ECLI:NL:TADRSHE:2011:YA1772 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch M 53 - 2011

ECLI: ECLI:NL:TADRSHE:2011:YA1772
Datum uitspraak: 20-06-2011
Datum publicatie: 08-07-2011
Zaaknummer(s): M 53 - 2011
Onderwerp:
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Financiën
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Kwaliteit van de dienstverlening
Beslissingen: Berisping
Inhoudsindicatie:   Het had op de weg van verweerder gelegen klager al in een vroeg stadium te wijzen enerzijds op de risico’s van een eventuele procedure en anderzijds op het daarmede samenhangende kostenaspect. Ook had verweerder als advocaat van klager en dominus litis zijn cliënt expliciet om stukken moeten vragen om diens vordering te onderbouwen. Op beide gebieden is verweerder tekort geschoten.   Klacht (gedeeltelijk) gegrond; berisping.

M 53 - 2011

Raad van Discipline

In het ressort ’s Hertogenbosch

Beslissing inzake de klacht van:

X,

klager

tegen:

Y,

verweerder

  1. Verloop van de procedure

Bij brief van 10 maart 2011 heeft de Deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Maastricht de door klager op 30 augustus 2010 ingediende klacht toegezonden aan de Raad samen met de in de inventarislijst genoemde stukken. Bij brief van 8 april 2011 heeft verweerder nog een aantal stukken aan de Raad toegezonden.

De klacht is behandeld ter openbare zitting van de Raad van 26 april 2011. Ter zitting zijn klager en verweerder in persoon verschenen.

  1. De feiten

Klager is met rechtsbijstand van verweerder in 2009 een procedure gestart terzake van een vordering van € 2.100,53, welke hij op de wederpartij pretendeerde. Klager en verweerder kenden elkaar privé in verband met een gemeenschappelijke paardenhobby. In de kantongerechtprocedure is door de wederpartij een eis in reconventie ingesteld en heeft klager zijn eis vermeerderd. Bij eindvonnis van 28 april 2010 heeft de kantonrechter in conventie de vordering van klager afgewezen en in reconventie de vordering van zijn wederpartij toegewezen tot een bedrag van € 500,00. Verweerder heeft ter zake van deze procedure aan klager een bedrag van € 3.603,86 inclusief BTW in rekening gebracht. In dezelfde periode heeft verweerder klager ook nog bijgestaan bij het gerechtshof terzake van een beklag van niet vervolging.

  1. De klacht

1. Verweerder heeft aan klager een factuur aangeboden terzake van verrichte diensten welke niet in verhouding staat tot het belang van de zaak en overigens in strijd is met gemaakte afspraken dan wel gedane toezeggingen.

2. Verweerder heeft in een procedure de belangen van klager onvoldoende, althans ondeskundig behandeld, waardoor de rechtszaak verloren ging.

3. De financiële administratie van verweerder klopt niet.

  1.  Het verweer

Verweerder stelt dat voor de door hem in het kader van de kantongerechtprocedure te verrichten werkzaamheden een tarief van € 175,= per uur is afgesproken. Voorts stelt hij dat tijdens het verloop van de procedure de zaak minder eenvoudig bleek dan aanvankelijk gedacht. Er is een reconventionele vordering ingesteld en in december 2009 heeft verweerder in opdracht van klager diens eis vermeerderd. Verweerder stelt dat hij in het totaal aan de zaak zestien uren heeft besteed, waarvan twaalf uren aan klager zijn berekend. Verweerder stelt voorts bij brief van 20 november 2009 aan klager nog nadere bewijsstukken te hebben gevraagd in verband met diens vermeerdering van eis, maar deze nimmer te hebben ontvangen. Voor het overige heeft verweerder de inhoud van de klacht bestreden.

