ECLI:NL:TADRSHE:2011:YA1777 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch H 233 - 2010

ECLI: ECLI:NL:TADRSHE:2011:YA1777
Datum uitspraak: 27-06-2011
Datum publicatie: 08-07-2011
Zaaknummer(s): H 233 - 2010
Onderwerp: Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Kwaliteit van de dienstverlening
Beslissingen: Klacht gegrond, zonder maatregel
Inhoudsindicatie:   Onzorgvuldig gehandeld door de indiening van appel afhankelijk te stellen van de betaling van het griffierecht door klager, terwijl aan klager een betalingstermijn werd gegeven tot na het verstrijken van de beroepstermijn. Onvoldoende gecommuniceerd met klager wanneer de beroepstermijn zou verstrijken en tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld door de beroepstermijn ongebruikt te laten verstrijken.   Klacht gegrond. Geen maatregel omdat verweerder zijn kantoorbeleid inzake het verstrekken van informatie over beroepstermijnen inmiddels heeft aangepast en negatieve gevolgen van het handelen van verweerder zijn uitgebleven.                          

H 233-2010 Klacht

Raad van Discipline

in het ressort ’s-Hertogenbosch

Beslissing

de klacht van:

X

klagers,

tegen

Y,

verweerder,

−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−

1.         Verloop van de klachtprocedure.

Bij schrijven van 17 november 2010 heeft de deken van de orde van advocaten in het arrondissement ’s-Hertogenbosch de stukken in bovenvermelde klachtzaak aan de raad doen toekomen, welke stukken vermeld zijn in de bij voormelde brief gevoegde inventarislijst.

De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 23 mei 2011, waarvoor partijen werden opgeroepen bij brieven van de griffier van 12 april 2011, waarbij aan hen werd medegedeeld dat de stukken ter inzage zouden liggen ten kantore van de griffier tot 9 mei 2011.

Bij de mondelinge behandeling zijn klagers en verweerder verschenen.

2.         De feiten

2.1       Het volgende is komen vast te staan:

Verweerder heeft klagers bijgestaan in een vreemdelingenzaak. Aan klager is een toevoeging verleend, waarbij een eigen bijdrage is opgelegd van € 98,--. De IND heeft op 30 oktober 2009 het bezwaarschrift tegen de beschikking van de minister van 7 januari 2009 ongegrond verklaard. Die beschikking is op 2 november 2009 toegezonden aan verweerder en door deze op 4 november 2009 aan klagers doorgezonden. De inhoud van de begeleidende brief van verweerder luidt:

Bijgaand zend ik u een kopie van de beslissing zoals ik die heb ontvangen van de IND. Het bezwaar is ongegrond verklaard. Het is mogelijk om tegen deze beslissing in hoger beroep te gaan.

Graag zou ik van u willen weten of u dit wenst te doen. Aan het beroepschrift zijn wel kosten verbonden voor griffierecht. Ik zal eerst in beroep gaan, nadat ik zekerheid heb gekregen van u over deze kosten.“

Bij brief d.d. 24 november 2009 heeft verweerder een declaratie aan klagers gestuurd ter zake het griffierecht. De declaratie vermeldt dat betaling binnen veertien dagen na 24 november 2009 dient te geschieden. Klagers hebben op 2 december 2009 betaald. De beroepstermijn was echter reeds op 30 november 2009 verstreken. Via een andere weg hebben klagers uiteindelijk een verblijfsvergunning voor onbepaalde tijd verkregen.

3.         De klacht

3          De klacht houdt het volgende in:

Verweerder heeft zich niet gedragen zoals een behoorlijk advocaat betaamt; immers:

1.         klager werd een eigen bijdrage van € 98,= opgelegd, terwijl hij geen inkomsten bezat;

2.         verweerder heeft nagelaten om beroep in te stellen tegen de negatieve beslissing op bezwaar van de IND, dit ondanks dat klager tijdig het verschuldigde griffierecht van € 300,= had betaald op zijn derdenrekening;

3.         verweerder heeft klager bedrogen en gemanipuleerd; klager verlangt een schadevergoeding van € 9.500,=.

4.         Het verweer

4          Het standpunt van verweerder houdt in:       

             Ad 1:

            Op dit punt kan verweerder geen verwijt worden gemaakt. De Raad voor Rechtsbijstand heeft de Wet op de Rechtsbijstand toegepast en op basis daarvan een eigen bijdrage van € 98,-- opgelegd. Verweerder heeft dus niet tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld.

