ECLI:NL:TDIVTC:2011:YF0316 Veterinair Tuchtcollege 's-Gravenhage 2009/102

ECLI: ECLI:NL:TDIVTC:2011:YF0316
Datum uitspraak: 24-02-2011
Datum publicatie: 14-03-2011
Zaaknummer(s): 2009/102
Onderwerp: Katten
Beslissingen: Gegrond met berisping
Inhoudsindicatie: Beklaagde reageert onvoldoende adequaat op symptomen die op uitdroging en ernstige nierproblemen bij een kat kunnen duiden. Gegrond. Volgt berisping.

X, klager

tegen

Y, beklaagde

1. DE PROCEDURE

Het college heeft kennisgenomen van de klacht, het verweer, de repliek en de dupliek. De mondelinge behandeling vond plaats op 27 januari 2011. Van partijen is alleen klager  verschenen, tezamen met zijn partner.

2. DE KLACHT

De klacht houdt in, samengevat, dat beklaagde de kat van klager niet naar behoren heeft onderzocht en behandeld. 

3. DE VOORGESCHIEDENIS

3.1. De zaak heeft betrekking op de kat van klager, een Europese korthaar met de naam XXXXX, geboren 15 mei 1995, die op enig moment plasproblemen kreeg, in verband waarmee klager met beklaagde een afspraak heeft gemaakt voor een consult.

3.2. Niet geheel duidelijk is hoeveel consulten er in verband met de plasproblemen van de kat precies hebben plaatsgevonden. Het college heeft begrepen dat klager zich op het standpunt stelt dat er in dat kader drie consulten hebben plaatsgevonden, terwijl beklaagde van twee consulten uitgaat. Het college volgt bij gebrek aan duidelijkheid hierover de handgeschreven patiëntenkaart, waaruit blijkt dat er in dit verband twee consulten hebben plaatsgevonden, te weten op 29 september 2009 en 28 oktober 2009, ten aanzien van welke consulten het college het diergeneeskundig handelen van beklaagde zal beoordelen. In zijn verweerschrift wordt door beklaagde overigens een datum genoemd -29 augustus 2009- die niet correspondeert met de data op de patiëntenkaart, maar het college gaat er vanuit dat hier sprake is van een kennelijke verschrijving en dat beklaagde 29 september 2009 heeft bedoeld.

3.3. Met betrekking tot dat consult op 29 september 2009 is niet in geschil dat beklaagde zowel de kat als de meegebrachte urine heeft onderzocht. Uit het verweerschrift leidt het college af dat beklaagde een blaasontsteking als diagnose heeft gesteld en een antibioticakuur voorgeschreven, alsmede geadviseerd om de kat op een nierdieet te zetten.

3.4. Met betrekking tot het consult op 28 oktober 2009 is niet in geschil dat klager daarbij zonder kat maar wel met een buisje urine is verschenen. Uit het verweerschrift leidt het college af dat beklaagde de meegebrachte urine heeft onderzocht en op basis van de slechte uitslag daarvan en de aanwezigheid van bloed in de urine uit is gegaan van een blaasontsteking als gevolg van blaasgruis en dat een daarop gericht struvietdieet is voorgeschreven, welk dieet de kat –naar later is gebleken- niet wilde eten.

3.5. Vanaf 2 november 2009 is klager met zijn kat naar een andere dierenarts gegaan, die constateerde dat het dier een erg slecht gebit had en die urine- en bloedonderzoek heeft gedaan, waaruit ernstig nierfalen is gebleken. In overleg is vervolgens besloten tot euthanasie.

4. HET VERWEER

Beklaagde heeft gemotiveerd verweer gevoerd. Op dit verweer zal hierna, voor zover nodig, worden ingegaan.

5. DE BEOORDELING

5.1. In het geding is of beklaagde tekort is geschoten in de zorg die hij als dierenarts had behoren te betrachten ten opzichte van de kat van klager, met betrekking tot welk dier zijn hulp was ingeroepen.

5.2. Het college stelt voorop dat de patiëntenkaart door beklaagde zeer summier is ingevuld en nauwelijks bruikbaar is om te kunnen dienen ter vast stelling van hetgeen er aan onderzoek en behandeling tijdens de bewuste consulten precies heeft plaatsgevonden. Beklaagde wordt dan ook aanbevolen om uitgebreider van bevindingen en de ingezette behandeling bij een consult verslag te doen. Niettegenstaande de gebrekkige verslaglegging staat tussen partijen vast dat beklaagde op 29 september 2009 de kat alsmede de meegebrachte urine heeft onderzocht en geldt dat beklaagde in zijn verweerschrift alsnog zijn bevindingen bij de consulten nader heeft beschreven.

