ECLI:NL:TAHVD:2011:YA2989 Hof van Discipline 's-Hertogenbosch 5680

ECLI: ECLI:NL:TAHVD:2011:YA2989
Datum uitspraak: 07-02-2011
Datum publicatie: 15-07-2012
Zaaknummer(s): 5680
Onderwerp: Wat een behoorlijk advocaat betaamt, subonderwerp: Niet voldoen
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Verweerder behaalt geen opleidingspunten. Evenwel ...schending van onvoldoende gewicht gezien gehoorproblemen, bijzondere praktijk. ongegrond.

7 februari 2011

No. 5680

Hof van Discipline

Beslissing

naar aanleiding van het hoger beroep van

verweerder

tegen:

De Deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam,

de Deken.

1. Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst naar de beslissing van de Raad van Discipline in het ressort ’s Gravenhage (verder: de raad) van 7 december 2009, onder nummer R.3277/09.109, aan partijen toegezonden op 10 december 2009, waarbij een bezwaar van de deken tegen verweerder gegrond is verklaard en de maatregel van voorwaardelijke schorsing in de uitoefening van de praktijk voor de duur van 6 maanden is opgelegd.

2. Het geding in hoger beroep

2.1 De memorie waarbij verweerder van deze beslissing in hoger beroep is gekomen, is op 5 januari 2010 ter griffie van het hof ontvangen.

2.2 Het hof heeft voorts kennis genomen van:

- de stukken van de eerste aanleg;

- de antwoordmemorie van de deken;

- de brief aan het hof van 11 november 2010 van mr. X., gemachtigde van verweerder;

- de op 19 november 2010 door verweerder aan het hof toegezonden pleitnotities.

2.3 Het hof heeft de zaak mondeling behandeld ter openbare zitting van 29 november 2010, waar zijn verschenen verweerder, vergezeld van zijn gemachtigde, alsmede de deken. De gemachtigde van verweerder heeft gepleit aan de hand van overgelegde pleitnotities.

3. De klacht

De klacht houdt in dat verweerder niet voldoet aan de Verordening op de Permanente Opleiding 2000.

4. De feiten

De in de bestreden beslissing vastgestelde feiten zijn niet aangevochten zodat deze ook het hof tot uitgangspunt dienen.

5. De beoordeling

5.1 De grief van verweerder dat het hof geen rechtsmacht heeft, gaat niet op. De bevoegdheid van het hof om in hoger beroep over de klacht te beslissen volgt uit artikel 56 van de Advocatenwet. Verweerder heeft geen argumenten aangevoerd die tot een andere slotsom zouden kunnen leiden; de - algemene - bevoegdheid van de bestuursrechter - wat er zij van hetgeen verweerder daaromtrent heeft aangevoerd - moet wijken voor de speciale regeling in de Advocatenwet.

5.2 Vervolgens heeft verweerder gevraagd de deken in zijn klacht niet-ontvankelijk te verklaren, althans deze af te wijzen, althans – kort gezegd – elke tuchtrechtelijke maatregel achterwege te laten. In verband daarmee overweegt het hof het volgende over de omstandigheden van het geval.

5.3 Verweerder, thans 87 jaar, is sinds 1983 ingeschreven als advocaat. Voorafgaand aan die inschrijving is hij onder meer werkzaam geweest als wetenschappelijk hoofdmedewerker aan de juridische faculteit van de Leidse Universiteit. Ook is hij werkzaam geweest voor de universiteiten van Delft en Rotterdam. Volgens zijn mededelingen ter zitting staat verweerder relaties meestal voor langere periode bij en bedient hij thans ongeveer 30 cliënten. De deken heeft ter zitting meegedeeld dat van klachten omtrent de vakbekwaamheid van verweerder niet is gebleken. In verband met beperkingen van het gehoor is in 1997 aan verweerder ontheffing verleend van de verplichting tot het behalen van opleidingspunten. De omstandigheden zijn sindsdien niet veranderd. Ook nu ondervindt verweerder nog beperkingen in zijn gehoorvermogen.

5.4 Het hof stelt voorop dat advocaten – dus ook verweerder - dienen te voldoen aan de voor hen geldende verplichtingen uit verordeningen als bedoeld in en vastgesteld conform de artikelen 28 en 29 van de Advocatenwet. Hiertoe behoorde tot voor kort de Verordening op de Permanente Opleiding 2000, waarvoor per 1 januari 2010 de Verordening op de vakbekwaamheid in de plaats is getreden. Deze verordening ziet onder meer op de ontwikkeling van de kennis en kunde van de advocaat. Om deze kennis en kunde ook voor de buitenwereld aantoonbaar op peil te houden, is de advocaat verplicht jaarlijks ten minste 20 opleidingspunten te behalen.

5.5 Vast staat dat verweerder de in de verordeningen bedoelde opleidingspunten in de aan de orde zijnde kalenderjaren niet heeft behaald. Daarmee is gegeven dat sprake is van normschending.

5.6 Het hof acht de daarop gebaseerde klacht echter van onvoldoende gewicht, gelet op de uitzonderlijke omstandigheden van het geval. De redenen daarvoor zijn gelegen in de beperkte omvang van het cliëntenbestand van verweerder, de afwezigheid van klachten over de vaktechnische kwaliteit van zijn werkzaamheden, zijn affiniteit met de rechtswetenschap zoals blijkt uit zijn loopbaan, en de nog steeds voortdurende gehoorproblemen in verband waarmee – zoals hij onbestreden heeft aangevoerd – het volgen van opleidingsbijeenkomsten weinig rendement voor hem oplevert.

5.7 Het voorgaande leidt het hof tot ongegrondbevinding van de klacht. De overige grieven kunnen buiten bespreking blijven. Voor de door verweerder verzochte veroordeling van de deken tot betaling van de door verweerder gemaakte kosten bestaat geen wettelijke grondslag.

6. De beslissing

Het hof:

- vernietigt de beslissing van de Raad van Discipline;

en, opnieuw rechtdoende:

- verklaart de klacht ongegrond;

- wijst af hetgeen appellant meer of anders heeft verzocht.

Aldus gewezen door mr. C.J.J. van Maanen, voorzitter, mrs. G.W.S. de Groot, G.J. Niezink, P.H. Holthuis en E. Schutte, leden, in tegenwoordigheid van mr. I.F. Schouwink, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 7 februari 2011.