            Ad 2:

            Het is inderdaad verwarrend geweest dat op de declaratie d.d. 24 november 2009 een betalingstermijn van twee weken was vermeld, terwijl de beroepstermijn reeds op 30 november 2009 zou verstrijken. Doordat betaling plaatsvond na 30 november 2009 is niet in beroep gegaan. Het door klagers betaalde griffierecht is teruggestort. Omdat de familie zich in de periode van de beroepstermijn bevond in Zweden was er geen belang meer bij het instellen van beroep. Nadelige gevolgen zijn dus uitgebleven.

            Ad 3:

            Verweerder betwist dat sprake is geweest van bedrog of manipulatie. Verweerder heeft de zaak naar eer en geweten behandeld en juiste adviezen gegeven, hetgeen uiteindelijk ook heeft geleid tot verblijf in Nederland. De genoemde schadevergoeding van € 9.500,-- is niet onderbouwd en verweerder wijst aansprakelijkheid van de hand.

5.         Beoordeling van de klacht

5.1       De klacht heeft betrekking op de kwaliteit van de dienstverlening van verweerder. De raad overweegt dat de advocaat voor de wijze waarop hij de belangen van zijn cliënt heeft behartigd, ten volle verantwoordelijk is. De tuchtrechter dient in dit opzicht te beoordelen of sprake is van enig handelen of nalaten van de advocaat in strijd met de zorg die de advocaat behoort te betrachten ten opzichte van degenen, wier belangen hij of zij behartigt of behoort te behartigen.

5.2       Uitgangspunt daarbij is dat een advocaat voor het – in overleg met zijn cliënt - te voeren beleid een ruime mate van vrijheid toekomt en dat in het algemeen een tuchtrechtelijke maatregel eerst geïndiceerd kan zijn indien de advocaat bij de behandeling van de zaak kennelijk onjuist optreedt of adviseert en de belangen van de cliënt daardoor worden geschaad of kunnen worden geschaad.

5.3       De tuchtrechter toetst in volle omvang, maar hij zal bij zijn beoordeling rekening houden met de vrijheid die de advocaat dient te hebben met betrekking tot de wijze waarop hij een zaak behandelt, alsmede met de keuzes waarvoor de advocaat bij de behandeling van een zaak kan komen te staan. Dat kan, bij voorbeeld, met zich meebrengen dat niet iedere misslag of verzuim aanstonds leidt tot een tuchtrechtelijk verwijt. De raad zal dit onderdeel van de klacht met inachtneming van dit uitgangspunt beoordelen.

            Klachtonderdeel 1

5.4       De Raad van Rechtsbijstand heeft de Wet op de Rechtsbijstand toegepast en op basis daarvan een eigen bijdrage van € 98,-- opgelegd. Met verweerder is de raad dan ook van oordeel dat verweerder hiervan geen enkel tuchtrechtelijk verwijt kan worden gemaakt. Dit onderdeel van de klacht is derhalve ongegrond.

            Klachtonderdeel 2

5.5       Uit de aan de raad overgelegde stukken blijkt dat de IND-beslissing is verzonden op 2 november 2009. Op 24 november 2009 heeft verweerder aan klagers een declaratie voor het griffierecht ad € 300,-- met de mededeling in de begeleidende brief, dat eerst dit griffierecht ad € 300,= betaald moest worden alvorens hij beroep zou instellen. Hoewel de beroepstermijn reeds verstreek op 30 november 2009, vermeldde de declaratie een betalingstermijn van twee weken ná 24 november 2009. Klagers hebben binnen de gestelde betalingstermijn betaald, te weten op 2 december 2009, maar toen was de beroepstermijn al verstreken.

5.6       De raad is van oordeel dat verweerder onzorgvuldig heeft gehandeld en niet naar behoren heeft gecommuniceerd met klagers over het tijdstip waarop de beroepstermijn zou verstrijken. Noch in de brief d.d. 4 november 2009, noch in die van 24 november 2009 heeft verweerder op het verstrijken van de beroepstermijn op 30 november 2009 gewezen. Door dit na te laten en de beroepstermijn te laten verstrijken wegens het nog niet hebben ontvangen van het griffierechtvoorschot ondanks de hiervoor door hem gestelde ruimere betalingstermijn heeft verweerder niet gehandeld zoals het een behoorlijk advocaat betaamt.

            Klachtonderdeel 3

5.7       Verweerder heeft de stellingen van klagers dat hij hen heeft bedrogen en gemanipuleerd en hen een schadevergoeding van € 9.500,-- is verschuldigd, uitdrukkelijk betwist. Uit de aan de raad overgelegde stukken is voorts op geen enkele wijze gebleken van de juistheid van de stellingen van klagers. Dit onderdeel van de klacht is derhalve niet komen vast te staan en moet als ongegrond worden afgewezen.

