ECLI:NL:TADRSHE:2011:YA2201 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch H 5 - 2011

ECLI: ECLI:NL:TADRSHE:2011:YA2201
Datum uitspraak: 07-11-2011
Datum publicatie: 29-11-2011
Zaaknummer(s): H 5 - 2011
Onderwerp: Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Kwaliteit van de dienstverlening
Beslissingen: Waarschuwing
Inhoudsindicatie:   Ten onrechte geen verweer gevoerd tegen het feit dat klager werd gedagvaard door zijn ex-echtgenote, terwijl zij daartoe niet bevoegd was omdat zij onder bewind was gesteld, zodat enkel haar bewindvoerder tegen klager kon procederen. In de alimentatiezaak is het verzoek in reconventie van klager niet-ontvankelijk verklaard, omdat de bewindvoerder niet in rechte was betrokken. Klagers belangen geschaad. Klacht gegrond. Waarschuwing.  

H5-2011 Klacht

Raad van Discipline

In het ressort ’s-Hertogenbosch

Beslissing

inzake

de klacht van:

de heer X

klager,

tegen

mevrouw mr. Y.,

verweerster,

advocaat te Z,

−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−

1.         Verloop van de klachtprocedure.

Bij schrijven van 5 januari 2011 heeft de deken van de orde van advocaten in het arrondissement     ´s-Hertogenbosch de stukken in bovenvermelde klachtzaak aan de raad doen toekomen welke stukken vermeld zijn in de bij voormelde brief gevoegde inventarislijst.

De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 19 september 2011, waarvoor partijen werden opgeroepen bij brieven van de griffier van 28 juni 2011, waarbij aan hen werd medegedeeld dat de stukken ter inzage zouden liggen ten kantore van de griffier tot 5 september 2011.

Bij de mondelinge behandeling zijn klager en verweerster verschenen.

2.         De feiten

2.1       Het volgende is komen vast te staan:

Verweerster heeft klager bijgestaan in een viertal procedures betreffende zijn echtscheiding. Het ging om twee kort geding procedures, waaronder een executiegeschil, aanhangig gemaakt door verweerster namens klager. Deze vordering is door de rechtbank afgewezen. Het in kort geding door de ex-echtgenote van klager gevorderde voorschot op de alimentatie is door de rechtbank afgewezen. Voorts was een verzoekschriftprocedure aanhangig, te weten een verzoek van de ex/echtgenote van klager tot vaststelling c.q. wijziging van de alimentatie. In die procedure heeft verweerster namens klager een zelfstandig tegenverzoek strekkende tot wijziging c.q. vermindering van alimentatie ingediend. De ex-echtgenote werd in haar verzoeken niet-ontvankelijk verklaard. Voorts is klager niet-ontvankelijk verklaard in zijn zelfstandig verzoek. Tot slot is tussen partijen  een dagvaardingsprocedure aanhangig geweest, te weten een vordering van de ex-echtgenote strekkende tot vernietiging van het echtscheidingsconvenant. In die procedure is de ex-echtgenote van klager niet-ontvankelijk verklaard.

2.2.      De ex-echtgenote van klager was onder bewind gesteld. Verweerster was vanaf de aanvang van de dienstverlening daar van op de hoogte.

3.         De klacht

3          De klacht houdt het volgende in:

1.         Verweerster is wat betreft de kwaliteit van de dienstverlening te kort geschoten.

Verweerster heeft klager bijgestaan in een viertal rechtszaken met zijn ex-echtgenote; deze echter is door de rechter op 17 januari 2008 onder bewind gesteld. Klager heeft dat tegen verweerster gezegd, maar niettemin heeft zij die wetenschap niet gebruikt bij de ná 17 januari 2008 gevolgde gedingen. Had zij die wetenschap wèl gebruikt dan waren die procedures niet gestart of tenminste korter van duur geweest.

