ECLI:NL:TADRSHE:2011:YA1778 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch H 9 - 2011

ECLI: ECLI:NL:TADRSHE:2011:YA1778
Datum uitspraak: 27-06-2011
Datum publicatie: 08-07-2011
Zaaknummer(s): H 9 - 2011
Onderwerp: Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Vrijheid van handelen
Beslissingen: Anders
Inhoudsindicatie:   Niet gereageerd op verzoek om informatie van deken. Een advocaat behoort op grond van art. 6 VAFI over een op naam van een Stichting Derdengelden staande derdengeldenrekening te beschikken. Deze bepaling geldt ook indien de betreffende advocaat geen incassozaken behandelt.  . Bestuurder van de stichting derdengelden blijkt geen vrije beroepsoefenaar, zoals door verweerder vermeld in de CCV-opgave 2009,  maar een van het tableau geschrapte advocaat . Diverse ten behoeve van cliënten ontvangen bedragen verrekend met declaraties, terwijl die declaraties nog niet waren opgesteld noch toestemming voor verrekening van de cliënten was verkregen. Procureursnota ad € 6.607,-- langdurig zonder opgave van redenen onbetaald gelaten.  In de kolommenbalans een te hoge winst opgenomen.    Dekenbezwaar gegrond, Schorsing:      - 1 maand onvoorwaardelijk, - 3 maanden voorwaardelijk, proeftijd 2 jr , - openbaarmaking ex art. 48 lid 3 Adv. wet.

H 9-2011 Dekenbezwaar

Raad van Discipline

in het ressort ’s-Hertogenbosch

Beslissing

inzake

het dekenbezwaar ex art. 46 f Advocatenwet van:

X,

tegen

Y,

verweerder,

−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−

1.         Verloop van de bezwaarprocedure.

Bij schrijven van 7 januari 2011  heeft de deken van de orde van advocaten in het arrondissement  Z. een dekenbezwaar ingediend en de stukken in bovenvermelde zaak aan de raad doen toekomen welke stukken vermeld zijn in de bij voormelde brief gevoegde inventarislijst.

De behandeling van het dekenbezwaar is vervolgens aangehouden waarna een onderzoek ten kantore van verweerder heeft plaatsgevonden. Vervolgens heeft de mondelinge behandeling plaatsgevonden op 23 mei 2011, waarvoor partijen werden opgeroepen bij brieven van de griffier van 12 april 2011, waarbij aan hen werd medegedeeld dat de stukken ter inzage zouden liggen ten kantore van de griffier tot 9 mei 2011.

Bij de mondelinge behandeling is de deken verschenen. Verweerder is niet verschenen.

2.         Het dekenbezwaar

2.         Het dekenbezwaar houdt het volgende in:

1.      Verweerder reageert niet op de brief van de deken van 18 november 2010 om informatie in verband met het tuchtrechtelijk onderzoek (gedragsregel 37); bovendien heeft hij geen reactie gegeven op de brief van de deken van 3 maart 2011 en geen gehoor gegeven aan zijn toezegging (gedaan tijdens het kantoorbezoek op 28 februari 2011) om stukken toe te zenden.

2.      In het kader van een art. 60b-verzoek heeft accountant A. gerapporteerd, op “kosten ongelijk”. De desbetreffende kosten ad € 3436,13 weigert verweerder te betalen, hoewel uit dat rapport blijkt, dat een en ander mis is in zijn praktijk.

3.      Verweerder handelt in strijd met art. 6 van de Verordening op de administratie en financiële integriteit door niet over een derdengeldrekening te beschikken.

4.      In de opgave 2009 ( van de centrale controle verordeningen) vermeldt verweerder dat de bestuurder van de stichting een vrije beroepsuitoefenaar is. Dit is onjuist, want die persoon betreft iemand, die is geschrapt van het tableau.

5.      Verweerder handelt in strijd met art. 6 Vafi door derdengelden naar zijn eigen rekening te boeken in plaats van van de stichting of naar de cliënt zelf.

6.      Verweerder houdt ontvangen proceskosten ten behoeve van cliënt F. achter; hetzelfde geldt voor een reeks andere cliënten die zijn vermeld in rapport van A.

7.      Verweerder heeft de declaratie ter zake de procureursbijstand door kantoor C. ad € 6.607,= niet betaald; ook niet na kantoorbezoek op 28 februari 2011.