5.8       De raad komt tot de slotsom dat de klachtonderdelen 1 en 3 ongegrond zijn en dat klachtonderdeel 2 gegrond is. Nu verweerder zijn kantoorbeleid inzake het verstrekken van informatie over beroepstermijnen inmiddels heeft aangepast en negatieve gevolgen van het handelen van verweerder zijn uitgebleven nu klagers via een andere weg een verblijfsvergunning voor onbepaalde tijd hebben gekregen, ziet de raad af van het opleggen van een maatregel.

6.         Beslissing

De raad verklaart de klachtonderdelen 1 en 3 ongegrond ,  klachtonderdeel 2  gegrond en ziet af van het opleggen van een maatregel.

Aldus gegeven door mr. G.J.E. Poerink, voorzitter en mrs. Th. Kremers, L.J.G. de Haas, A.A. Freriks, E.P.C.M. Teeuwen, leden, in tegenwoordigheid van mr. Th.H.G. van de Langenberg, griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van de raad d.d. 27 juni 2011.

mr. Th.H.G. van de Langenberg,                                             mr.  G.J.E. Poerink,

griffier.                                                                                                voorzitter.

Verzonden op: 28 juni 2011

Van deze beslissing kan binnen 30 dagen na verzending van het afschrift hoger beroep worden ingesteld bij het Hof van Discipline.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van het afschrift. Uiterlijk op de dertigste dag dient Uw appelmemorie in het bezit te zijn van de griffier van het Hof van Discipline. Het gaat mitsdien niet om tijdige verzending van de appelmemorie, maar om tijdige ontvangst door de griffier van het Hof van Discipline. U dient er rekening mee te houden dat verlenging van deze termijn niet tot de mogelijkheden behoort. Beroep dient te worden ingesteld door middel van een memorie, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien.

De memorie dient in zevenvoud te worden ingediend en vergezeld te zijn van zes kopieën van de beslissing waartegen beroep wordt ingesteld.

De appelmemorie kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a.   Per Post.

     Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is: postbus 132, 4840 AC Prinsenbeek.

b.   Bezorging.

De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC te Prinsenbeek. Bezorging kan uitsluitend plaatsvinden op de gebruikelijke werkdagen tijdens de gebruikelijke kantooruren.

c.   Per fax.

Het faxnummer van het Hof van Discipline is : 076 – 5484608.

Tegelijkertijd met de indiening per fax dienen de originele stukken per post te worden toegezonden aan de griffie van het Hof in het vereiste aantal.

Voor het inwinnen van informatie : het telefoonnummer van het Hof van Discipline is :

076 - 5484607.

H 233-2010 Klacht

Raad van Discipline

in het ressort ’s-Hertogenbosch

Beslissing

de klacht van:

X

klagers,

tegen

Y,

verweerder,

−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−

1.         Verloop van de klachtprocedure.

Bij schrijven van 17 november 2010 heeft de deken van de orde van advocaten in het arrondissement ’s-Hertogenbosch de stukken in bovenvermelde klachtzaak aan de raad doen toekomen, welke stukken vermeld zijn in de bij voormelde brief gevoegde inventarislijst.

De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 23 mei 2011, waarvoor partijen werden opgeroepen bij brieven van de griffier van 12 april 2011, waarbij aan hen werd medegedeeld dat de stukken ter inzage zouden liggen ten kantore van de griffier tot 9 mei 2011.

Bij de mondelinge behandeling zijn klagers en verweerder verschenen.

2.         De feiten

2.1       Het volgende is komen vast te staan:

Verweerder heeft klagers bijgestaan in een vreemdelingenzaak. Aan klager is een toevoeging verleend, waarbij een eigen bijdrage is opgelegd van € 98,--. De IND heeft op 30 oktober 2009 het bezwaarschrift tegen de beschikking van de minister van 7 januari 2009 ongegrond verklaard. Die beschikking is op 2 november 2009 toegezonden aan verweerder en door deze op 4 november 2009 aan klagers doorgezonden. De inhoud van de begeleidende brief van verweerder luidt:

Bijgaand zend ik u een kopie van de beslissing zoals ik die heb ontvangen van de IND. Het bezwaar is ongegrond verklaard. Het is mogelijk om tegen deze beslissing in hoger beroep te gaan.