2.         Verweerster is ondeskundig gebleken ter zake draagkrachtberekeningen.

3.         Verweerster kent de wet onvoldoende

4.         Verweerster voert geen deugdelijke declaratie-afhandeling en declareert € 959,-- hoewel klager een veel hoger bedrag aan schade heeft geleden als gevolg van haar fouten.

4.         Het verweer

4          Het standpunt van verweerster houdt in:

Ad 1:               Tot aan de beslissing van de rechtbank d.d. 2 december 2009 was het verweerster en de advocaat van de wederpartij, mr. G., ontschoten, dat de ex-echtgenote onder bewind stond en dat de bewindvoerder in rechte had moeten worden betrokken in de beide kort geding procedures en bodemzaken. Hierdoor is echter geen nadeel ontstaan voor klager, want de procedures hadden anders even veel tijd en geld in beslaggenomen.

Ad 2 t/m 4:       Alle door haar ingediende stukken zijn tevoren doorgenomen met klager.

5.         Beoordeling van de klacht

5.1.      De advocaat is voor de wijze waarop hij de belangen van zijn cliënt heeft behartigd ten volle verantwoordelijk. De tuchtrechter dient in dit opzicht te beoordelen of sprake is van enig handelen of nalaten van de advocaat in strijd met de zorg die de advocaat behoort te betrachten ten opzichte van degenen wier belangen hij of zij behartigt of behoort te behartigen.

5.2.      Uitgangspunt daarbij is dat een advocaat voor het –in overleg met zijn cliënt- te voeren beleid een ruime mate van vrijheid toekomt en dat in het algemeen een tuchtrechtelijke maatregel eerst geïndiceerd kan zijn indien de advocaat bij de behandeling van de zaak kennelijk onjuist optreedt of adviseert en de belangen van de cliënt daardoor worden geschaad of kunnen worden geschaad.

5.3.      De tuchtrechter toetst in volle omvang. Maar hij zal bij zijn beoordeling rekening houden met de vrijheid die de advocaat dient te hebben met betrekking tot de wijze waarop hij een zaak behandelt, alsmede met de keuzes waarvoor de advocaat bij de behandeling van een zaak kan komen te staan. Dat kan, bij voorbeeld, met zich meebrengen dat niet iedere misslag of verzuim aanstonds leidt tot een tuchtrechtelijk verwijt.

            Klachtonderdeel 1

5.4.      Uit de aan de raad overgelegde stukken en hetgeen ter zitting naar voren is gebracht blijkt dat verweerster ten onrechte geen verweer heeft gevoerd tegen het feit dat klager werd gedagvaard door zijn ex-echtgenote, terwijl zij daartoe niet bevoegd was omdat zij onder bewind was gesteld, zodat enkel haar bewindvoerder tegen klager kon procederen. De raad stelt voorts vast dat in de alimentatiezaak het tegenverzoek van de man niet-ontvankelijk is verklaard, omdat de bewindvoerder niet in rechte was betrokken.

            Het argument van verweerster, dat klager door de fout van verweerder niet is benadeeld, omdat , ware de fout niet gemaakt, de procedures even lang en even duur waren geweest, wordt niet door de raad gedeeld. Immers, het is evident, dat de thans verichte proceshandelingen goeddeels van onwaarde zijn geweest, als gevolg van het feit , dat verweerster de verkeerde procespartij in rechte heeft betrokken. Bovendien miskent verweerster met dit argument de positie van de bewindvoerder in het beschermingsbewind; allerminst ondenkbaar is, dat de bewindvoerder een voor klager gunstige invloed op het vermijden, versnellen of vereenvoudigen van de procedures zou hebben gehad. Deze kans heeft verweerster door de bewindvoerder niet in rechte te betrekken aan klager onthouden

            Door de fout van verweerster zijn de belangen van klager derhalve geschaad. De raad is dan ook van oordeel dat verweerster niet heeft gehandeld zoals het een behoorlijk advocaat betaamt. Dit onderdeel van de klacht is derhalve gegrond.

