ECLI:NL:TDIVTC:2011:YF0317 Veterinair Tuchtcollege 's-Gravenhage 2009/70

ECLI: ECLI:NL:TDIVTC:2011:YF0317
Datum uitspraak: 24-02-2011
Datum publicatie: 14-03-2011
Zaaknummer(s): 2009/70
Onderwerp: Konijnen
Beslissingen: Ongegrond
Inhoudsindicatie: Konijnen klaagster overlijden korte tijd na sterilisaties, die door beklaagde zijn uitgevoerd.  Hoewel bij (een gebrekkige) sectie darminhoud vrij in de buikholte werd aangetroffen, kan niet bewezen worden geacht dat beklaagde hiervoor verantwoordelijk is. Ongegrond.

X, klaagster

tegen

Y, beklaagde

1. DE PROCEDURE

Het college heeft kennisgenomen van het klaagschrift, het verweer, de repliek en de dupliek. De mondelinge behandeling vond plaats op 27 januari 2011. Beide partijen zijn verschenen.

2. DE KLACHT

De klacht houdt in, samengevat, dat beklaagde ten aanzien van de operatie van en de nazorg aan de twee konijnen van klaagster niet lege artis heeft gehandeld.

3. DE VOORGESCHIEDENIS

3.1. De zaak heeft betrekking op de twee konijnen van klaagster, XXXXX en YYYYY die op 17 december 2008 door beklaagde zijn gesteriliseerd op een dierenartsenpraktijk waar zij als zelfstandig waarnemend dierenarts werkzaamheden verricht(te). De operaties hadden een preventief karakter, bedoeld ter voorkoming van dracht en baarmoederkanker.

3.2. In de middag na de operaties heeft klaagster de konijnen opgehaald. De lezingen van partijen lopen uiteen waar het gaat om de vraag wat er in het kader van de nazorg met klaagster is besproken. Vast staat wel dat de konijnen, die door klaagster normaliter buiten werden gehouden, na thuiskomst aanvankelijk enige tijd buiten in een schuurtje c.q. tuinhuisje zijn geplaatst. Nadat klaagster vervolgens via het internet had achterhaald dat konijnen na een operatie warm moesten worden gehouden, heeft zij de dieren in haar woning onder gebracht.

3.3. In de nacht (van 17 op 18 december 2008) is het konijn XXXXX gestorven. Omdat het herstel van XXXXX niet naar behoren verliep is klaagster op 18 december 2008 met dit konijn naar een andere dierenarts gegaan, die darmstimulerende middelen heeft voorgeschreven, hetgeen echter niet kon voorkomen dat ook dit konijn die middag is gestorven.

3.4. Klaagster heeft vervolgens telefonisch contact gezocht met de praktijk waar de konijnen zijn geopereerd. De dierenarts-eigenaar van de praktijk heeft er bij klaagster op aangedrongen om sectie te mogen verrichten, waarmee laatstgenoemde heeft ingestemd. Klaagster en haar moeder alsmede een vriendin van de familie zijn bij die sectie aanwezig geweest. Daarbij werd onder meer darminhoud vrij in de buikholte van beide konijnen aangetroffen. De dierenarts-eigenaar van de praktijk heeft geconcludeerd dat er geen definitieve doodsoorzaak kon worden vastgesteld en dat hartfalen als gevolg van de narcose het meest waarschijnlijk was.

3.5. Klaagster heeft vervolgens her en der informatie ingewonnen en haar twijfels gekregen over de vraag of de operatie wel lege artis was uitgevoerd, hetgeen de aanleiding vormde voor het entameren van de onderhavige procedure.

4. HET VERWEER

Beklaagde heeft gemotiveerd verweer gevoerd. Op dit verweer zal hierna, voor zover nodig, worden ingegaan.

5. DE BEOORDELING

5.1. In het geding is of beklaagde tekort is geschoten in de zorg die zij als dierenarts had behoren te betrachten ten opzichte van de konijnen van klaagster, met betrekking tot welke dieren haar hulp was ingeroepen.

5.2. Het college stelt voorop dat in het veterinair tuchtrecht als uitgangspunt geldt dat een dierenarts in beginsel alleen op zijn of haar eigen diergeneeskundige handelingen kan worden aangesproken. In casu is gebleken dat beklaagde alleen het onderzoek voor de operatie en de chirurgische ingrepen als zodanig heeft verricht en dat zij voor het overige niet of nauwelijks in het voor- en natraject, noch bij de uitgevoerde sectie betrokken geweest. Dit brengt mee dat in deze zaak uitsluitend ter beoordeling aan het college voorligt of er door beklaagde terzake het pre-anesthetisch onderzoek en de operaties nalatig is gehandeld.

5.3. Beklaagde heeft aangevoerd dat bij het onderzoek voorafgaande aan de operaties geen afwijkingen of contra-indicaties voor de narcose naar voren zijn gekomen en dat de konijnen middels intramusculaire toediening van Domitor en Ketamine in slaap zijn gebracht. De konijnen hebben voorts preoperatief subcutaan Rimadyl toegediend gekregen. Postoperatief hebben de konijnen intramusculair Antisedan en via een infuus Natriumchloride toegediend gekregen. Hierna zijn de konijnen nog in een zuurstofkooi en vervolgens tezamen in een opnamehok zijn geplaatst. Volgens beklaagde hebben er zich tijdens de operaties geen bijzonderheden voorgedaan en zijn de konijnen goed uit de narcose zijn gekomen.

