ECLI:NL:TADRSHE:2011:YA2015 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch M 97 - 2011

ECLI: ECLI:NL:TADRSHE:2011:YA2015
Datum uitspraak: 19-09-2011
Datum publicatie: 27-09-2011
Zaaknummer(s): M 97 - 2011
Onderwerp: Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Kwaliteit van de dienstverlening
Beslissingen: Berisping
Inhoudsindicatie:   Verweerder heeft door de te trage behandeling van de zaak en het niet tijdig informeren van belanghebbenden, niet gehandeld zoals van een behoorlijk advocaat mag worden verwacht en niet die zorgvuldigheid betracht, die bij een behoorlijke rechtshulpverlening betaamt. Klacht gegrond; toepassing artikel 48 lid 7 advocatenwet en berisping  

 

M 97 – 2011

Raad van Discipline

in het ressort ’s-Hertogenbosch

Beslissing

inzake

de klacht van

mevrouw X,

verder te noemen: klaagster

tegen

de heer mr. Y,

verder te noemen: verweerder.

1. Verloop van de procedure

1.1              Bij brief van 20 april 2011 heeft de deken van de orde van advocaten in het

            arrondissement Maastricht de door klaagster bij brief van 3 februari 2011, ingekomen op 8 februari 2011, ingediende klacht toegezonden aan de raad, samen met de in de inventarislijst genoemde stukken.

1.2              De raad heeft voorts kennis genomen van de navolgende stukken:

-         een brief van klaagster d.d. 26 april 2011 met als bijlagen een beschikking van het College van B&W van de gemeente Z. d.d. 25 februari 2011, alsmede een begeleidende brief d.d. 7 april 2011;

-         een faxbrief van 1 juli 2011 van gemachtigde van klaagster met daarbij een door klaagster ondertekende procesmachtiging alsmede een brief van de gemeente Z. d.d. 24 juni 2011, verzonden op 27 juni 2011.

1.3       De klacht is behandeld ter openbare zitting van de raad van 4 juli 2011.

Ter zitting zijn klaagster en gemachtigde verschenen. Verweerder is eveneens verschenen.

2. De feiten

2.1       Klaagster heeft verweerder in juni 2008 verzocht haar rechtsbijstand te verlenen bij een aanvraag om toelating in de WSNP. Er waren op dat moment meerdere schuldeisers waaronder de gemeente Z,. Bij brieven van 21 februari 2009 heeft verweerder in het kader van een minnelijke regeling betalingsvoorstellen gedaan aan de schuldeisers van klaagster. Bij brief van 26 februari 2009 heeft het incassokantoor van klaagsters grootste schuldeiser [hierna te noemen: I], het betalingsvoorstel geaccepteerd. Op 18 mei 2009 heeft verweerder de gemeente Z. verzocht om met eenzelfde betalingsregeling akkoord te gaan. Bij brief van 18 juni 2009 is namens de gemeente Z. aan verweerder medegedeeld dat niet akkoord werd gegaan met het betalingsvoorstel, aangezien het ging om een vordering uit hoofde van fraude en het betreffende besluit reeds formele rechtskracht had gekregen.

Op 27 juli 2009 heeft verweerder, na correspondentie en overleg met de gemeente, alsnog een bezwaarschrift ingediend tegen het aan de vordering ten grondslag liggende besluit en het afwijzen van het verzoek om een betalingsregeling. Op 6 oktober 2009 heeft in het kader van die bezwaarprocedure een hoorzitting plaatsgevonden. Zijdens de gemeente Z. werd na afloop van die zitting aangegeven dat zij alsnog bereid was het betalingsvoorstel van verweerder te accepteren, mits verweerder de brief waarbij I met het betalingsvoorstel akkoord was gegaan en de stukken van de overige schuldeisers over zou leggen. Bij brief van 3 februari 2010 heeft I aan klaagster bericht dat zij, ondanks herhaalde telefoongesprekken, sinds 26 februari 2009 niets meer van verweerder had vernomen en haar niets anders restte dan klaagster weer aan te spreken voor het volledige bedrag.

Op 23 april 2010 heeft verweerder aan de gemeente medegedeeld dat I haar akkoord had ingetrokken gelet op de reeds verstreken tijd. Bij schrijven van 28 juni 2010 heeft hij de gemeente te kennen gegeven nog te wachten op nadere stukken van B. Bij brief van 2 december 2010 heeft de gemeente nogmaals verzocht om de gevraagde gegevens te verstrekken waarbij verweerder is meegedeeld dat, wanneer per 1 januari 2011 niets zou zijn vernomen, het bezwaarschrift zou worden afgehandeld op basis van de op dat moment voorhanden zijnde gegevens. Op dit schrijven is door verweerder niet meer gereageerd. Bij besluit van 25 februari 2011 hebben B&W van de gemeente Z. klaagster niet ontvankelijk verklaard in haar bezwaar tegen de fraudevordering. Bij dit besluit is tevens het verzoek om akkoord te gaan met een betalingsregeling afgewezen, aangezien van verweerder geen bewijsstukken zijn ontvangen met betrekking tot de overige schulden en tevens geen stukken zijn overgelegd inzake de met de andere schuldeiser bereikte betalingsregeling.

