ECLI:NL:TADRSHE:2011:YA2183 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch H54-2011
ECLI: | ECLI:NL:TADRSHE:2011:YA2183 |
---|---|
Datum uitspraak: | 31-10-2011 |
Datum publicatie: | 25-11-2011 |
Zaaknummer(s): | H54-2011 |
Onderwerp: | Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Kwaliteit van de dienstverlening |
Beslissingen: | |
Inhoudsindicatie: | Klager kan niet worden ontvangen in zijn klacht betreffende de dienstverlening van verweerder in de strafzaak van zijn meerderjarige zoon. In de klachtzaak betreffende de nog minderjarige zoon van klager is niet komen vast te staan dat verweerder kennelijk onjuist heeft gehandeld dan wel kennelijk onjuist heeft geadviseerd. Klacht gedeeltelijk niet-ontvankelijk, gedeeltelijk ongegrond |
H 54-2011
Raad van Discipline
in het ressort ’s Hertogenbosch
Beslissing
inzake
de klacht van
X
verder: klager
tegen:
Y
verder: verweerder
1. Verloop van de procedure
1.1 Bij brief van 1 maart 2011 heeft de deken van de orde van advocaten in het arrondissement H de door klager op 21 december 2010 ingediende klacht toegezonden aan de raad, samen met de in de inventarislijst genoemde stukken.
1.2 De klacht is behandeld ter openbare zitting van de raad van 5 september 2011.
Ter zitting is verweerder verschenen. Klager is, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet verschenen.
2. De feiten voor zover voor de beoordeling van de klachten van belang.
2.1. Verweerder heeft twee zonen van klager in strafzaken bijgestaan, A in 2005 en in 2009 en B in 2009. A is geboren op 31 maart 1989 en B op 26 november 1995. Klager heeft in december 2010 namens beide zonen een klacht ingediend tegen verweerder.
2.2. B werd ervan verdacht dat hij op 25 januari 2008 een docent lichamelijke opvoeding heeft bedreigd met de woorden: “Kogel door je kop” en dat hij op 7 mei 2008 een of meer mobiele telefoons en/of een geldbedrag uit een kluisje in een zwembad te C heeft weggenomen.
2.3. B is tegen het vonnis van de kinderrechter dd. 2 december 2008 in hoger beroep gegaan. Ter zitting dd. 23 maart 2009 heeft het gerechtshof op verzoek van klager de zitting aangehouden tot 18 mei 2009. Op 25 maart 2009 is verweerder door het gerechtshof als opvolgend raadsman aan B toegevoegd. De inhoudelijke behandeling van de strafzaak tegen B heeft ter zitting van het gerechtshof dd.18 mei 2009 plaatsgevonden.
2.4. Verweerder heeft op die terechtzitting desgevraagd aan het gerechtshof medegedeeld dat hem bekend was dat de vader van verdachte bij brieven van 7 april 2009 en 28 april 2009 had verzocht om het horen van getuigen. Hij deelde voorts mede dat de verdediging het standpunt daaromtrent had herzien en uitdrukkelijk afzag van de oproeping van de betreffende getuigen, en afdoening van de zaak wenste.
2.5. B werd bij arrest dd. 29 mei 2009 veroordeeld tot een taakstraf van 60 uren, waarvan 30 uren voorwaardelijk. Verweerder heeft bij brief dd. 30 mei 2009 een afschrift van het arrest aan B toegezonden en hem gewezen op de mogelijkheid van cassatie.
2.6. Klager heeft verweerder bij brief dd. 10 juni 2009 bericht het arrest nog niet te hebben ontvangen. Hij berichtte voorts dat inmiddels cassatie was ingesteld.
3. De klacht
De klacht bestaat uit het volgende:
1. Verweerder heeft de belangen van A, zoon van klager, in diens strafzaak onvoldoende behartigd, wat blijkt uit het volgende:
1.1 A is veroordeeld mede op basis van processen-verbaal van zijn eigen verhoren, die niet door hem waren ondertekend dan wel in zijn dossier ontbraken. Verweerder heeft op dit punt geen verdediging gevoerd;
1.2 verweerder heeft ondanks verzoek daartoe geen cassatie aangetekend tegen het arrest van het gerechtshof.
2. Verweerder heeft de belangen van B, zoon van klager, in diens strafzaak onvoldoende behartigd, wat blijkt uit het volgende:
2.1 verweerder heeft ondanks herhaald verzoek van klager, tot op de zitting van het gerechtshof, geen getuigen à décharge (laten) oproepen;
2.2 verweerder heeft voorafgaand aan de zitting overleg gevoerd met het gerechtshof.
2.3 verweerder heeft ter zitting van het gerechtshof geen melding gemaakt van het feit dat er beelden van een bewakingscamera bestonden, waarop te zien was dat Enveni niets met de diefstal te maken had.
2.4 verweerder heeft ondanks herhaald verzoek daartoe geen cassatie aangetekend tegen het arrest van het gerechtshof, wat klager vervolgens zelf heeft gedaan.
4. Het verweer.
A is thans meerderjarig. Klager kan derhalve niet ontvangen worden in diens klacht namens A. A is overigens niet alleen op zijn eigen verklaringen, maar ook op grond van andere bewijsmiddelen veroordeeld. Bovendien waren de verklaringen wel door A ondertekend.
Verweerder heeft met B voorafgaand aan de zitting in zijn strafzaak overleg gevoerd dat het in deze zaak niet zinvol was om getuigen te horen. Verweerder heeft ter zitting namens B verklaard af te zien van het horen van getuigen. Noch B, noch klager hebben hierover ter zitting iets opgemerkt.