            Klachtonderdeel 2

5.5.      Blijkens het vonnis d.d. 22 mei 2008 heeft rechtbank de vorderingen van de ex-echtgenote van klager afgewezen. Klager heeft gesteld dat de draagkrachtberekeningen die zijn huidige advocaat heeft gemaakt afwijken van die van verweerster, doch klager heeft eveneens ter mondelinge behandeling aangegeven dat de rechtbank zich (nog) niet heeft uitgelaten over de (juistheid van de) door zijn huidige advocaat opgestelde draagkrachtberekeningen. De raad is derhalve van oordeel dat klager onvoldoende feiten heeft gesteld en aannemelijk gemaakt die de conclusie rechtvaardigen dat verweerster ondeskundig is gebleken terzake draagkrachtberekeningen. Dit onderdeel van de klacht is derhalve ongegrond.

            Klachtonderdeel 3

5.6.      De raad is van oordeel dat klager zijn klacht dat verweerster de wet onvoldoende kent ontoereikend concreet heeft gemaakt en met feiten heeft onderbouwd. Ook dit onderdeel van de klacht moet dan ook als ongegrond worden afgewezen.

            Klachtonderdeel 4

5.7.      Uit het gegeven dat verweerster een bedrag van € 959,-- declareert, terwijl klager, volgens zijn stellingen, een veel hoger bedrag aan schade heeft geleden als gevolg van de fout van verweerster, kan naar het oordeel van de raad niet de conclusie worden verbonden dat verweerster geen deugdelijke declaratie-afhandeling zou voeren. De raad verklaart dit onderdeel van de klacht derhalve ongegrond.

5.8.      De raad komt tot de slotsom dat de klachtonderdelen 2 tot en met 4 ongegrond zijn. Wat betreft het wèl gegrond geachte onderdeel 1 acht de raad een waarschuwing een passende maatregel.

6.         Beslissing

De raad

verklaart de klachtonderdelen 2 tot en met 4 ongegrond,

verklaart klachtonderdeel 1 gegrond en legt terzake van dit onderdeel  aan verweerster op een enkele waarschuwing.

Aldus gegeven door mr. G.J.E. Poerink, voorzitter en mrs. I.E.M. Sutorius, A. Groenewoud, A.A. Freriks, A.A.J. Maat, leden, in tegenwoordigheid van mr. Th.H.G. van de Langenberg, griffier, en in het openbaar uitgesproken ter openbare zitting van de raad d.d. 7 november 2011

mr. Th.H.G. van de Langenberg,                                                mr. G.J.E. Poerink,

griffier.                                                                                      voorzitter.

Verzonden op: 8 november 2011

Van deze beslissing kan binnen 30 dagen na verzending van het afschrift hoger beroep worden ingesteld bij het Hof van Discipline.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van het afschrift. Uiterlijk op de dertigste dag dient Uw appelmemorie in het bezit te zijn van de griffier van het Hof van Discipline. Het gaat mitsdien niet om tijdige verzending van de appelmemorie, maar om tijdige ontvangst door de griffier van het Hof van Discipline. U dient er rekening mee te houden dat verlenging van deze termijn niet tot de mogelijkheden behoort. Beroep dient te worden ingesteld door middel van een memorie, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien.

De memorie dient in zevenvoud te worden ingediend en vergezeld te zijn van zes kopieën van de beslissing waartegen beroep wordt ingesteld.

De appelmemorie kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a.   Per Post.

     Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is: postbus 132, 4840 AC Prinsenbeek.

b.   Bezorging.

De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC te Prinsenbeek. Bezorging kan uitsluitend plaatsvinden op de gebruikelijke werkdagen tijdens de gebruikelijke kantooruren.

c.   Per fax.

Het faxnummer van het Hof van Discipline is : 076 – 5484608.

Tegelijkertijd met de indiening per fax dienen de originele stukken per post te worden toegezonden aan de griffie van het Hof in het vereiste aantal.

Voor het inwinnen van informatie : het telefoonnummer van het Hof van Discipline is : 076 - 5484607.