5.3. Beklaagde heeft met betrekking tot het consult op 29 september 2009 beschreven dat er sprake was van een pijnlijke blaas, lichte verhoging en een slechte turgor en dat het urineonderzoek een laag soortelijk gewicht (1010) en veel leucocyten opleverde. Hoewel beklaagde behalve aan een blaasontsteking –waarvoor antibiotica werd voorgeschreven- kennelijk toch ook aan nierproblemen heeft gedacht, is het college van oordeel dat hij qua onderzoek en behandeling onvoldoende adequaat op de door hemzelf beschreven symptomen heeft gereageerd. Die symptomen leveren, zeker in combinatie met de leeftijd van de kat, naar het oordeel van het college een zodanig sterke verdenking op voor een ernstig nierprobleem, dat beklaagde bij het consult op 29 september 2009 in de gegeven omstandigheden niet mocht volstaan met het enkele advies de kat op een nierdieet te zetten. Naar het oordeel van het college lag toen reeds nadere diagnostiek c.q. een bloedonderzoek in de rede althans had er in ieder geval op korte termijn een controleafspraak moeten worden gemaakt om te evalueren of het geadviseerde dieet wel voldoende effect sorteerde en of er geen nader onderzoek en een ander behandelplan zou moeten worden ingesteld. Door een kat in deze omstandigheden, waaronder een slechte turgor, die op uitdroging kan wijzen, met slechts een advies voor een nierdieet mee naar huis te geven zonder verdere vervolgafspraak of instructies, heeft beklaagde de situatie naar het oordeel van het college te zeer op zijn beloop gelaten en is hij tekort geschoten in de zorg die hij jegens de kat had behoren te betrachten.

5.4. Bij het consult op 28 oktober 2009 is klager alleen met de urine van de kat op de praktijk langs geweest. Niettemin wist beklaagde althans had hij bij een deugdelijke verslaglegging kunnen weten dat ongeveer een maand eerder symptomen bestonden die op ernstig nierfalen konden duiden. Gelet hierop en nu de uitslag van het urineonderzoek wederom slecht bleek te zijn, had beklaagde klager bijvoorbeeld kunnen adviseren met de kat zelf terug te komen en zich, behalve op een blaasontsteking als gevolg van blaasgruis, ook kunnen richten op eventuele nierproblemen. Waar beklaagde overigens stelt dat klager bij het eerder consult op 29 september 2009 een nierdieet zou hebben geweigerd en dat hij niet specifiek om een nader onderzoek naar de nierfunctie had verzocht, heeft klager gesteld dat hij wel degelijk heeft getracht de kat in de tussentijd een nierdieet te geven maar dat de kat de brokken vanwege zijn slechte gebit niet kon eten, ook niet toen deze later werden vervangen door zachte brokken. Klager heeft ter zitting tevens nog gesteld dat beklaagde de bek van de kat tijdens het consult op 29 september 2009 niet heeft geïnspecteerd. Hoe het ook zij, ook als klager niet expliciet om een nader onderzoek naar de nierfuncties zou hebben verzocht en zelfs als waar zou zijn dat klager een advies om een nierdieet te geven heeft geweigerd, is het college in ieder geval van oordeel dat beklaagde vanaf het consult op 29 september 2009 meer eigen initiatief had mogen tonen, dat hij te lichtvaardig met de situatie is omgegaan en dat hij aldus zijn zorgplicht jegens de kat heeft geschonden.

5.5. Op grond van hetgeen hiervoor is overwogen is de klacht gegrond. Het college acht het opleggen van na te melden maatregel passend en geboden.

6. DE BESLISSING

Het College:

verklaart de klacht gegrond;

geeft beklaagde daarvoor een berisping, als bedoeld in artikel 16, lid 1 sub b van de Wet op de uitoefening van de diergeneeskunde 1990.

Aldus vastgesteld te ‘s- Gravenhage door mr. G.J. van Muijen, voorzitter, en door de leden drs. Th.A.M. Witjes, drs. J. Hilvering, drs. J.A.M. van Gils en drs. M. Lockhorst, in  tegenwoordigheid van mr. J.B.M. Keijzers, secretaris.

Uitgesproken in het openbaar op 24 februari 2011 door mr. G.J. van Muijen, voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. J.B.M. Keijzers, secretaris.

mr. J.B.M. Keijzers            mr. G.J. van Muijen