ECLI:NL:TDIVTC:2011:YF0311 Veterinair Tuchtcollege 's-Gravenhage 2009/17

ECLI: ECLI:NL:TDIVTC:2011:YF0311
Datum uitspraak: 27-01-2011
Datum publicatie: 08-03-2011
Zaaknummer(s): 2009/17
Onderwerp: Katten
Beslissingen: Ongegrond
Inhoudsindicatie: Beklaagde wordt verweten zonder toestemming bij twee katten diverse kiezen te hebben getrokken, terwijl er bij een kat restantwortels zouden zijn achtergebleven. Naar het oordeel van het college was de behandeling geïndiceerd en is onvoldoende komen vast te staan dat klaagster vooraf niet of onvolledig over de behandeling is geïnformeerd. Ook niet bewezen dat beklaagde voor achtergebleven restantwortels verantwoordelijk is. Ongegrond.

X, klaagster

tegen

Y, beklaagde

1. DE PROCEDURE

Het college heeft kennisgenomen van de klacht, het verweer, de repliek en de dupliek. De mondelinge behandeling vond plaats op 23 december 2010. Klaagster heeft zich wegens ziekte voor de zitting afgemeld en werd vertegenwoordigd door mevr. Z. Beklaagde is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde, mevr. mr. W.

2. DE KLACHT 

Beklaagde wordt verweten dat zij zonder toestemming bij twee katten van klaagster diverse kiezen heeft getrokken, terwijl er bij een van die katten restantwortels zijn achtergebleven, die tot ontstekingen en uiteindelijk tot het overlijden van deze kat hebben geleid.

3. DE FEITEN

3.1. Het gaat in deze zaak om de gebitsbehandelingen die op 6 maart 2009 door beklaagde bij de twee katten van klaagster, genaamd XXXX en YYYY, zijn uitgevoerd. De afspraak daartoe was enkele dagen eerder door klaagster met een collega van beklaagde gemaakt, tijdens een consult dat plaatsvond in het kader van de jaarlijkse vaccinaties.

3.2. Beklaagde heeft op 6 maart 2009 op basis van de door haar collega gemaakte notitie op de patiëntenkaart, die inhield dat er een ‘gebitssanering’ diende plaats te vinden, tandsteen bij de katten verwijderd en daarnaast alle loszittende gebitselementen geëxtraheerd. Klaagster heeft vervolgens bij het ophalen van de katten geconstateerd dat er kiezen c.q. tanden waren getrokken en haar ongenoegen daarover geuit, stellende dat dit niet was afgesproken en dat zij daar geen toestemming voor had gegeven.

3.3. In de periode hierna is klaagster met de kat XXXX naar een andere dierenartsenpraktijk gegaan, waar werd geconstateerd dat zijn gebit ontstoken was en dat er wortelresten in de kaak aanwezig waren. Er is pijnstillende medicatie en antibiotica toegediend en enige dagen later zijn er operatief restantwortels verwijderd. De kat is mee naar huis gegaan, maar de problemen (niet willen eten en overgeven) bleven aanhouden. XXXX is vervolgens opnieuw opgenomen en aan een infuus gelegd, maar op 20 maart 2009 overleden.

4. HET VERWEER

Beklaagde heeft gemotiveerd verweer gevoerd. Op dit verweer zal hierna, voor zover nodig, worden ingegaan.

5. DE BEOORDELING

5.1. In geding is de vraag of beklaagde te kort is geschoten in de zorg die zij als dierenarts had behoren te betrachten ten opzichte van de katten van klaagster, met betrekking tot welke dieren haar hulp was ingeroepen.

5.2. Het college acht op basis van de overgelegde patiëntenkaarten de conclusie gerechtvaardigd dat de katten en dan met name XXXX, in het verleden niet vrij van gebitsklachten zijn geweest. Zo blijkt uit de patiëntenkaart dat bij XXXX in mei 2008, komend uit een asiel met een gebit waar reeds diverse elementen uit waren verwijderd, vastgesteld dat er sprake was uitgebreide gingivitis, dat het moeilijk kunnen eten voor deze kat in het verleden een terugkerend probleem betrof en dat door beklaagde in juni 2008 reeds werd geadviseerd de kiezen rechtsboven te laten trekken, waar klaagster op dat moment echter niet mee akkoord ging omdat zij daarover eerst elders een second opinion wilde vragen. Ook bij de kat YYYY werd volgens de patiëntenkaart door de collega van beklaagde bij het consult op 4 maart 2009 vastgesteld dat er sprake was van veel tandsteen en gingivitis en werd besmetting met het Calicivirus niet uitgesloten.

