ECLI:NL:TADRSHE:2011:YA2309 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch M 44 - 2011

ECLI: ECLI:NL:TADRSHE:2011:YA2309
Datum uitspraak: 28-11-2011
Datum publicatie: 28-12-2011
Zaaknummer(s): M 44 - 2011
Onderwerp:
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Financiën
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Kwaliteit van de dienstverlening
Beslissingen: Waarschuwing
Inhoudsindicatie:   Het is de verantwoordelijkheid van een advocaat om zelf de mogelijkheid van gefinancierde rechtshulp aan de orde te stellen en afspraken daarover schriftelijk vast te leggen. Indien een advocaat nalaat om schriftelijk vast te leggen dat cliënt bewust heeft afgezien van de mogelijkheid van gefinancierde rechtsbijstand, komt een geschil hierover voor risico van de advocaat en moet het ervoor worden gehouden dat de advocaat heeft nagelaten om zijn cliënt te wijzen op de mogelijkheid van gefinancierde rechtshulp, hetgeen hem tuchtrechtelijk valt aan te rekenen. De tussen partijen in het kader van een echtscheiding gemaakt afspraken zijn door verweerster met partijen besproken en in een concept convenant in heldere bewoordingen vastgelegd, zo ook de betekenis van het niet-wijzigingsbeding. Indien klaagster zich niet kon verenigingen met de weergave van de afspraken van partijen in het conceptconvenant had het op de weg van klaagster gelegen dat op dat moment aan te geven.   Klacht gedeeltelijk gegrond; enkele waarschuwing, Verzoek om uitspraak ex art 48 lid 7 advocatenwet afgewezen

M 44 – 2011

Raad van Discipline

in het ressort ’s-Hertogenbosch

Beslissing

inzake

de klacht van

mevrouw X

verder :klaagster,

tegen

mevrouw mr. Y,

advocaat te Z

verder :verweerster,

1. Verloop van de procedure

1.1       Bij brief van 23 februari 2011 heeft de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Maastricht de door klaagster op 25 juni 2010 ingediende klacht toegezonden aan de raad, samen met de in de inventarislijst genoemde stukken.

1.2       De raad heeft voorts kennis genomen van de brief van de gemachtigde van verweerster dd. 23 september 2011.

1.3       De klacht is behandeld ter openbare zitting van de raad van 10 oktober 2011.Ter zitting zijn klaagster, de gemachtigde van klaagster, verweerster en de gemachtigde van verweerster verschenen. Op de publieke tribune was mevrouw S. als toehoorster aanwezig.

2. De feiten voor zover voor de beoordeling van de klacht van belang

2.1       Verweerster heeft klaagster en haar ex-echtgenoot bijgestaan in een echtscheidingsprocedure op gemeenschappelijk verzoek.

2.2.      Op 30 juni 2008 heeft een bespreking over het op te stellen convenant tussen partijen plaats gevonden. Na dit gesprek is door verweerster een conceptconvenant opgesteld, dat door partijen op 4 respectievelijk 7 juli 2008 is ondertekend.

3. De klacht

3.1       De klacht luidt als volgt:

1.         Verweerster heeft klaagster, voormalige cliënte, niet gewezen op de mogelijkheid van gefinancierde rechtshulp in het kader van een echtscheidingsprocedure, ofschoon zij daar wel voor in aanmerking zou zijn gekomen. Klaagster wenst daarom het ten onrechte betaalde honorarium (€ 2.637,06) van verweerster terug te vorderen.

2.         Verweerster heeft niet de zorg verleend welke van een advocaat, die in het kader van een echtscheiding beide partijen bijstaat, mag worden verwacht.

Klaagster verzoekt de raad een uitspraak te doen op grond van het bepaalde in artikel 48, lid 7, van de Advocatenwet.

Ter toelichting van de klacht is door klaagster het navolgende aangevoerd:

3.2       Verweerster heeft na de bespreking dd. 30 juni 2008 een conceptconvenant opgesteld. De concepten zijn per e-mail aan partijen verzonden en niet uitvoerig met partijen besproken. Van een advocaat die bij een echtscheiding de belangen van beide partijen behartigt, mag worden verwacht dat hij zich ervan vergewist dat partijen de regeling begrijpen; dat wanneer partijen afwijken van de wettelijke maatstaven hij partijen op die afwijkingen wijst en dat hij nagaat of partijen de gevolgen van die afwijking welbewust aanvaarden en dat vervolgens schriftelijk vastlegt.