Graag zou ik van u willen weten of u dit wenst te doen. Aan het beroepschrift zijn wel kosten verbonden voor griffierecht. Ik zal eerst in beroep gaan, nadat ik zekerheid heb gekregen van u over deze kosten.“

Bij brief d.d. 24 november 2009 heeft verweerder een declaratie aan klagers gestuurd ter zake het griffierecht. De declaratie vermeldt dat betaling binnen veertien dagen na 24 november 2009 dient te geschieden. Klagers hebben op 2 december 2009 betaald. De beroepstermijn was echter reeds op 30 november 2009 verstreken. Via een andere weg hebben klagers uiteindelijk een verblijfsvergunning voor onbepaalde tijd verkregen.

3.         De klacht

3          De klacht houdt het volgende in:

Verweerder heeft zich niet gedragen zoals een behoorlijk advocaat betaamt; immers:

1.         klager werd een eigen bijdrage van € 98,= opgelegd, terwijl hij geen inkomsten bezat;

2.         verweerder heeft nagelaten om beroep in te stellen tegen de negatieve beslissing op bezwaar van de IND, dit ondanks dat klager tijdig het verschuldigde griffierecht van € 300,= had betaald op zijn derdenrekening;

3.         verweerder heeft klager bedrogen en gemanipuleerd; klager verlangt een schadevergoeding van € 9.500,=.

4.         Het verweer

4          Het standpunt van verweerder houdt in:       

             Ad 1:

            Op dit punt kan verweerder geen verwijt worden gemaakt. De Raad voor Rechtsbijstand heeft de Wet op de Rechtsbijstand toegepast en op basis daarvan een eigen bijdrage van € 98,-- opgelegd. Verweerder heeft dus niet tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld.

            Ad 2:

            Het is inderdaad verwarrend geweest dat op de declaratie d.d. 24 november 2009 een betalingstermijn van twee weken was vermeld, terwijl de beroepstermijn reeds op 30 november 2009 zou verstrijken. Doordat betaling plaatsvond na 30 november 2009 is niet in beroep gegaan. Het door klagers betaalde griffierecht is teruggestort. Omdat de familie zich in de periode van de beroepstermijn bevond in Zweden was er geen belang meer bij het instellen van beroep. Nadelige gevolgen zijn dus uitgebleven.

            Ad 3:

            Verweerder betwist dat sprake is geweest van bedrog of manipulatie. Verweerder heeft de zaak naar eer en geweten behandeld en juiste adviezen gegeven, hetgeen uiteindelijk ook heeft geleid tot verblijf in Nederland. De genoemde schadevergoeding van € 9.500,-- is niet onderbouwd en verweerder wijst aansprakelijkheid van de hand.

5.         Beoordeling van de klacht

5.1       De klacht heeft betrekking op de kwaliteit van de dienstverlening van verweerder. De raad overweegt dat de advocaat voor de wijze waarop hij de belangen van zijn cliënt heeft behartigd, ten volle verantwoordelijk is. De tuchtrechter dient in dit opzicht te beoordelen of sprake is van enig handelen of nalaten van de advocaat in strijd met de zorg die de advocaat behoort te betrachten ten opzichte van degenen, wier belangen hij of zij behartigt of behoort te behartigen.

5.2       Uitgangspunt daarbij is dat een advocaat voor het – in overleg met zijn cliënt - te voeren beleid een ruime mate van vrijheid toekomt en dat in het algemeen een tuchtrechtelijke maatregel eerst geïndiceerd kan zijn indien de advocaat bij de behandeling van de zaak kennelijk onjuist optreedt of adviseert en de belangen van de cliënt daardoor worden geschaad of kunnen worden geschaad.

5.3       De tuchtrechter toetst in volle omvang, maar hij zal bij zijn beoordeling rekening houden met de vrijheid die de advocaat dient te hebben met betrekking tot de wijze waarop hij een zaak behandelt, alsmede met de keuzes waarvoor de advocaat bij de behandeling van een zaak kan komen te staan. Dat kan, bij voorbeeld, met zich meebrengen dat niet iedere misslag of verzuim aanstonds leidt tot een tuchtrechtelijk verwijt. De raad zal dit onderdeel van de klacht met inachtneming van dit uitgangspunt beoordelen.

            Klachtonderdeel 1

5.4       De Raad van Rechtsbijstand heeft de Wet op de Rechtsbijstand toegepast en op basis daarvan een eigen bijdrage van € 98,-- opgelegd. Met verweerder is de raad dan ook van oordeel dat verweerder hiervan geen enkel tuchtrechtelijk verwijt kan worden gemaakt. Dit onderdeel van de klacht is derhalve ongegrond.