5.3. Mede gelet op de medische voorgeschiedenis en nu er geen aanwijzingen zijn voor het tegendeel, gaat het college er vanuit dat beklaagde op 6 maart 2009 bij inspectie van het gebit van de beide katten naast veel tandsteen en gingivitis ook diverse loszittende gebitselementen heeft geconstateerd. Het college deelt de visie van beklaagde dat loszittende elementen er toe kunnen leiden dat er bacteriën via de kiesholtes (de kassen) in de bloedbaan en aldus in het lichaam terecht kunnen komen en daar ontstekingen in diverse organen kunnen veroorzaken. Met beklaagde is het college dan ook van oordeel dat het veterinair gezien geïndiceerd was om naast het verwijderen van tandsteen c.q. tandplak de loszittende gebitselementen te extraheren en hebben de katten aldus een behandeling gehad die aangewezen en in het belang van hun welzijn en gezondheid was.

5.4. Met betrekking tot de stelling van klaagster dat zij geen toestemming voor het trekken van de gebitselementen heeft gegeven, zijn door partijen afwijkende standpunten ingenomen. Waar klaagster stelt dat vooraf slechts was afgesproken dat het gebit van de katten zou worden gereinigd en dat er antibioticum zou worden toegediend, heeft beklaagde gesteld en ter zitting nog benadrukt dat haar collega tijdens het consult op 4 maart 2009 met klaagster heeft besproken dat er een gebitsanering zou plaatsvinden en heeft uitgelegd dat zulks ook inhield dat er eventueel loszittende elementen zouden worden getrokken, waartegen geen bezwaar is gemaakt, op grond waarvan het vragen van toestemming niet meer aan de orde was. Gelet op de tegenstrijdige lezingen kunnen de feiten op dit punt niet worden vastgesteld en kan niet worden geoordeeld welke lezing voor juist moet worden gehouden. Aldus kan door het college niet met zekerheid worden aangenomen dat klaagster vooraf niet naar behoren over de behandeling is geïnformeerd. Voorts geldt dat dit verwijt niet op beklaagde maar op een collega dierenarts en daarnaast welbeschouwd op de communicatie betrekking heeft, een onderwerp dat in beginsel buiten de reikwijdte van het veterinair tuchtrecht valt, zeker als daardoor de gezondheidszorg voor het dier geen schade heeft ondervonden. Resumerend hebben de katten naar het oordeel van het college een behandeling gehad die geïndiceerd was, is onvoldoende komen vast te staan dat klaagster vooraf niet of onvolledig zou zijn geïnformeerd over de behandeling en geldt dat verwijten omtrent de communicatie in beginsel buiten de reikwijdte van het veterinair tuchtrecht vallen, terwijl geen bijzondere omstandigheden zijn gebleken om van deze hoofdregel af te wijken.

5.5. Dan wordt beklaagde verweten dat door haar toedoen kiesrestanten in de kaak van de kat XXXX zijn achtergebleven, die tot ontstekingen, pijn en uiteindelijk tot diens overlijden hebben geleid. Beklaagde heeft dienaangaande echter gesteld dat zij bij iedere getrokken kies zorgvuldig heeft geïnspecteerd of deze volledig (met wortels en afgeronde punten) was verwijderd. Voorts heeft beklaagde aangevoerd dat zij, toen zij op 12 maart 2009 tijdens een telefoongesprek van klaagster vernam dat de opvolgend dierenarts wortelrestanten had waargenomen, heeft aangedrongen op een röntgenfoto van de kaken, opdat de beweringen door haar konden worden geverifieerd, aan welk verzoek kennelijk niet is voldaan, terwijl de kat voorts aan de verdere zorg door beklaagde is onttrokken. Ook voor het college is onvoldoende controleerbaar welke elementen het betrof en waar exact de restanten door de opvolgend dierenarts werden aangetroffen. Overigens blijkt uit de patiëntenkaart dat deze kat, komend uit een asiel, door klaagster in mei 2008 voor het eerst bij de praktijk waar beklaagde werkzaam was is aangeboden, waarbij werd vastgesteld dat kort daarvoor en waarschijnlijk op het asiel reeds diverse gebitselementen aan de linkerkant waren verwijderd, en dat in de daarop volgende periode bij deze kat al vaker eetproblemen zijn geconstateerd. Op grond van het voorgaande kan naar het oordeel van het college niet met zekerheid worden aangenomen dat beklaagde verantwoordelijk is of dient te worden gehouden voor de na de gebitsbehandeling ontstane complicaties en het overlijden van deze kat.

5.6. Op grond van hetgeen hiervoor is overwogen wordt de klacht ongegrond verklaard.

6. DE BESLISSING

Het College:

verklaart de klacht ongegrond.

Aldus vastgesteld te ‘s- Gravenhage door mr. G.J. van Muijen, voorzitter, en door de leden drs. J.A.A.M. van Erp, drs. Th.A.M. Witjes, drs. J.A.M. van Gils en drs. B.A.M. Austie, in  tegenwoordigheid van mr. J.B.M. Keijzers, secretaris.

Uitgesproken in het openbaar op 27 januari 2011 door mr. G.J. van Muijen, voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. J.B.M. Keijzers, secretaris.

mr. J.B.M. Keijzers            mr. G.J. van Muijen