ECLI:NL:TAHVD:2011:YA1468 Hof van Discipline 's-Hertogenbosch 5899

ECLI: ECLI:NL:TAHVD:2011:YA1468
Datum uitspraak: 14-01-2011
Datum publicatie: 29-03-2011
Zaaknummer(s): 5899
Onderwerp:
  • Aanwijzing, subonderwerp: Artikel 13 Advocatenwet: aanwijzing van een advocaat
  • Tuchtprocesrecht, subonderwerp: Hoger beroep niet mogelijk
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Beklag niet-ontvankelijk wegens termijnoverschrijding.

14 januari 2011

No. 5899

Hof van Discipline

Beslissing

naar aanleiding van het beklag van

klager

tegen:

De Deken van de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederland,

hierna: de deken.

1. Het verzoek als bedoeld in art. 13 lid 1 Advocatenwet

Klager heeft bij de deken een verzoek ingediend tot aanwijzing van een advocaat in zaken waarin vertegenwoordiging door een advocaat is voorgeschreven. Bij brief van 11 augustus 2010 heeft de deken, zakelijk weergegeven, afwijzend beslist. In een klaagschrift gedateerd 24 september 2010 heeft klager zich beklaagd over het feit dat de deken heeft geweigerd een advocaat aan te wijzen.

2. Het geding bij het hof

2.1  Het klaagschrift is op 24 september 2010 ter griffie van het hof ontvangen.

2.2 Het hof heeft voorts kennis genomen van:

- de stukken van de eerste aanleg;

- een brief van 5 november 2010 van de deken aan het hof, met als bijlage een conclusie van antwoord met bijlagen ten behoeve van de zitting van 12 november 2010;

- een brief met bijlagen van klager aan het hof van 9 november 2010, en twee brieven zonder bijlagen van 6 en 11 november 2010.

2.3  Het hof heeft de zaak mondeling behandeld op 12 november 2010, waar klager en, namens de deken, mr B. zijn verschenen.

3. Het beklag

Klager beklaagt zich erover dat de deken zijn verzoek om een advocaat aan te wijzen heeft afgewezen. Hij stelt zakelijk weergegeven dat mr. X die op verzoek van de deken zich over de zaak heeft gebogen, niet met een toevoeging werkt.

4. De feiten

Klager heeft eerder de deken verzocht om aanwijzing van een Haagse advocaat voor bijstand aan klager in geschillen en procedures tussen hem en zijn ex-echtgenote. De verzoeken zijn afgewezen bij brieven van 7 en 18 december 2009. Naar aanleiding van het beklag dienaangaande oordeelde het hof in zijn beslissing van 29 maart 2010 (nr. 5683) dat – behoudens een geschil over de hoogte van de beslagvrije voet waarvoor bijstand van een advocaat niet nodig werd geoordeeld - op de andere verzoeken nog niet in de zin van artikel 13 Advocatenwet was beslist, zodat het beklag in zoverre als prematuur niet-ontvankelijk werd verklaard.

Naar aanleiding van deze “overige” verzoeken heeft zich een correspondentie tussen klager en de deken ontwikkeld die samengevat ertoe heeft geleid dat de deken mr. X, advocaat in Den Haag, heeft aangezocht – niet: aangewezen op de voet van artikel 13 Advocatenwet - om de door klager verlangde bijstand te verlenen. Mr. X heeft laten weten geen zaken op basis van toevoeging te behandelen. Onder bepaalde condities bleek zij bereid te zijn de desbetreffende zaken van klager te beoordelen, hem aan de hand van haar bevindingen te adviseren en zo daartoe aanleiding zou bestaan de zaken voor hem te behandelen. Deze condities hielden het volgende in: de feitelijke kosten, zoals griffiekosten, kopieerkosten, kosten van benodigde uittreksels en dergelijke worden klager in rekening gebracht terwijl, indien op grond van een eventueel te voeren procedure aan klager gelden zouden toekomen, de verrichte werkzaamheden bij hem in rekening zouden worden gebracht.

Klager was niet bereid om op deze voorwaarden in te gaan, waarna mr. X haar werkzaamheden in deze als beëindigd heeft beschouwd.

4. De beoordeling van de ontvankelijkheid van het beklag

4.1 De deken heeft zich primair op het standpunt gesteld dat klager niet-ontvankelijk is in zijn beklag, nu hij zijn beklag niet tijdig bij het hof heeft ingediend. Dienaangaande wordt het volgende overwogen.

Ingevolge art. 13 lid 3 Advocatenwet staat gedurende zes weken na bekendmaking van de beschikking van de deken, in dit geval de verzending van de brief van 11 augustus 2010, de mogelijkheid van beroep open. De eerste dag van de beroepstermijn was donderdag 12 augustus 2010 en die termijn eindigde op woensdag 22 september 2010. Het beklag d.d. 24 september 2010 is aldus te laat ingediend.

Klager voert aan dat de beslissing hem pas op 19 augustus 2010 bekend is geworden, maar dit kan hem niet baten. De beroepstermijn begint te lopen vanaf het moment van bekendmaking; niet vanaf het moment waarop de beslissing klager bekend wordt. De beslissing van 11 augustus 2010 is bovendien blijkens het opschrift c.c. op die dag per e-mail naar het adres van klager gezonden. Dat hij mogelijk niet direct na de ontvangst van de beschikking daarvan kennis heeft genomen of kunnen nemen leidt niet tot verlenging van de beroepstermijn. Nu overigens niet van een verschoonbare overschrijding door klager van deze termijn is gebleken, is klager niet-ontvankelijk in zijn beklag. De door partijen naar voren gebrachte argumenten van inhoudelijke aard zijn niet van invloed op deze beslissing.

5. De beslissing

Het hof

verklaart klager in zijn beklag tegen de beschikking van de Deken van de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden van 11 augustus 2010 niet-ontvankelijk.

Aldus gewezen door mr. W.H.B. den Hartog Jager, voorzitter, mrs. W.M. Poelmann, J.S.W. Holtrop, A.J.M.E. Arpeau, G.J. Niezink, leden, in tegenwoordigheid van mr. N.A.M. Sinjorgo, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 14 januari 2011.