Verweerder heeft voorafgaand aan de zitting geen overleg gevoerd met het gerechtshof.
Verweerder betwist te hebben geweigerd cassatie in te stellen. Hij heeft klager bij brief dd. 30 mei 2009 op de mogelijkheid van cassatie gewezen, waarna deze zelf cassatie heeft ingesteld. Verweerder heeft binnen de cassatietermijn gecontroleerd of inderdaad cassatie was ingesteld.
5. Beoordeling van de klacht
5.1. Klager heeft op 21 december 2010 klachten ingediend tegen verweerder betreffende diens optreden in de strafzaken van zijn zonen A en B. Op het moment van de indiening van de klachten was alleen B nog minderjarig. A is vanaf 31 maart 2007 meerderjarig. Klager is derhalve slechts bevoegd als wettelijk vertegenwoordiger
Van B een klacht tegen verweerder in te dienen. In de zaak van A komt hem geen klachtrecht toe. De raad zal klager daarom in het eerste onderdeel van de klacht niet-ontvankelijk verklaren.
5.2. Ten aanzien van het tweede onderdeel van de klacht stelt de raad voorop dat aan een advocaat voor het – in overleg met zijn cliënt - te voeren (proces)beleid een ruime vrijheid toe komt. In het algemeen kan een tuchtrechtelijke maatregel pas dan geïndiceerd zijn indien de advocaat bij de behandeling van de zaak kennelijk onjuist optreedt dan wel adviseert en de belangen van de cliënt daardoor worden geschaad of kunnen worden geschaad.
5.3. Verweerder heeft ter zitting van het gerechtshof te kennen gegeven dat de verdediging afzag van het horen van getuigen. Klager noch B heeft hiertegen geprotesteerd, zodat de raad de lezing van verweerder, dat het horen van getuigen niet zinvol was, dat hij dit vooraf met B had besproken en dat deze hiermee akkoord was gegaan, aannemelijk acht.
5.4. Zoals blijkt uit het proces-verbaal van de zitting dd. 18 mei 2009 van het gerechtshof heeft verweerder naar voren gebracht dat hij de bewakingsbeelden onvoldoende achtte voor het bewijs. Die beelden zijn dus ter sprake geweest. De juistheid van de stellingen van klager (1) dat verweerder voor de zitting zou hebben gezegd dat er (andere) bewakingsbeelden zouden zijn, waaruit zou blijken dat B niets met de diefstal te maken had en (2) dat verweerder vooraf overleg met het gerechtshof had gevoerd, is, nu die juistheid door verweerder is betwist en door klager niet nader is toegelicht, niet komen vast te staan.
5.5. Dat verweerder heeft geweigerd cassatie in te stellen is niet gebleken. Verweerder heeft bij toezending van het arrest van het gerechtshof aan B schriftelijk gewezen op de mogelijkheid tot het instellen van cassatie. Klager heeft binnen de cassatietermijn aan verweerder medegedeeld dat door of namens B zelf cassatie was ingesteld en heeft dus van de weigering van klager – als daarvan al sprake was – geen nadeel ondervonden.
5.6. Op grond van het bovenstaande komt de raad tot het oordeel dat niet is komen vast te staan dat verweerder bij de behandeling van de zaak van Enveni kennelijk onjuist heeft gehandeld dan wel kennelijk onjuist heeft geadviseerd. De raad zal het tweede onderdeel van de klacht daarom als ongegrond afwijzen.
6. Beslissing
De raad :
verklaart klager in onderdeel 1 van de klacht niet-ontvankelijk
verklaart onderdeel 2 van de klacht ongegrond
Aldus gegeven door mr. E.P. van Unen, voorzitter, mrs. J.D.E. van den Heuvel, P.J.W.M.. Theunissen, A.L.W.G. Houtakkers en J.J.M. Goumans, leden, in tegenwoordigheid van mr. I.J.M. Huysmans-van Opstal, griffier, en in het openbaar -bij vervroeging- uitgesproken op 31 oktober 2011.
Griffier voorzitter
Verzonden op: 1 november 2011.
Van deze beslissing kan binnen 30 dagen na verzending van het afschrift hoger beroep worden ingesteld bij het Hof van Discipline.
De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van het afschrift. Uiterlijk op de dertigste dag dient Uw appelmemorie in het bezit te zijn van de griffier van het Hof van Discipline. Het gaat mitsdien niet om tijdige verzending van de appelmemorie, maar om tijdige ontvangst door de griffier van het Hof van Discipline. U dient er rekening mee te houden dat verlenging van deze termijn niet tot de mogelijkheden behoort. Beroep dient te worden ingesteld door middel van een memorie, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien.
De memorie dient in zevenvoud te worden ingediend en vergezeld te zijn van zes kopieën van de beslissing waartegen beroep wordt ingesteld.
De appelmemorie kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:
-
Per post.
Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is: postbus 132, 4840 AC Prinsenbeek.
-
Bezorging.
De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC te Prinsenbeek. Bezorging kan uitsluitend plaatsvinden op de gebruikelijke werkdagen tijdens de gebruikelijke kantooruren.
-
Per fax.
Het faxnummer van het Hof van Discipline is : 076 – 5484608.
Tegelijkertijd met de indiening per fax dienen de originele stukken per post te worden toegezonden aan de griffie van het Hof in het vereiste aantal.
Voor het inwinnen van informatie : het telefoonnummer van het Hof van Discipline is : 076 - 5484607.