ECLI:NL:TADRSHE:2011:YA2357 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch H 65 - 2011

ECLI: ECLI:NL:TADRSHE:2011:YA2357
Datum uitspraak: 12-12-2011
Datum publicatie: 23-01-2012
Zaaknummer(s): H 65 - 2011
Onderwerp:
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Kwaliteit van de dienstverlening
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Financiën
Beslissingen: Waarschuwing
Inhoudsindicatie:   Tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld door klaagster uitdrukkelijk voor te houden dat verweerster de griffierechtnota reeds aan de rechtbank had betaald, terwijl dit niet het geval was en verweerster ook nog geen nota van de rechtbank had ontvangen.  Tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld door klaagster op een beurs aan te spreken en in discussie te gaan over de openstaande nota’s, waardoor zij een situatie heeft doen ontstaan die in het bijzijn van derden kon escaleren. Klacht gegrond; waarschuwing.

H65-2011 Klacht

Raad van Discipline

In het ressort ’s-Hertogenbosch

Beslissing

inzake

de klacht van:

klaagster,

tegen

mevrouw mr. X,

verweerster,

−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−

1.         Verloop van de klachtprocedure.

Bij schrijven van 7 april 2011 heeft de deken van de orde van advocaten in het arrondissement  ´s-Hertogenbosch de stukken in bovenvermelde klachtzaak aan de raad doen toekomen welke stukken vermeld zijn in de bij voormelde brief gevoegde inventarislijst.

De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 17 oktober 2011, waarvoor partijen werden opgeroepen bij brieven van de griffier van 29 augustus  2011, waarbij aan hen werd medegedeeld dat de stukken ter inzage zouden liggen ten kantore van de griffier tot 3 oktober 2011.

Bij de mondelinge behandeling zijn klaagster en de gemachtigde van verweerster verschenen. Verweerster zelf is niet verschenen.

2.         De feiten

2.1       Het volgende is komen vast te staan:

            Verweerster heeft klaagster vanaf juli 2010 bijgestaan in een door klaagsters ex-echtgenoot aanhangig gemaakte procedure tot vermindering van alimentatie en in een procedure strekkende tot het treffen van een omgangsregeling tussen de zoon van klaagster en haar ex-echtgenoot. Omdat klaagster en haar ex-echtgenoot wilden proberen om de kwestie alsnog in goed onderling overleg te regelen, is de rechtbank na enige maanden om aanhouding verzocht. Klaagster heeft verweerster toen ook verzocht om haar werkzaamheden op te schorten. Op 4 april 2011 heeft verweerster zich als advocaat teruggetrokken. Nadat klaagster een deel van  de eerste declaratie van verweerster had betaald, kwamen partijen elkaar tegen op een beurs, waar discussie is ontstaan over  nog openstaande nota’s van verweerster.

3.         De klacht

3          De klacht houdt het volgende in:

1.         Verweerster heeft geen of nauwelijks werkzaamheden voor klaagster verricht, hetgeen in ieder geval betekent dat de door haar aan klaagster toegezonden rekening te hoog is.

2.         Verweerster heeft ten onrechte griffierechten in rekening gebracht.

3.         Verweerster heeft jegens derden mededelingen over de zaken van klaagster gedaan, waardoor zij de op haar rustende geheimhoudingsverplichting heeft geschonden.

4.         Verweerster heeft klaagster in het bijzijn van derden aangesproken over het onbetaald laten van haar declaraties en haar uitgescholden en bedreigd.

4.         Het verweer

4.         Het standpunt van verweerster houdt in:

            Ad 1

Verweerster heeft wel degelijk werkzaamheden verricht. Verweerster heeft besprekingen met klaagster gehad, stukken bestudeerd en gecorrespondeerd. De in rekening gebrachte kosten stemmen overeen met de daadwerkelijke verrichte werkzaamheden

Ad 2

Omdat namens klaagster twee verweerschriften moesten worden ingediend zou aan verweerster twee maal griffierecht in rekening worden gebracht. Het staat de advocaat vrij de griffierechten in rekening te brengen op het moment dat hij dit redelijkerwijze opportuun acht. Nadat verweerster zich op 4 april 2011 had teruggetrokken heeft zij de niet betaalde griffierechtnota gecrediteerd.

Ad 3

Verweerster heeft over de zaak van klaagster geen inhoudelijke mededelingen gedaan aan derden en haar geheimhoudingsplicht dan ook niet geschonden. De heer Van S. is tegen verweerster begonnen over de openstaande nota, maar verweerster is daarop niet ingegaan.

Ad 4

Verweerster heeft enkel aan klaagster gevraagd of zij de openstaande facturen wilde voldoen. Klaagster gaf aan niet te zullen betalen en nam een dreigende houding aan waarop verweerster heeft aangegeven dat de kwestie dan ter incasso uit handen zou worden gegeven. Verweerster heeft de door klaagster genoemde bewoordingen niet gebezigd en heeft klaagster niet bedreigd.

