ECLI:NL:TADRSHE:2011:YA2011 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch B 235 - 2010

ECLI: ECLI:NL:TADRSHE:2011:YA2011
Datum uitspraak: 29-08-2011
Datum publicatie: 14-09-2011
Zaaknummer(s): B 235 - 2010
Onderwerp:
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Financiën
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Kwaliteit van de dienstverlening
Beslissingen: Waarschuwing
Inhoudsindicatie:   Hoewel de tuchtrechter in beginsel –behoudens excessief declareren- niet bevoegd is te oordelen over de hoogte van declaraties, kan een overeenkomst van opdracht worden onderworpen aan een tuchtrechtelijk toets.Door in een overeenkomst van opdracht op te nemen dat indien de client niet binnen vijf dagen na ontvangst van een declaratie aangeeft met de hoogte daarvan in te stemmen, het dossier zonder nadere aanzegging za worden gesloten, wordt de client daardoor gedurende de behandeling van de zaak elke redelijke kans ontnomen om zich te beklagen over de (hoogte van) declaraties. In deze geen sprake van excessief declareren, wel voorstelbaar dat klaagster zich gedwongen heeft gevoeld om akkoord te gaan met de declaraties. Klacht deels gegrond. Enkele waarschuwing.  

B 235-2010 Klacht

Raad van Discipline

in het ressort ’s-Hertogenbosch

Beslissing

inzake

de klacht van:

mevrouw X,

klaagster,

tegen

mr.Y,

verweerder,

−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−

1.         Verloop van de klachtprocedure.

Bij schrijven van 17 november 2010 heeft de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Breda de stukken in bovenvermelde klachtzaak aan de raad doen toekomen, welke stukken vermeld zijn in de bij voormelde brief gevoegde inventarislijst.

De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 6 juni 2011, waarvoor partijen werden opgeroepen bij brieven van de griffier van 19 april 2011, waarbij aan hen werd medegedeeld dat de stukken ter inzage zouden liggen ten kantore van de griffier tot 23 mei 2011.

Bij de mondelinge behandeling zijn klaagster en verweerder verschenen.

2.         De feiten

2.1       Het volgende is komen vast te staan:

Verweerder heeft klaagster bijgestaan in een zaak tegen A.. Het intakegesprek heeft plaatsgevonden op 17 februari 2009. Op 24 februari 2009 heeft klaagster een overeenkomst ondertekend, die verweerder aan haar had voorgelegd. In die overeenkomst was het uurtarief opgenomen, de gang van zaken rond declareren en een klachtenregeling. In de overeenkomst was onder meer bepaald dat indien klaagster niet binnen vijf dagen na ontvangst van een declaratie aangaf met de hoogte daarvan in te stemmen, het dossier zonder nadere aanzegging zou worden gesloten.

Verweerder heeft aan klaagster declaraties gezonden met een begeleidende brief waarin onder meer was opgenomen:

„Indien u uitdrukkelijk van mening bent dat aan u een redelijk salaris in rekening werd gebracht, u om die reden uitdrukkelijk akkoord bent met de einddeclaratie(s) over de achterliggende periode(n) en de tot op heden in deze zaak gewerkte tijd en indien u van mening bent dat de werkzaamheden in deze zaak door ons tot op heden geheel correct en naar volle tevredenheid voor u werden uitgevoerd (…)

Na retourontvangst van deze brief en specificatie worden mijn tijd- en werklijsten vernietigd.“ alsmede:

“Na verzending van onze einddeclaratie over de achterliggende periode met de bijbehorende specificatie wordt het dossier gesloten en zal aan u worden verzocht om binnen 5 dagen akkoord te gaan met de tot op dat moment door ons gewerkte en in rekening gebrachte tijd en wordt u tevens verzocht te verklaren dat het in rekening gebrachte salaris redelijk is. De akkoordverklaring heeft tot gevolg dat de declaratie niet meer kan worden betwist. Indien door u geen akkoord wordt gegeven zal het dossier, zonder nadere aankondiging …. definitief worden gesloten.”

Zowel de begeleidende brieven bij de declaraties als de daarbij behorende specificaties zijn steeds door klaagster voor akkoord ondertekend.

Op 22 september 2009 heeft verweerder zich aan de zaak onttrokken, nadat hij meermaals tevergeefs had geprobeerd om klaagster via de telefoon en e-mail te bereiken. Klaagster is zonder de bijstand van verweerder naar een zitting gegaan die plaatsvond op 9 oktober 2009. Nadat het dossier was gesloten, heeft klaagster zich bij verweerder over de gang van zaken beklaagd, waarna zij werd ontboden op kantoor. Klaagster is daarop niet ingegaan.

3.         De klacht

3          De klacht houdt het volgende in:

1.         het intakegesprek zou gratis zijn, maar was dat niet.