            Klachtonderdeel 2

5.5       Uit de aan de raad overgelegde stukken blijkt dat de IND-beslissing is verzonden op 2 november 2009. Op 24 november 2009 heeft verweerder aan klagers een declaratie voor het griffierecht ad € 300,-- met de mededeling in de begeleidende brief, dat eerst dit griffierecht ad € 300,= betaald moest worden alvorens hij beroep zou instellen. Hoewel de beroepstermijn reeds verstreek op 30 november 2009, vermeldde de declaratie een betalingstermijn van twee weken ná 24 november 2009. Klagers hebben binnen de gestelde betalingstermijn betaald, te weten op 2 december 2009, maar toen was de beroepstermijn al verstreken.

5.6       De raad is van oordeel dat verweerder onzorgvuldig heeft gehandeld en niet naar behoren heeft gecommuniceerd met klagers over het tijdstip waarop de beroepstermijn zou verstrijken. Noch in de brief d.d. 4 november 2009, noch in die van 24 november 2009 heeft verweerder op het verstrijken van de beroepstermijn op 30 november 2009 gewezen. Door dit na te laten en de beroepstermijn te laten verstrijken wegens het nog niet hebben ontvangen van het griffierechtvoorschot ondanks de hiervoor door hem gestelde ruimere betalingstermijn heeft verweerder niet gehandeld zoals het een behoorlijk advocaat betaamt.

            Klachtonderdeel 3

5.7       Verweerder heeft de stellingen van klagers dat hij hen heeft bedrogen en gemanipuleerd en hen een schadevergoeding van € 9.500,-- is verschuldigd, uitdrukkelijk betwist. Uit de aan de raad overgelegde stukken is voorts op geen enkele wijze gebleken van de juistheid van de stellingen van klagers. Dit onderdeel van de klacht is derhalve niet komen vast te staan en moet als ongegrond worden afgewezen.

5.8       De raad komt tot de slotsom dat de klachtonderdelen 1 en 3 ongegrond zijn en dat klachtonderdeel 2 gegrond is. Nu verweerder zijn kantoorbeleid inzake het verstrekken van informatie over beroepstermijnen inmiddels heeft aangepast en negatieve gevolgen van het handelen van verweerder zijn uitgebleven nu klagers via een andere weg een verblijfsvergunning voor onbepaalde tijd hebben gekregen, ziet de raad af van het opleggen van een maatregel.

6.         Beslissing

De raad verklaart de klachtonderdelen 1 en 3 ongegrond ,  klachtonderdeel 2  gegrond en ziet af van het opleggen van een maatregel.

Aldus gegeven door mr. G.J.E. Poerink, voorzitter en mrs. Th. Kremers, L.J.G. de Haas, A.A. Freriks, E.P.C.M. Teeuwen, leden, in tegenwoordigheid van mr. Th.H.G. van de Langenberg, griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van de raad d.d. 27 juni 2011.

mr. Th.H.G. van de Langenberg,                                             mr.  G.J.E. Poerink,

griffier.                                                                                                voorzitter.

Verzonden op: 28 juni 2011

Van deze beslissing kan binnen 30 dagen na verzending van het afschrift hoger beroep worden ingesteld bij het Hof van Discipline.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van het afschrift. Uiterlijk op de dertigste dag dient Uw appelmemorie in het bezit te zijn van de griffier van het Hof van Discipline. Het gaat mitsdien niet om tijdige verzending van de appelmemorie, maar om tijdige ontvangst door de griffier van het Hof van Discipline. U dient er rekening mee te houden dat verlenging van deze termijn niet tot de mogelijkheden behoort. Beroep dient te worden ingesteld door middel van een memorie, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien.

De memorie dient in zevenvoud te worden ingediend en vergezeld te zijn van zes kopieën van de beslissing waartegen beroep wordt ingesteld.

De appelmemorie kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a.   Per Post.

     Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is: postbus 132, 4840 AC Prinsenbeek.

b.   Bezorging.

De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC te Prinsenbeek. Bezorging kan uitsluitend plaatsvinden op de gebruikelijke werkdagen tijdens de gebruikelijke kantooruren.

c.   Per fax.

Het faxnummer van het Hof van Discipline is : 076 – 5484608.

Tegelijkertijd met de indiening per fax dienen de originele stukken per post te worden toegezonden aan de griffie van het Hof in het vereiste aantal.

Voor het inwinnen van informatie : het telefoonnummer van het Hof van Discipline is :

076 - 5484607.