5.4. Bij gebrek aan toereikend bewijs voor het tegendeel, houdt het college het er voor dat er bij het pre-anesthetisch onderzoek geen afwijkingen zijn gebleken en dat de dieren na het ontwaken uit de narcose in een zodanige conditie verkeerden dat het verantwoord was om ze mee naar huis te geven. Er zijn verder gangbare narcosemiddelen (Domitor, Ketamine) gebruikt in doseringen die passend waren bij het gewicht van de konijnen, zoals uiteengezet in de overgelegde brief van beklaagde aan de dierenartsenpraktijk d.d. 24 februari 2009.  Beklaagde heeft voorts een verdedigbare verklaring gegeven voor het feit dat er postoperatief geen pijnstilling, antibiotica en darmstimulerende middelen zijn toegediend. De konijnen waren gezond –het betrof een preventieve ingreep- en het college ziet te weinig aanleiding beklaagde te verwijten dat er op voorhand nog geen darmstimulerende middelen zijn verstrekt. Ook het terughoudende beleid dat door de praktijk wordt gevoerd ten aanzien van de toediening van antibiotica is verdedigbaar en kan als zodanig niet als veterinair onjuist worden gekwalificeerd. Voorts hadden de konijnen pre operatief reeds pijnstillende en ontstekingsremmende medicatie in de vorm van Rimadyl toegediend gekregen. Dit middel is weliswaar niet voor konijnen geregistreerd, maar kan en mag op grond van de cascaderegeling bij konijnen worden toegepast. Bij diersoorten waar het middel wel voor is geregistreerd (bijv. katten) is de dosering zoals die in casu is toegepast onder normale omstandigheden toereikend om de pijn na een operatie tegen te gaan en de volgende dag nog werkzaam te zijn.

5.5. Gebleken is verder dat beklaagde niet meer betrokken is geweest bij de na de operaties gegeven instructies qua huisvesting en voeding, zodat haar in dat opzicht geen verwijten kunnen worden gemaakt. Beklaagde heeft overigens een brief in het geding gebracht van de betreffende paraveterinair die de instructies heeft gegeven, waarin wordt gesteld dat aan klaagster is medegedeeld dat de konijnen slechts in een schuur mochten worden gehouden onder de voorwaarde dat deze verwarmd en tochtvrij zou zijn. Hoe het ook zij, nu beklaagde hier geen bemoeienis mee heeft gehad, kan zij daar in tuchtrechtelijke opzicht ook niet verantwoordelijk voor worden gehouden.

5.6. Dan resteert de vraag of er door beklaagde ten aanzien van de operaties als zodanig nalatig heeft gehandeld. In dat verband heeft beklaagde erop gewezen dat uit sectie door de dierenarts-eigenaar van de praktijk is gebleken dat de ingrepen lege artis zijn uitgevoerd, dat er geen nabloedingen zijn opgetreden en dat er bij het volledig controleren van de darmtractus geen darmbeschadigingen zijn waargenomen. Ter onderbouwing van dit verweer is een brief van de betreffende dierenarts-eigenaar in het geding gebracht, die heeft geschreven dat de buikorganen door hem grondig zijn geïnspecteerd, dat aan het maagdarmkanaal geen beschadigingen zijn geconstateerd, dat er geen fibrine of verklevingen zijn aangetroffen en er aldus geen aanwijzingen zijn gebleken voor een darmperforatie met secundair een buikvliesontsteking.

5.7. Naar het oordeel van het college valt uitermate te betreuren dat er geen uitgebreidere sectie door een onafhankelijke instantie is verricht en dat er geen definitieve doodsoorzaak is vastgesteld, waarbij in het midden wordt gelaten wie of wat hieraan debet is geweest. Thans bestaat er dus geen zekerheid omtrent de precieze doodsoorzaak. Doordat er geen uitgebreidere sectie c.q. histologisch onderzoek is verricht, valt evenmin nog na te gaan wanneer (voor of na overlijden), hoe en eventueel door wie er darminhoud vrij in de buik van de konijnen terecht heeft kunnen komen. Een en ander brengt evenwel voor beklaagde mee dat niet bewezen kan worden geacht dat zij bij de operaties nalatig heeft gehandeld, noch dat zij voor de nadien ontstane complicaties en het overlijden van de konijnen verantwoordelijk kan worden gehouden.

5.8. Voor zover klaagster haar ongenoegen heeft geuit over de wijze waarop beklaagde

naderhand over deze kwestie heeft gecommuniceerd, heeft te gelden dat naar vaste jurisprudentie van het college klachten over de communicatie c.q. bejegening van een diereigenaar door een dierenarts in beginsel buiten de reikwijdte van het veterinair tuchtrecht vallen en dat daarover niet kan worden geklaagd. Bijzondere omstandigheden om van deze hoofdregel af te wijken zijn niet gebleken.

5.9. Op grond van hetgeen hiervoor is overwogen zal de klacht ongegrond worden verklaard.

6. DE BESLISSING

Het College:

verklaart de klacht ongegrond.

Aldus vastgesteld te ‘s- Gravenhage door mr. G.J. van Muijen, voorzitter, en door de leden drs. Th.A.M. Witjes, drs. J. Hilvering, drs. J.A.M. van Gils en drs. M. Lockhorst, in  tegenwoordigheid van mr. J.B.M. Keijzers, secretaris.

Uitgesproken in het openbaar op 24 februari 2011 door mr. G.J. van Muijen, voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. J.B.M. Keijzers, secretaris.

mr. J.B.M. Keijzers            mr. G.J. van Muijen