3.3.      Tussen 30 juni 2008 en ondertekening van het eerste conceptconvenant is het convenant niet met partijen besproken, noch in een persoonlijke bespreking, noch telefonisch. Uit de urenspecificatie van verweerster is gebleken dat wel veelvuldig telefonisch overleg met de ex-echtgenoot van klaagster had plaatsgevonden.

3.4.      Verweerster heeft nagelaten partijen te wijzen op de afwijkingen van de wettelijke maatstaven en heeft de gevolgen hiervan niet met partijen besproken. Klaagster wist niet wat een niet-wijzigingsbeding inhield en vernam pas in mei 2009 dat zij dit was aangegaan.

4. Het verweer

4.1       De officemanager van het kantoor van verweerster heeft tegen klaagster gezegd dat het kantoor van verweerster geen zaken op basis van een toevoeging behandelt.

Klaagster heeft bewust afgezien van de mogelijkheid van gefinancierde rechtsbijstand. Het zou achteraf gezien, ook bij een cliënte die goed besefte wat er mondeling was afgesproken, verstandiger zijn geweest als verweerster het afzien van de toevoeging schriftelijk aan klaagster zou hebben bevestigd. Klaagster heeft de rekeningen van

verweerster betaald en ten dele ook fiscaal afgetrokken van de inkomstenbelasting. Klaagster kan niet achteraf op de gemaakte afspraken terugkomen.

4.2.      Het in het conceptconvenant opgenomen niet-wijzigingsbeding is met beide partijen besproken tijdens de uitvoerige bespreking op 30 juni 2008; ook de reikwijdte ervan. Het is volstrekt onjuist dat klaagster hierover niet geïnformeerd zou zijn gedurende het echtscheidingstraject. Het conceptconvenant bevatte de afspraken die tussen partijen waren gemaakt. Hiertoe heeft op 30 juni 2008 een uitgebreide bespreking plaatsgevonden, is per e-mail nog gecorrespondeerd en zijn er telefonische contacten geweest. De inhoud van het conceptconvenant is wel degelijk met klaagster besproken en zij heeft de reikwijdte van het niet-wijzigingsbeding ook begrepen.

5. Beoordeling van de klacht

5.1.      Wanneer een advocaat een opdracht aanvaardt, dient hij de financiële consequenties daarvan met de cliënt te bespreken en inzicht te geven in de wijze waarop en de frequentie waarmee hij zal declareren. Voorts dient een advocaat bij het begin van de zaak en verder telkens wanneer daartoe aanleiding bestaat te overleggen of er termen zijn te trachten door de overheid gefinancierde rechtshulp te verkrijgen, tenzij hij goede gronden heeft om aan te nemen dat zijn cliënt niet in aanmerking kan komen voor gefinancierde rechtshulp.

Een advocaat dient zijn cliënt te informeren over de gemaakte financiële afspraken ten aanzien van de rechtshulpverlening. Wanneer een cliënt bewust afziet van de mogelijkheid van gefinancierde rechtshulp, dient de advocaat dit ter voorkoming van misverstand onzekerheid of geschil, schriftelijk aan zijn cliënt te bevestigen.

Nalaten hiervan komt voor risico van de advocaat.

5.2.      Niet gebleken is dat verweerster klaagster heeft gewezen op de mogelijkheid van gefinancierde rechtshulp in het kader van de echtscheidingsprocedure.

Het verweer dat de officemanager van het kantoor tegen klaagster heeft gezegd dat het kantoor van verweerster geen zaken op basis van toevoegingen behandelde, treft geen doel. Het was de verantwoordelijkheid van verweerster als advocaat om de mogelijkheid van gefinancierde rechtshulp aan de orde te stellen en afspraken daarover schriftelijk vast te leggen. Nu verweerster heeft nagelaten schriftelijk te bevestigen dat klaagster bewust heeft afgezien van de mogelijkheid van gefinancierde bijstand, komt het geschil tussen partijen hierover voor risico van verweerster en moet het ervoor worden gehouden dat verweerster heeft nagelaten om klaagster te wijzen op de mogelijkheid van gefinancierde rechtshulp, hetgeen verweerster tuchtrechtelijk valt aan te rekenen.

5.3.      De raad stelt ten aanzien van klachtonderdeel 2 voorop dat aan een advocaat bij zijn beleid en de uitvoering daarvan een ruime mate van vrijheid toe komt. Een tuchtrechtelijke veroordeling vanwege de wijze waarop een advocaat de belangen van zijn cliënt(en) behartigt, zal eerst geïndiceerd zijn indien de advocaat daarbij niet voldoende zorg heeft betracht en de belangen van zijn cliënt daardoor zijn of kunnen worden geschaad.