8.      Het bezwaar ter zake de tenaamstelling van het kantoor van verweerder wordt niet langer gehandhaafd.

9.      Blijkens informatie uit het  rapport van A. heeft verweerder een kolommenbalans aangereikt waaruit blijkt dat in 2009 een winst is behaald van € 140.458,22; echter, hij heeft het ten behoeve van D. ontvangen bedrag van € 22.631,43 ten onrechte in de omzet meegenomen, alsook een aantal andere bedragen, waardoor de winst uiteindelijk € 95.056,62 bedroeg.

3.         Het verweer

3.         Het standpunt van verweerder houdt in:       

Ad 1:

Verweerder heeft de brief van 18 november 2010 nooit ontvangen.

            Ad 2:

De raad heeft zich nog niet uitgelaten over dat rapport; “kosten ongelijk” staan dus nog niet vast.

            Ad 3:

Het is juist dat verweerder geen derdengeldrekening heeft, maar deze heeft hij ook niet nodig omdat hij geen incasso-zaken behandelt.

            Ad 4:

            Dat is juist, maar inmiddels heeft verweerder de advocaat mr. E. benaderd. 

            Ad 5:

Verweer: zie ad 6

            Ad 6:

Inderdaad zijn diverse bedragen in 2009 en 2010 (F., G., H., I., J.) ontvangen; verweerder heeft die bedragen verrekend met zijn declaraties.

Ad 9:

Het door deurwaarder K. in dossier D. aan verweerder betaalde bedrag van € 29.631,43 staat inderdaad ten onrechte als omzet vermeld.

4.         Beoordeling van het dekenbezwaar

4.1       Onderdeel 1

Als niet weersproken is komen vast te staan dat verweerder niet heeft gereageerd op de brief van de deken 18 november 2010 om informatie in verband met het tuchtrechtelijk onderzoek (gedragsregel 37) en dat hij bovendien geen reactie heeft gegeven op de brief van de deken van 3 maart 2011, noch gehoor heeft gegeven aan zijn toezegging (gedaan tijdens het kantoorbezoek op 28 februari 2011) om stukken toe te zenden. Dit onderdeel van het dekenbezwaar is derhalve gegrond.

4.2       Onderdeel 2

De raad is van oordeel dat verweerder zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat hij de kosten ter zake de accountantsrapportage niet hoeft te voldoen zolang de raad zich nog niet over het dekenbezwaar heeft uitgelaten. Dit onderdeel van het dekenbezwaar is derhalve ongegrond.

4.3       Onderdeel 3

Verweerder heeft erkend dat hij geen derdengeldrekening heeft, doch stelt dat hij deze ook niet benodigt omdat hij geen incassozaken behandelt. Op basis van art. 6 Verordening op de administratie en financiële Integriteit dient een advocaat echter over een op naam van de Stichting derdengelden staande derdengeldrekening te beschikken. Door dit na te laten handelt verweerder in strijd met deze verordening. Dit onderdeel van het dekenbezwaar is derhalve gegrond.

4.4       Onderdeel 4

Op basis van de overgelegde stukken is komen vast te staan dat verweerder in zijn CCV-opgave 2009 heeft vermeld dat de bestuurder van de stichting een vrije beroepsuitoefenaar is, dit terwijl die persoon een advocaat betreft die geschrapt is van het tableau. Verweerder heeft weliswaar nog gesteld dat hij inmiddels een andere advocaat heeft benaderd, doch niet is gebleken dat inmiddels een andere persoon tot bestuurder is benoemd. Ook dit onderdeel van het dekenbezwaar is derhalve gegrond.

4.5       Onderdeel 5 en 6

Verweerder heeft erkend dat hij in 2009 en 2010 diverse bedragen op zijn kantoorrekening heeft ontvangen ten behoeve van zijn cliënten (F, G, H, I, J). Verweerder stelt dat hij deze bedragen heeft verrekend met zijn declaraties. Verweerder heeft echter (nog) geen declaraties opgesteld, noch is gebleken dat deze cliënten toestemming voor verrekening hebben gegeven. De raad is van oordeel dat verweerder in strijd handelt met art. 6 Vafi door derdengelden naar zijn eigen rekening te laten boeken en/of daarop te laten staan in plaats van deze naar de rekening van de stichting of naar cliënt zelf over te laten schrijven en voorts tuchtrechtelijk verwijtbaar handelt door ten behoeve van cliënten ontvangen gelden achter te houden dan wel (zonder toestemming) te verrekenen. Ook deze onderdelen van het dekenbezwaar zijn derhalve gegrond.