2.         het afgesproken uurtarief was € 125,00 maar verweerder heeft € 250,00 in rekening gebracht voor in de avond gewerkte uren.

3.         op internet staat dat verweerder een uurtarief van € 70,00 hanteert.

4.         bij de aanvang van de zaak schatte verweerder de totale kosten op € 2.000,00, en eventueel minder als klaagster alleen naar de rechtbank zou gaan, maar in feite heeft klaagster € 4.000,00 betaald, en is ze toch alleen naar de rechtbank gegaan.

5.         klaagster werd gedwongen akkoord te gaan met declaraties en moest schriftelijk verklaren tevreden te zijn over de verleende bijstand, op straffe van staking der werkzaamheden door verweerder.

6.         kort voor de zitting werd een nieuwe voorschotdeclaratie gestuurd, terwijl de uren van de vorige declaratie nog niet op waren.

7.         verweerder heeft nagelaten tijdig een belangrijk medisch dossier naar de rechtbank te sturen.

8.         verweerder heeft verzuimd schadevergoeding te eisen; alleen door ingrijpen van de rechter is aan klaagster toch nog een schadevergoeding toegekend.

9.         nadat klaagster zich bij verweerder had beklaagd over de gang van zaken kreeg zij geen afdoende reactie en een ingewikkeld antwoord; klaagster werd door verweerder op kantoor ontboden.

4.         Het verweer

4        Het standpunt van verweerder houdt in:

1.                  De financiële afspraken zijn vooraf vastgelegd in een overeenkomst. In aanvulling op deze overeenkomst heeft klaagster zich in de tussen haar en verweerder gevoerde correspondentie akkoord verklaard met de afspraak dat alleen de eerste 30 minuten van het intakegesprek gratis zijn.

2.                  Klaagster heeft zich in de correspondentie uitdrukkelijk akkoord verklaard met de door verweerder in rekening gebrachte kosten. Klaagster heeft de declaraties voor akkoord ondertekend en betaald. Klaagster kan daarop niet achteraf terugkomen.

3.                  Klaagster heeft zich uitdrukkelijk akkoord verklaard met de gemaakte financiële afspraken. Dat klaagster later in de media andere tarieven leest, betekent niet dat deze op klaagster van toepassing zijn.

4.                  Verweerder wijst op de artikelen 11, 12, 13 en 14 van de tussen hem en klaagster gesloten overeenkomst. Hierin staat te lezen dat klaagster zich dient te realiseren dat de kosten voor rechtsbijstand mogelijk hoger kunnen uitvallen dan het beoogde (financiële) resultaat, dat een eventueel vooraf gegeven indicatie van de kosten geen garantie is voor de werkelijke kosten en dat een procedure – afhankelijk van de omvang en complexiteit – te allen tijde minimaal duizenden euro’s zal kosten. Ten slotte staat van geen enkele zaak vast dat deze zonder meer gewonnen zal worden. Klaagster wist dat haar zaak weinig kansrijk was en zij heeft behalve de overeenkomst waarin de financiële afspraken vooraf werden vastgelegd, ook steeds de voorschotdeclaraties en de einddeclaraties voor akkoord getekend.

5.                  Klaagster was in het geheel niet verplicht de declaraties voor akkoord te ondertekenen. Dat het dossier zou worden gesloten indien klaagster niet akkoord zou gaan, doet aan de akkoordverklaring en aan de overeenkomsten niets af.

6.                  Klaagster heeft kort voor de zitting geen voorschotdeclaratie ontvangen. De zitting vond plaats op 9 oktober 2009 en de declaratie aan klaagster was verzonden op 13 september 2009. De voorschotdeclaratie is gecrediteerd omdat klaagster zelf naar de zitting is geweest en de in rekening gebrachte uren uiteindelijk niet zijn gemaakt.

7.                  Verweerder erkent geen stukken meer namens klaagster naar de rechtbank te hebben gestuurd. Nadat klaagster was opgehouden te betalen heeft verweerder geen werkzaamheden meer voor haar verricht. Op 22 september 2009 heeft verweerder zich aan de zaak onttrokken, nadat hij klaagster meermalen vergeefs had geprobeerd te bellen. Ook op e-mails reageerde klaagster niet. Klaagster is erop gewezen dat zij tot 10 dagen voor de zitting zelf de tijd had om de medische stukken in te dienen. De zitting vond plaats op 9 oktober 2009, zodat zij daarvoor op 22 september 2009 nog voldoende tijd had. Dat klaagster dat heeft nagelaten is haar eigen verantwoordelijkheid. Klaagster was zelf nog in het bezit van het originele medisch dossier en heeft pas op 22 januari 2010 om teruggave van de op 31 augustus 2009 aan verweerder gegeven kopie daarvan verzocht.