3. De klacht

3.1       De klacht luidt als volgt:

Verweerder heeft de zaak die ik hem in juni 2008 heb opgedragen onvoldoende behartigd.


4. Het verweer

4.1       Het standpunt van verweerder houdt – zakelijk weergegeven – het volgende in:

Verweerder betwist de klacht. Volgens verweerder bleek een aanvraag om toelating in de WSNP bij nader inzien niet mogelijk vanwege een vordering uit hoofde van fraude van de gemeente Z, welke beschikking inmiddels formele rechtskracht had gekregen. Om die reden accepteerde de gemeente Z het betalingsvoorstel niet. Verweerder kon klaagster niet adviseren om de met I gemaakte betalingsafspraken na te komen omdat crediteuren op gelijke wijze dienden te worden betaald en de betalingsafspraken met andere schuldeisers nog niet rond waren. Na de hoorzitting op 6 oktober 2009 werd zijdens de gemeente aangegeven dat zij akkoord zou gaan met het betalingsvoorstel mits verweerder de brief, waarin I aangaf akkoord te gaan met het betalingsvoorstel, aan de gemeente zou doen toekomen. Verweerder beschikte echter niet over die betreffende brief. Verweerder heeft daarvan wel een afschrift opgevraagd en kort na de hoorzitting telefonisch contact opgenomen met I. Zij gaf echter toen reeds te kennen dat het akkoord was ingetrokken vanwege de inmiddels verstreken tijd. Verweerder heeft de brief van I van 3 februari 2010 niet zelf in handen gehad omdat de WSNP-zaken vanaf 1 januari 2010 werden behandeld door de betreffende afdeling van zijn toenmalig kantoor. Verweerder heeft de afdeling schuldhulpverlening van dit kantoor opdracht gegeven de onderhandelingen met I af te wikkelen. Zij heeft de zaak onvoldoende voortvarend opgepakt. Bovengenoemde omstandigheden zijn verweerder niet aan te rekenen.

5. Beoordeling van de klacht

5.1       De advocaat dient de hem opgedragen zaken met zorgvuldigheid en benodigde voortvarendheid te behandelen. De klacht zal met inachtneming van dit criterium worden beoordeeld.

5.2       Vast staat dat verweerder de zaak van klaagster in juni 2008 op zich heeft genomen. In de maanden juni en juli 2008 heeft hij in de zaak werkzaamheden verricht en de nodige stukken opgevraagd. Uit het dossier blijkt echter voorts dat verweerder in de daarop volgende maanden verschillende keren niet heeft gereageerd op brieven en telefoongesprekken van derden en dat hij gedane toezeggingen niet is nagekomen. De raad wijst in dit verband allereerst op de brief van brief van mr. C. van 5 december 2008. Daaruit blijkt dat deze, na 29 september 2008, vier keer aan verweerder heeft verzocht om informatie maar dat deze daarop niet reageerde en een mondelinge toezegging niet nakwam.

5.3       Pas op 21 februari 2009 heeft verweerder voor het eerst, in het kader van een minnelijke regeling, betalingsvoorstellen gedaan aan de schuldeisers van klaagster en op 18 mei 2009 aan de gemeente Z. Weliswaar heeft deze aanvankelijk geweigerd met een betalingsvoorstel akkoord te gaan echter, onmiddellijk na de hoorzitting op 6 oktober 2009 deed zich een mogelijkheid voor om met de gemeente Z. een betalingsregeling te treffen. Van verweerder mocht naar het oordeel van de raad worden verwacht dat hij daarna voorvarend te werk zou gaan om de verzochte brief I d.d. 26 februari 2009 en de gegevens van andere schuldeisers aan de gemeente te verstrekken en betalingsregelingen met de andere schuldeisers vlot te trekken. Hiervan blijkt echter op geen enkele wijze. Integendeel, uit een telefoonnotitie d.d. 21 januari 2010 blijkt dat verweerder, tot ergernis toe, niet reageerde op telefoontjes van de betreffende medewerker van de Sociale Dienst van de gemeente Z. Uit een brief van I van 3 februari 2010 blijkt voorts dat deze zich, aangezien verweerder sinds 26 februari 2009 - ondanks herhaalde telefoontjes - niets meer van zich had laten horen, uiteindelijk genoodzaakt zag klaagster weer aan te spreken voor het hele bedrag waardoor alle onderhandelingen weer van voren af aan dienden te worden opgestart. Het niet toezenden van de verzochte gegevens heeft uiteindelijk geresulteerd in een afwijzing van het betalingsvoorstel door de gemeente Z.