4.6       Onderdeel 7

Als niet weersproken is komen vast te staan dat verweerder de declaratie ter zake de procureursbijstand door kantoor Holla ad € 6.607,- ondanks betalingsverzoeken, zonder opgave van redenen, onbetaald heeft gelaten. Daarmee heeft verweerder niet gehandeld zoals het een behoorlijk advocaat betaamt. Dit onderdeel van het dekenbezwaar is derhalve gegrond.

4.7       Onderdeel 9

Verweerder heeft erkend dat een kolommenbalans is aangereikt waaruit blijkt dat in 2009 een winst is behaald van € 140.458,22, terwijl het ten behoeve van D. ontvangen bedrag van € 22.631,43 daarin ten onrechte als omzet is meegenomen. De advocaat is gehouden tot nauwgezetheid in financiële en administratieve aangelegenheden. Met zijn handelwijze heeft verweerder niet gehandeld zoals het een behoorlijk advocaat betaamt.

4.8       De raad komt tot de slotsom dat het dekenbezwaar gegrond moet worden verklaard. Gelet op de ernst van de gegrond verklaarde bezwaren acht de raad een schorsing in de uitoefening van de praktijk voor de duur van vier maanden, waarvan drie voorwaardelijk, passend en geboden. De in artikel 46 Advocatenwet beschermde belangen vorderen, dat op de voet van artikel 48 lid 3 Advocatenwet het feit van de opgelegde schorsing - zodra onherroepelijk- door de deken aan de leden van de Bossche orde wordt bekendgemaakt op de gebruikelijke wijze van publiceren.

5.         Beslissing

De raad verklaart het dekenbezwaar gegrond en legt ter zake aan verweerder op de maatregel van schorsing in de uitoefening van de praktijk voor de duur van vier maanden, met de bepaling dat daarvan drie maanden niet ten uitvoer zullen worden gelegd, tenzij de raad later anders mocht bepalen op grond van het feit dat verweerder zich vóór het einde van de proeftijd, die de raad vaststelt op een periode van twee jaar, aan een in artikel 46 van de Advocatenwet bedoelde gedraging heeft schuldig gemaakt.

De raad bepaalt, dat de deken het feit van deze schorsingsmaatregel -zodra onherroepelijk- aan de leden van de orde in `’s-Hertogenbosch bekend maakt op de aldaar gebruikelijke manier van publiceren.

Aldus gegeven door mr. G.J.E. Poerink, voorzitter en mrs. Th. Kremers, L.J.G. de Haas, A.A. Freriks, E.P.C.M. Teeuwen, leden, in tegenwoordigheid van mr. Th.H.G. van de Langenberg, griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van de raad d.d. 27 juni 2011.

mr. Th.H.G. van de Langenberg,                                             mr.  G.J.E. Poerink,

griffier.                                                                                                voorzitter.

Verzonden op: 28 juni 2011

Van deze beslissing kan binnen 30 dagen na verzending van het afschrift hoger beroep worden ingesteld bij het Hof van Discipline.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van het afschrift. Uiterlijk op de dertigste dag dient Uw appelmemorie in het bezit te zijn van de griffier van het Hof van Discipline. Het gaat mitsdien niet om tijdige verzending van de appelmemorie, maar om tijdige ontvangst door de griffier van het Hof van Discipline. U dient er rekening mee te houden dat verlenging van deze termijn niet tot de mogelijkheden behoort. Beroep dient te worden ingesteld door middel van een memorie, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien.

De memorie dient in zevenvoud te worden ingediend en vergezeld te zijn van zes kopieën van de beslissing waartegen beroep wordt ingesteld.

De appelmemorie kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a.   Per Post.

     Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is: postbus 132, 4840 AC Prinsenbeek.

b.   Bezorging.

De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC te Prinsenbeek. Bezorging kan uitsluitend plaatsvinden op de gebruikelijke werkdagen tijdens de gebruikelijke kantooruren.

c.   Per fax.

Het faxnummer van het Hof van Discipline is : 076 – 5484608.

Tegelijkertijd met de indiening per fax dienen de originele stukken per post te worden toegezonden aan de griffie van het Hof in het vereiste aantal.

Voor het inwinnen van informatie : het telefoonnummer van het Hof van Discipline is : 076 - 5484607.