8.                  Verweerder heeft zich reeds voor de zitting aan de zaak onttrokken. Ofschoon klaagster weinig kans van slagen had, heeft zij toch nog een bedrag van € 5.000,-- ontvangen.

9.                  In de met klaagster gesloten overeenkomst is een klachtregeling opgenomen. Klaagster heeft haar klacht pas ingediend na het sluiten van het dossier, terwijl het klaagster op basis van de overeenkomst bekend was dat dossiers na het sluiten daarvan worden vernietigd. Toch is de klacht in behandeling genomen. Klaagster is gevraagd de klacht te onderbouwen en is uitgenodigd voor een gesprek op kantoor. Klaagster heeft zich echter aan de klachtregeling onttrokken door op deze redelijke verzoeken niet meer te reageren.

5.         Beoordeling van de klacht

Klachtonderdelen 1 en 2

5.1       De klachtonderdelen 1 en 2 zien op de hoogte van de declaraties. De raad heeft echter niet de bevoegdheid heeft om declaratiegeschillen te beslechten, doch waakt slechts tegen excessief declareren. Hiervan is naar het oordeel van de raad in deze niet gebleken, zodat deze klachtonderdelen als ongegrond dienen te worden afgewezen.

            Klachtonderdeel 3       

5.2       Uit de aan de raad overgelegde stukken blijkt dat klaagster en verweerder een uurtarief van € 125,-- zijn overeengekomen. Klaagster stelt dat zij nadien op internet heeft gelezen dat verweerder een uurtarief hanteert van € 70,--, maar naar het oordeel van de raad doet dat niets af aan het tussen klaagster en verweerster overeengekomen uurtarief. Ook dit onderdeel van de klacht is derhalve ongegrond.

            Klachtonderdeel 4

5.3       Uit de aan de raad overgelegde stukken blijkt dat verweerder bij het in behandeling nemen van de zaak aan klaagster een indicatie heeft gegeven van de te verwachten kosten. Dat de daadwerkelijke kosten hoger zijn uitgevallen dan verweerder bij aanvang van de zaak had ingeschat, kan hem naar het oordeel van de raad niet in tuchtrechtelijke zin worden verweten, nu verweerder klaagster steeds op de hoogte heeft gehouden van de kostenontwikkeling. Verweerder heeft klaagster immers tussentijds (voorschot-) declaraties gestuurd, die klaagster steeds voor akkoord heeft ondertekend. Ook dit onderdeel van de klacht is derhalve ongegrond.

            Klachtonderdeel 5

5.4       De raad overweegt dat het feit dat de tuchtrechter in beginsel niet kan oordelen over de (hoogte van de) declaraties niet wegneemt dat de, bij aanvang van de zaak, tussen klaagster en verweerder gesloten overeenkomst wel degelijk kan worden onderworpen aan een tuchtrechtelijke toets. In die overeenkomst was onder meer bepaald dat indien klaagster niet binnen vijf dagen na ontvangst van een declaratie aangaf met de hoogte daarvan in te stemmen, het dossier zonder nadere aanzegging zou worden gesloten. Daarmee werd klaagster gedurende de behandeling van de zaak elke redelijke kans ontnomen om zich te beklagen over de (hoogte van) declaraties. Immers, het onthouden van instemming met einige declaratie zou het sluiten van het dossier tot gevolg hebben, met alle mogelijke consequenties van dien.. De raad acht het op basis van het bovenstaande voorstelbaar dat klaagster zich gedwongen heeft gevoeld om akkoord te gaan met de declaraties.

5.5       Door de zaak pas in behandeling te nemen nadat klaagster de overeenkomst had ondertekend, heeft verweerder klaagster in de positie gebracht dat zij niet meer kon protesteren tegen de (hoogte van de) declaratie, zonder het risico te lopen dat het dossier zou worden gesloten. Daarmee heeft verweerder naar het oordeel van de raad niet gehandeld zoals het een behoorlijk advocaat betaamt. Dit onderdeel van de klacht is derhalve gegrond.

            Klachtonderdeel 6

5.6       Als niet dan wel onvoldoende weersproken is komen vast te staan dat verweerder de voorschotdeclaratie bijna één maand voorafgaand aan de zitting aan klaagster heeft toegestuurd. Derhalve kan niet gezegd worden dat deze voorschotna, zoals klaagster stelt, kort voor de zitting is verzonden. Voorts is het niet onbegrijpelijk dat in geval van een op handen zijnde zitting een nieuwe voorschotnota wordt verzonden, ook al zijn de op basis van de vorige voorschotnota nog openstaande uren nog niet volledig besteed. Doorgaans is met de voorbereiding van een zitting, reistijd, wachttijd en zittingstijd immers een aanzienlijk aantal uren gemoeid dat het verzenden van een nieuwe voorschotnota kan rechtvaardigen. De raad verklaart dit onderdeel van de klacht derhalve ongegrond.