5.4.      Verweerster wordt verweten klaagster onvoldoende te hebben geïnformeerd over de gevolgen van in het convenant vastgelegde afspraken, waarbij klaagster vooral doelt op het niet-wijzigingsbeding. Gebleken is dat op 30 juni 2008 een langdurige bespreking tussen verweerster en partijen heeft plaatsgevonden, waarbij de door partijen gewenste afspraken zijn besproken. Klaagster heeft ter zitting verklaard dat het juist is dat partijen op spoed aandrongen en dat op verweerster de nodige tijdsdruk is uitgeoefend. Dit in verband met de aankoop van een nieuwe woning door klaagster. Verweerster heeft na 30 juni 2008 een conceptconvenant geformuleerd. De tussen partijen gemaakte afspraken zijn door verweerster in heldere bewoordingen in een conceptconvenant vastgelegd, ook de betekenis van het niet-wijzigingsbeding werd in heldere bewoordingen in het concept convenant opgenomen. Hierover kon geen misverstand bestaan. Partijen hebben het convenant vervolgens ondertekend. Het verweer dat het convenant na 30 juni 2008 ten onrechte niet meer besproken zou zijn treft geen doel, nu de afspraken op 30 juni 2008 uitgebreid zijn besproken en het convenant een schriftelijke weergave hiervan was. Indien klaagster zich niet kon verenigen met de schriftelijke weergave van de afspraken in het convenant had zij dat op dat moment dienen aan te geven. De bewoordingen van het convenant waren helder en duidelijk, zodat verweerster ervan mocht uitgaan dat de inhoud van het convenant door klaagster begrepen was.

5.5.      De raad acht het verweer dat het een bewuste keuze (waar een uitvoerige discussie tussen partijen aan was vooraf gegaan) van partijen was, om de alimentatie als nettobedrag in het convenant op te nemen, aannemelijk. Verweerster heeft duidelijk uiteengezet op grond waarvan partijen destijds tot deze keuze gekomen.

5.6.      Ook overigens is niet gebleken dat verweerster tijdens de echtscheidingsprocedure onvoldoende zorg heeft betracht bij de behartiging van de belangen van klaagster en haar ex-echtgenoot, waardoor de belangen van klaagster zouden zijn geschaad.

De raad zal het tweede onderdeel van de klacht daarom ongegrond verklaren en het

           verzoek om uitspraak te doen op grond van het bepaalde in artikel 48, lid 7, van de        

           Advocatenwet afwijzen.

6. Beslissing

De raad:

verklaart onderdeel 1 van de klacht gegrond en legt verweerster ter zake op de maatregel van enkele waarschuwing ;

verklaart onderdeel 2 van de klacht ongegrond;

wijst het verzoek om een uitspraak te doen op grond van het bepaalde in artikel 48, lid 7, van de Advocatenwet af.

Aldus gegeven door mr. M.I.J. Hegeman, voorzitter, en mrs. P.A.M. van Hoef, L.W.M. Caudri, R.G.A.M. Theunissen en L.R.G.M. Spronken, leden, in tegenwoordigheid van

mr. I.J.M. Huysmans-van Opstal, griffier, en in het openbaar uitgesproken op

28 november 2011.

griffier                                                   voorzitter

Verzonden op: 29 november 2011

Van deze beslissing kan binnen 30 dagen na verzending van het afschrift hoger beroep worden ingesteld bij het Hof van Discipline.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van het afschrift. Uiterlijk op de dertigste dag dient Uw appelmemorie in het bezit te zijn van de griffier van het Hof van Discipline. Het gaat mitsdien niet om tijdige verzending van de appelmemorie, maar om tijdige ontvangst door de griffier van het Hof van Discipline. U dient er rekening mee te houden dat verlenging van deze termijn niet tot de mogelijkheden behoort. Beroep dient te worden ingesteld door middel van een memorie, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien.

De memorie dient in zevenvoud te worden ingediend en vergezeld te zijn van zes kopieën van de beslissing waartegen beroep wordt ingesteld.

De appelmemorie kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

  1. Per post.

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is: postbus 132, 4840 AC Prinsenbeek.

  1. Bezorging.

De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC te Prinsenbeek. Bezorging kan uitsluitend plaatsvinden op de gebruikelijke werkdagen tijdens de gebruikelijke kantooruren.

  1. Per fax.

Het faxnummer van het Hof van Discipline is : 076 – 5484608.

Tegelijkertijd met de indiening per fax dienen de originele stukken per post te worden toegezonden aan de griffie van het Hof in het vereiste aantal.

Voor het inwinnen van informatie : het telefoonnummer van het Hof van Discipline is : 076 - 5484607.