5.4       Door de trage behandeling van de zaak en het niet tijdig informeren van belanghebbenden heeft verweerder niet gehandeld zoals van een behoorlijk advocaat mag worden verwacht en jegens klaagster niet de zorgvuldigheid betracht die bij een behoorlijke rechtshulpverlening betaamt. Dit kan hem naar het oordeel van de raad tuchtrechtelijk worden verweten.

5.5       Het verweer van verweerder dat hij op 6 oktober 2009 niet beschikte over de brief van I van 26 februari 2009 en deze derhalve niet aan de gemeente kon overhandigen, treft geen doel. Uit een brief van verweerder van 10 april 2009 aan een andere schuldeiser, blijkt dat verweerder op laatstgenoemde datum wel degelijk van het bestaan van deze brief op de hoogte was. Voor zover hij toen niet over de brief van 26 februari 2009 beschikte had het, - gelet op het belang hiervan - op zijn weg gelegen zorg te dragen voor een bevestiging van het akkoord met de betalingsregeling. Verweerder is als advocaat immers zelf verantwoordelijk voor een zorgvuldige administratie en dossierbeheer. Voorts lag het op zijn weg om na 6 oktober 2009 ten spoedigste een kopie te bemachtigen, dan wel op andere wijze het akkoord te bevestigen. De verklaring van verweerder ter zitting dat hij direct na de hoorzitting op 6 oktober 2009 telefonisch contact met I heeft opgenomen maar hem toen reeds werd medegedeeld dat het akkoord werd ingetrokken, spoort naar het oordeel van de raad niet met het de inhoud van de brief van I van 3 februari 2010. De raad gaat hieraan derhalve voorbij.

6. Maatregel

Gelet op de aard en de ernst van de begane overtreding en de gevolgen voor klaagster, acht de raad de maatregel van berisping alsook de toepassing van artikel 48 lid 7 van de Advocatenwet passend en geboden. Bij het opleggen van deze maatregel is het tuchtrechtelijk verleden van verweerder in aanmerking genomen.

7. Beslissing

De raad:

           - verklaart dat verweerder jegens klaagster niet de zorgvuldigheid heeft betracht die bij

             een behoorlijke rechtshulpverlening betaamt

- verklaart de klacht gegrond;

            - legt op de maatregel van berisping.

Aldus gegeven door  mr. P.M. Knaapen, voorzitter en mrs. P.J.W.M. Theunissen, L.W.M. Caudri, R.G.A.M. Theunissen, H.C.M. Schaeken, leden, in tegenwoordigheid van mr. A.M.T.A. Verhagen, plaatsvervangend griffier, en in het openbaar uitgesproken op 19 september 2011.

___________________                                                                      ___________________

mr. A.M.T.A. Verhagen                                                                       mr. P.M. Knaapen

plaatsvervangend griffier                                                                        voorzitter

Griffier                                                  voorzitter

Verzonden op: 20 september 2011

Van deze beslissing kan binnen 30 dagen na verzending van het afschrift hoger beroep worden ingesteld bij het Hof van Discipline.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van het afschrift. Uiterlijk op de dertigste dag dient Uw appelmemorie in het bezit te zijn van de griffier van het Hof van Discipline. Het gaat mitsdien niet om tijdige verzending van de appelmemorie, maar om tijdige ontvangst door de griffier van het Hof van Discipline. U dient er rekening mee te houden dat verlenging van deze termijn niet tot de mogelijkheden behoort. Beroep dient te worden ingesteld door middel van een memorie, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien.

De memorie dient in zevenvoud te worden ingediend en vergezeld te zijn van zes kopieën van de beslissing waartegen beroep wordt ingesteld.

De appelmemorie kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

  1. Per post.

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is: postbus 132, 4840 AC Prinsenbeek.

  1. Bezorging.

De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC te Prinsenbeek. Bezorging kan uitsluitend plaatsvinden op de gebruikelijke werkdagen tijdens de gebruikelijke kantooruren.

  1. Per fax.

Het faxnummer van het Hof van Discipline is : 076 – 5484608.

Tegelijkertijd met de indiening per fax dienen de originele stukken per post te worden toegezonden aan de griffie van het Hof in het vereiste aantal.

Voor het inwinnen van informatie : het telefoonnummer van het Hof van Discipline is : 076 - 5484607.