            Klachtonderdeel 7

5.7       Nu verweerder zich op 22 september 2010 had teruggetrokken kon van hem niet meer worden verwacht dat hij voor de zitting van 9 oktober 2010 nog stukken zou indienen. Klaagster is erop gewezen dat zij tot tien dagen voor de zitting nog stukken kon indienen. Partijen twisten over de vraag of klaagster de beschikking had over de stukken die in de visie van klaagster hadden moeten worden ingediend. Klaagster stelt dat zij deze niet tot haar beschikking had, terwijl verweerder stelt dat zij deze wél tot haar beschikking had. Nu hieromtrent uit de stukken niets kan worden afgeleid, kan de raad niet vaststellen of klaagster in de gelegenheid is geweest om de stukken zelf tijdig in te dienen. Dientengevolge kan ook niet worden vastgesteld dat verweerder op dit punt tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld. Ook dit onderdeel van de klacht is derhalve ongegrond.

            Klachtonderdeel 8

5.8       Op basis van de aan de raad overgelegde stukken en hetgeen partijen naar voren hebben gebracht kan de raad niet beoordelen of verweerder inderdaad, zoals klaagster stelt, in de procedure schadevergoeding had moeten vorderen. De raad is van oordeel dat klaagster dit onderdeel van de klacht onvoldoende heeft onderbouwd. De raad verklaart dit klachtonderdeel dan ook ongegrond.

            Klachtonderdeel 9

5.9       De raad stelt vast dat verweerder de klacht van klaagster in behandeling heeft genomen en haar heeft uitgenodigd voor een gesprek op kantoor. Klaagster is op dat voorstel niet in gegaan. Het staat klaagster weliswaar vrij om niet op de uitnodiging voor een gesprek in te gaan, maar de wijze waarop verweerder op de klacht heeft gereageerd rechtvaardigt naar het oordeel van de raad niet de conclusie dat hij de klacht niet naar behoren heeft behandeld. Dit onderdeel van de klacht moet derhalve ongegrond worden verklaard.

5.10     De raad komt tot de slotsom dat de klachtonderdelen 1 tot en met 4 en 6 tot en met 9 ongegrond zijn en dat klachtonderdeel 5 gegrond is. De raad acht een waarschuwing een passende maatregel.

6.         Beslissing

De raad verklaart de klachtonderdelen 1 tot en met 4 en 6 tot en met 9 ongegrond en klachtonderdeel 5 gegrond en legt ter zake klachtonderdeel 5 aan verweerder op een enkele waarschuwing.

Aldus gegeven door mr. R.P.G. Houterman, voorzitter, en mrs. E.P.C.M. Teeuwen, A.L.W.G. Houtakkers, P.A.M. van Hoef , J.D.E. van den Heuvel, leden, in tegenwoordigheid van mr. Th.H.G. van de Langenberg, griffier, en in het openbaar uitgesproken ter openbare zitting van de raad d.d. 29 augustus 2011.

mr. Th.H.G. van de Langenberg,                                                mr.  R.P.G. Houterman,

griffier.                                                                                      voorzitter.

Verzonden op: 30 augustus 2011

Van deze beslissing kan binnen 30 dagen na verzending van het afschrift hoger beroep worden ingesteld bij het Hof van Discipline.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van het afschrift. Uiterlijk op de dertigste dag dient Uw appelmemorie in het bezit te zijn van de griffier van het Hof van Discipline. Het gaat mitsdien niet om tijdige verzending van de appelmemorie, maar om tijdige ontvangst door de griffier van het Hof van Discipline. U dient er rekening mee te houden dat verlenging van deze termijn niet tot de mogelijkheden behoort. Beroep dient te worden ingesteld door middel van een memorie, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien.

De memorie dient in zevenvoud te worden ingediend en vergezeld te zijn van zes kopieën van de beslissing waartegen beroep wordt ingesteld.

De appelmemorie kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a.   Per Post.

     Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is: postbus 132, 4840 AC Prinsenbeek.

b.   Bezorging.

De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC te Prinsenbeek. Bezorging kan uitsluitend plaatsvinden op de gebruikelijke werkdagen tijdens de gebruikelijke kantooruren.

c.   Per fax.

Het faxnummer van het Hof van Discipline is : 076 – 5484608.

Tegelijkertijd met de indiening per fax dienen de originele stukken per post te worden toegezonden aan de griffie van het Hof in het vereiste aantal.

Voor het inwinnen van informatie : het telefoonnummer van het Hof van Discipline is : 076 - 5484607.