld dat zij de hond zelf aan klaagster had willen meegeven met instructies en een hondenkraag, die reeds gereed lag (echter op een andere –hogere- schap dan de medicijnen) maar dat klaagster haar hond eerder dan op het afgesproken tijdstip is komen ophalen, waardoor de kraag door de stagiaire per abuis niet is meegegeven. Gelet op dit verweer en bij gebrek aan toereikend bewijs voor het tegendeel kan door het college niet zonder meer worden aangenomen dat er door nalatig handelen van beklaagde geen hondenkraag is meegegeven. Verder heeft klaagster na het bewuste consult geen contact meer met beklaagde opgenomen, ook niet toen er een dag later hechtingen losraakten, waardoor zij ook niet in de gelegenheid is geweest verdere instructies te geven en nazorg te verlenen. Aldus is ook met betrekking tot de nazorg onvoldoende komen vast te staan dat beklaagde nalatig en tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld.

5.7. Op grond van het vorenstaande wordt de klacht ongegrond verklaard.

6. DE BESLISSING

Het College:

verklaart de klacht ongegrond.

Aldus vastgesteld te ‘s- Gravenhage door mr. G.J. van Muijen, voorzitter, en door de leden drs.Th.A.M. Witjes, drs. J.Hilvering, drs. J.A.M. van Gils en drs. M. Lockhorst in  tegenwoordigheid van mr. J.B.M. Keijzers, secretaris.

Uitgesproken in het openbaar op 24 februari 2011 door mr. G.J. van Muijen, voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. J.B.M. Keijzers, secretaris.

mr. J.B.M. Keijzers            mr. G.J. van Muijen