ECLI:NL:TDIVTC:2011:YF0313 Veterinair Tuchtcollege 's-Gravenhage 2009/49

ECLI: ECLI:NL:TDIVTC:2011:YF0313
Datum uitspraak: 27-01-2011
Datum publicatie: 08-03-2011
Zaaknummer(s): 2009/49
Onderwerp: Honden
Beslissingen: Ongegrond
Inhoudsindicatie: Beklaagde trekt bij een van de honden van klagers de onderste snijtandjes. Het College deelt de visie van beklaagde dat het verwijderen van loszittende elementen geïndiceerd was. Onvoldoende bewezen dat klagers vooraf niet volledig en naar behoren over de behandeling zijn geïnformeerd. Ongegrond.

X en Y, klagers

tegen

Z, beklaagde.

1. DE PROCEDURE

Het college heeft kennisgenomen van de klacht, het verweer, de repliek en de dupliek. De mondelinge behandeling vond plaats op 23 december 2010. Klagers waren daarbij aanwezig. Beklaagde is eveneens verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde, mevr. W.

2. DE KLACHT

De klacht heeft betrekking op het feit dat er bij een van de honden van klagers de onderste snijtandjes zijn getrokken, zonder dat klagers daarover vooraf zijn geïnformeerd en zonder dat hun toestemming is gevraagd.

3. DE FEITEN

Klagers hebben op 29 mei 2009 hun honden XXXX en YYYY naar de praktijk gebracht waar beklaagde destijds werkzaam was voor een gebitsbehandeling. Na de behandeling hebben klagers de honden opgehaald en geconstateerd dat bij XXXX de onderste snijtandjes aan de voorkant waren verwijderd.

4. HET VERWEER

Beklaagde heeft gemotiveerd verweer gevoerd. Op dit verweer zal hierna, voor zover nodig, worden ingegaan.

5. DE BEOORDELING

5.1. In geding is de vraag of beklaagde te kort is geschoten in de zorg die zij als dierenarts had behoren te betrachten ten opzichte van de hond van klagers, met betrekking tot welk dier haar hulp was ingeroepen.

5.2. Uit de stukken is gebleken dat niet beklaagde, maar een collega dierenarts de gebitsbehandeling bij de hond XXXX feitelijk heeft uitgevoerd. Nu in het veterinair tuchtrecht een dierenarts alleen op zijn of haar eigen diergeneeskundige handelingen kan worden aangesproken, kan beklaagde in tuchtrechtelijke zin dus geen verwijt worden gemaakt aangaande het feitelijk verwijderen van de betreffende gebitselementen. Het college gaat er overigens vanuit, nu er geen aanwijzingen zijn die op het tegendeel duiden, dat de getrokken gebitselementen inderdaad los hebben gezeten en deelt de visie van beklaagde dat het verwijderen van loszittende elementen geïndiceerd is, om te voorkomen dat er bacteriën via de open holtes (de kassen) in de bloedbaan en het lichaam terecht komen en daar ontstekingen veroorzaken.

5.3. Hoewel beklaagde ten aanzien van het verwijderen van de gebitselementen niet de behandelend dierenarts is geweest, was zij wel betrokken bij een consult dat op 5 februari 2009, derhalve meer dan drie en een halve maand eerder, plaatsvond en waarbij over de noodzaak van een gebitsbehandeling is gesproken. Van de zijde van klagers is gesteld dat daarbij alleen over een gebitsreiniging is gesproken en niet over het trekken van kiezen of tanden, maar beklaagde heeft dit betwist en gesteld dat zij het begrip ‘gebitssanering’ heeft gebezigd en duidelijk heeft uitgelegd dat daarbij mogelijk ook loszittende gebitselementen zouden worden verwijderd en dat klagers aldus vooraf wisten dat dit kon gebeuren. Beklaagde stelt dat bij een consult op 21 april 2009 door haar opnieuw de noodzaak van een gebitssanering aan de orde is gesteld en dat er toen een afspraak door klagers is gemaakt. Beklaagde heeft voorts nog gesteld dat de assistente van de praktijk bij de intake van de honden op 29 mei 2009 aan de balie nog heeft gevraagd of er gebitselementen mochten worden getrokken, waarop bevestigend is geantwoord, hetgeen overigens ook op de patiëntenkaart van XXXX staat vermeld.

5.4. Gelet op de tegenstrijdige lezingen die er door partijen zijn gegeven en bij gebrek aan aanvullend bewijs is niet met voldoende zekerheid kunnen blijken dat klagers vooraf niet volledig en naar behoren over de behandeling zijn geïnformeerd en dat zij niet wisten althans niet konden weten dat er mogelijk gebitselementen zouden worden getrokken. Hier komt bij dat het extraheren van de loszittende gebitselementen ook naar het oordeel van het college geïndiceerd was, dat beklaagde welbeschouwd alleen in de communicatieve sfeer bij deze zaak betrokken is geweest en dat klachten over de communicatie in beginsel buiten de reikwijdte van het veterinair tuchtrecht vallen. Bijzondere omstandigheden om van deze regel af te wijken zijn niet gebleken. Op grond van het vorenstaande wordt de klacht ongegrond verklaard.

6. DE BESLISSING

Het College:

verklaart de klacht ongegrond.

Aldus vastgesteld te ‘s- Gravenhage door mr. G.J. van Muijen, voorzitter, en door de leden drs. J.A.A.M. van Erp, drs. Th.A.M. Witjes, drs. J.A.M. van Gils en drs. B.A.M. Austie, in  tegenwoordigheid van mr. J.B.M. Keijzers, secretaris.

Uitgesproken in het openbaar op 27 januari 2011 door mr. G.J. van Muijen, voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. J.B.M. Keijzers, secretaris.

mr. J.B.M. Keijzers             G.J. van Muijen