5.         Beoordeling van de klacht

            Klachtonderdeel 1

5.1.      Uit de aan de raad overgelegde stukken blijkt dat verweerster, anders dan klaagster stelt, wel degelijk werkzaamheden heeft verricht in het dossier van klaagster. Klaagster beklaagt zich over de hoogte van de door verweerster verzonden declaratie. De tuchtrechter heeft echter niet de bevoegdheid om declaratiegeschillen te beslechten, doch waakt slechts tegen excessief declareren. Hiervan is in deze niet gebleken, zodat dit onderdeel van de klacht als ongegrond dient te worden afgewezen.

            Klachtonderdeel 2

5.2.      De raad overweegt dat het in de advocatuur niet ongebruikelijk is dat ter zake griffierechten een (voorschot-)nota aan de cliënt wordt verzonden, terwijl de griffierechten door de advocaat nog niet aan de rechtbank zijn betaald. De raad is desalniettemin van oordeel dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld door, zo blijkt uit de aan de raad overgelegde stukken, klaagster uitdrukkelijk voor te houden dat verweerster de nota ter zake griffierechten reeds aan de rechtbank had betaald, terwijl dit niet het geval was en terwijl verweerster ook nog geen nota van de rechtbank had ontvangen. Dit onderdeel van de klacht is dan ook gegrond.

            Klachtonderdeel 3

5.3.      Verweerster heeft betwist dat zij haar geheimhoudingsplicht heeft geschonden door aan derden mededelingen te doen over de zaken van klaagster. In dergelijke gevallen, waarin de lezingen van partijen omtrent de inhoud van de klacht uiteen lopen en niet kan worden vastgesteld welke van beide lezingen het meest aannemelijk is, kan die klacht c.q. dat klachtonderdeel niet gegrond worden verklaard. Dit berust niet hierop dat het woord van klaagster minder geloof verdient dan het woord van verweerster maar op de omstandigheid dat voor het oordeel dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld eerst voldoende aannemelijk moet zijn dat het verweten handelen feitelijk heeft plaatsgevonden. Dit onderdeel van de klacht wordt dan ook ongegrond verklaard.

            Klachtonderdeel 4

5.4.      De raad is van oordeel dat op basis van de overgelegde stukken en het verhandelde ter zitting niet is komen vast te staan dat verweerster klaagster heeft uitgescholden en/of bedreigd. Verweerster heeft (ter zitting bij monde van haar gemachtigde) wel erkend dat zij klaagster op de beurs heeft aangesproken over de openstaande nota’s, waarna een discussie ontstond. Aldus heeft verweerster een situatie doen ontstaan die in het bijzijn van derden kon escaleren. Daarmee heeft verweerster naar het oordeel van de raad niet gehandeld zoals het een behoorlijk advocaat betaamt. De raad verklaart dit klachtonderdeel derhalve gegrond.

5.5.      De raad komt tot de slotsom dat de klachtonderdelen 1 en 3 ongegrond zijn en dat de klachtonderdelen 2 en 4 gegrond zijn. De raad acht een enkele waarschuwing een passende maatregel.

6.         Beslissing

De raad verklaart de klachtonderdelen 1 en 3 ongegrond en de klachtonderdelen 2 en 4 gegrond. Ter zake de gegrond bevonden klachtonderdelen legt de raad aan verweerster op een enkele waarschuwing.

Aldus gegeven door mw. mr. W.E.A. Gimbrère-Straetmans, voorzitter en mrs. A.A.J. Maat, E.J.P.J.M. Kneepkens, J.J.M. Goumans,  J.F.E. Kikken, leden, in tegenwoordigheid van  mw. mr. Th.H.G. van de Langenberg, griffier, en in het openbaar uitgesproken ter openbare zitting van de raad d.d. 12 december 2011

mr. Th.H.G. van de Langenberg,                                  mw. mr. W.E.A. Gimbrère-Straetmans ,

griffier.                                                                        voorzitter.

Verzonden op: 13 december 2011

Van deze beslissing kan binnen 30 dagen na verzending van het afschrift hoger beroep worden ingesteld bij het Hof van Discipline.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van het afschrift. Uiterlijk op de dertigste dag dient Uw appelmemorie in het bezit te zijn van de griffier van het Hof van Discipline. Het gaat mitsdien niet om tijdige verzending van de appelmemorie, maar om tijdige ontvangst door de griffier van het Hof van Discipline. U dient er rekening mee te houden dat verlenging van deze termijn niet tot de  mogelijkheden behoort. Beroep dient te worden ingesteld door middel van een memorie, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien.

De memorie dient in zevenvoud te worden ingediend en vergezeld te zijn van zes kopieën van de beslissing waartegen beroep wordt ingesteld.

De appelmemorie kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a.     Per Post.

     Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is: postbus 132, 4840 AC Prinsenbeek.

b.     Bezorging.

De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC te Prinsenbeek. Bezorging kan uitsluitend plaatsvinden op de gebruikelijke werkdagen tijdens de gebruikelijke kantooruren.

c.     Per fax.

Het faxnummer van het Hof van Discipline is : 076 – 5484608.

Tegelijkertijd met de indiening per fax dienen de originele stukken per post te worden toegezonden aan de griffie van het Hof in het vereiste aantal.

Voor het inwinnen van informatie : het telefoonnummer van het Hof van Discipline is : 076 - 5484607.