ECLI:NL:TADRSHE:2011:YA2355 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch R 36 - 2011

ECLI: ECLI:NL:TADRSHE:2011:YA2355
Datum uitspraak: 12-12-2011
Datum publicatie: 23-01-2012
Zaaknummer(s): R 36 - 2011
Onderwerp: Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Vrijheid van handelen
Beslissingen:
Inhoudsindicatie:   Niet tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld door rechtsmaatregelen te nemen tegen de wederpartij toen deze bleef weigeren om in der minne tot betaling en indexering van de alimentatie over te gaan. Verzet ongegrond.

R 36-2011 Verzet

Raad van Discipline

In het ressort ’s-Hertogenbosch

Beslissing

inzake

het verzet tegen de voorzittersbeslissing d.d. 7 maart 2011, verzonden op 10 maart 2011,

betreffende een klacht van:

klager

tegen

mw. mr. X.

verder te noemen: verweerster

−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−

1.  Verloop van de verzetprocedure.

Bij brief d.d. 24 maart 2011, ter griffie per telefax ontvangen op 25 maart 2011 en per post op 28 maart 2011, heeft klager verzet aangetekend tegen de beslissing van de voorzitter van 7 maart 2011, welke beslissing aan klager, verweerder en de deken werd toegezonden op 10 maart 2011.

Partijen zijn in de gelegenheid gesteld te worden gehoord ter openbare zitting van de raad van 17 oktober 2011, waarvoor partijen werden opgeroepen bij brieven van de griffier van 27 juni 2011. Daarbij werd hen medegedeeld dat de stukken ter inzage zouden liggen ten kantore van de griffier tot 3 oktober 2011. De deken werd van de mondelinge behandeling op de hoogte gesteld.

Bij de mondelinge behandeling zijn klager en verweerster verschenen.

2.  De feiten

2.1       Verweerster trad op voor de ex-echtgenote van klager in een alimentatiekwestie.

            Verweerster heeft klager bij brief dd. 23 april 2010 bericht dat hij verplicht was tot betaling van de partneralimentatie gedurende 12 jaar, derhalve tot en met 4 december 2010. Zij verzocht klager over te gaan tot betaling van alimentatie over de maand april 2010, bij gebreke waarvan zij aankondigde tot het leggen van loonbeslag over te zullen gaan.

2.2.     Verweerster heeft klager bij brief d.d. 18 juni bericht dat, gelet op de volharding van klager in zijn weigering over te gaan tot betaling van de door hem aan zijn ex-echtgenote verschuldige achterstallige partneralimentatie, loonbeslag zou worden gelegd. Verweerster wees klager er tevens op dat hij naast de achterstallige alimentatie vanaf april

            2010 ook nog de indexering over de alimentatie over de vijf voorafgaande jaren verschuldigd was, zodat de achterstallige alimentatie was opgelopen tot een bedrag ad

            € 1.777,86. Klager stelde dat hij door de gemeente vanaf april 1998 onderhoudsplichtig was gesteld en dat hij daarom vanaf april 2010 niet meer onderhoudsplichtig was. Ten aanzien van de indexering stelde klager dat de cliënte van verweerster zelf verantwoordelijk was tot het incasseren van het bedrag.

2.3.     Op 30 september 2010 is ten laste van klager executoriaal beslag gelegd onder het

            UWV te Amsterdam. Op 5 oktober 2010 is het beslag aan klager betekend. Bij brief d.d. 6 oktober 2010 heeft verweerster, in antwoord op zijn brief dd. 5 oktober 2010, aan klager bericht dat haar cliënte, nu klager bleef weigeren tot betaling van de –achterstallige - alimentatie over te gaan geen andere mogelijkheid meer had dan over te gaan tot het leggen van loonbeslag.

3.  De klacht

3.         De klacht bestaat uit het volgende:

                                         Verweerster heeft klager aangeschreven ter zake van achterstallige (indexering van) alimentatie. Verweerster reageerde niet op het verzoek van klager om bewijsstukken over te leggen en ging over tot het leggen van loonbeslag.

4.  Beslissing van de voorzitter

4.         De voorzitter heeft de klacht als kennelijk ongegrond afgewezen omdat verweerster naar het oordeel van de voorzitter heeft gehandeld in het belang van haar cliënte en uit niets blijkt dat zij daarbij de belangen van klager nodeloos en op ontoelaatbare wijze heeft geschaad.

5.  Het verzet

5.         De ex-echtgenote van klager of verweerster heeft klager niet geschreven dat hij verplicht was om tot december 2010 alimentatie te betalen. Voorts is – anders dan de voorlichting van het Ministerie luidt – door verweerster niet geprobeerd om de zaak in overleg op te lossen.

6.  Beoordeling van het verzet

6.1.      De voorzitter heeft terecht overwogen dat bij de beoordeling van een klacht tegen de advocaat van de wederpartij ervan behoort te worden uitgegaan dat aan die advocaat een grote mate van vrijheid toekomt om de belangen van zijn cliënt te behartigen op een wijze die hem passend voorkomt. Deze vrijheid mag niet ten gunste van de wederpartij worden beknot, tenzij diens belangen nodeloos en op ontoelaatbare wijze worden geschaad.

6.2.      De raad is met de voorzitter van oordeel dat het de taak van verweerster was om klager te wijzen op zijn alimentatieverplichting tot en met 4 december 2010 en op de plicht tot indexering van de alimentatie. Dat klager niet bekend was met deze verplichtingen kan verweerster niet worden verweten. Toen klager bleef weigeren om in der minne tot betaling en indexering over te gaan stond het verweerster vrij om in het belang van haar cliënte over te gaan tot het nemen van rechtsmaatregelen. Niet valt in te zien welk tuchtrechtelijk verwijt verweerster daarvan zou kunnen worden gemaakt.

6.3.      De raad concludeert dat het onderzoek in verzet niet heeft geleid tot een vaststelling van andere feiten dan wel tot andere beschouwingen en gevolgtrekkingen dan die vervat in de beslissing van de voorzitter waarmede de raad zich verenigt. Mitsdien zal het verzet als ongegrond moeten worden afgewezen.

7.  Beslissing

De raad verklaart het verzet ongegrond.

Aldus gegeven door mw. mr. W.E.A. Gimbrère-Straetmans, voorzitter en mrs. A.A.J. Maat, E.J.P.J.M. Kneepkens, J.J.M. Goumans,  J.F.E. Kikken, leden, in tegenwoordigheid van  mw. mr. Th.H.G. van de Langenberg, griffier, en in het openbaar uitgesproken ter openbare zitting van de raad d.d. 12 december 2011

mr. Th.H.G. van de Langenberg,                                  mw. mr. W.E.A. Gimbrère-Straetmans,

griffier.                                                                        voorzitter.

Verzonden op: 13 december 2011

Ingevolge het bepaalde in artikel 46h lid 4 van de Advocatenwet kan tegen deze beslissing geen hoger beroep worden ingesteld.