  1. De beoordeling van de klacht

Ad 1: Wat betreft de door verweerder aan klager gezonden declaratie terzake van de door hem verrichte diensten stelt klager dat deze in strijd is met daarover met hem gemaakte afspraken, dan wel aan hem gedane toezeggingen. Volgens hem is afgesproken dat de kosten ongeveer

€ 1000,= zouden bedragen.  Verweerder heeft betwist dat afspraken in die zin zijn gemaakt, dan wel toezeggingen zijn gedaan en heeft gesteld dat een uurtarief van € 175,= exclusief BTW van toepassing zou zijn. Nu de verklaringen van klager en verweerder op dit punt lijnrecht tegenover elkaar staan, kan de tuchtrechter daarover geen oordeel geen uitspreken.

Een ander aspect is echter dat het belang van de zaak betrekkelijk gering was en dat de uiteindelijke declaratie van verweerder niet in verhouding stond tot dit belang. Ter rechtvaardiging hiervan heeft verweerder aangevoerd dat zich tijdens de procedure onvoorziene complicaties hebben voorgedaan, ten gevolge waarvan hij uiteindelijk zestien uren aan de zaak heeft moeten besteden, waarvan twaalf uren door hem aan klager zijn berekend.

De Raad merkt op dat verweerder al voorafgaande aan de procedure wist, althans kon weten dat verweer te verwachten was. Uit de door hem overgelegde stukken blijkt dat de wederpartij naar aanleiding van de aan de procedure voorafgaande sommatie van 21 januari 2009 bij brief van 30 januari 2009 een tegenclaim had aangekondigd. Het had op zijn weg gelegen klager reeds in dat stadium te wijzen enerzijds op de risico’s van een eventuele procedure en anderzijds op het daarmede samenhangende kostenaspect. Ook toen zich tijdens de procedure ontwikkelingen voordeden in de vorm van een eis in reconventie en een vermeerdering van eis had verweerder klager telkens helder en duidelijk op risico’s en financiële consequenties moeten wijzen. Verweerder heeft zulks nagelaten en voorts pas in een zeer laat stadium zijn declaratie aan klager toegezonden. Wat dit betreft is verweerder jegens klager tekortgeschoten en de Raad acht dit onderdeel van de klacht dan ook gegrond.

Ad 2: Met betrekking tot het tweede onderdeel van de klacht constateert de Raad dat de kantonrechter in zijn eindvonnis van 28 april 2010 heeft geoordeeld dat klager zijn vordering op diverse onderdelen onvoldoende heeft onderbouwd en niet heeft voldaan aan zijn stelplicht tengevolge waarvan de vorderingen van klager zijn afgewezen.

Klager stelt in dat verband stukken ter onderbouwing van zijn vordering aan verweerder te hebben gegeven, maar deze ontkent die stukken te hebben ontvangen. Wat hiervan ook zij, het had op de weg van verweerder als advocaat en dominus litis gelegen om aan zijn client

expliciet die stukken op te vragen, die nodig waren ter onderbouwing van zijn vordering. Wat dit betreft heeft verweerder weliswaar een brief van hem aan klager van 20 november 2009 getoond maar klager stelt deze nimmer te hebben ontvangen. Bij het uitblijven van een reactie van klager had verweerder zijn verzoek aan hem – desnoods veelvuldig – moeten herhalen. Het is duidelijk dat verweerder op dit punt is tekortgeschoten. De Raad acht dit onderdeel van de klacht gegrond.

Ad 3: Het verwijt van klager aan verweerder dat diens financiële administratie niet zou kloppen acht de Raad te algemeen en onvoldoend onderbouwd. Het staat vast dat zowel klager als verweerder over en weer vorderingen op elkaar pretendeerden  maar zulks betekent niet dat de financiële administratie van verweerder niet op orde was. Dit onderdeel van de klacht acht de Raad ongegrond.

  1. De beslissing

De Raad verklaart de onderdelen 1 en 2 van de klacht gegrond en legt verweerder terzake op de maatregel van berisping.

De Raad wijst onderdeel 3 van de klacht als ongegrond af.

Aldus gegeven door: mevr. mr. W.E.A. Gimbrère-Straetmans, voorzitter, en mrs. H.C.M. Schaeken, mevr. M.B. Ph. Geeraedts, L.J.G. de Haas, mevr. A. Groenewoud, in tegenwoordigheid van mr. C.M. van Lanschot, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 20 juni 2011.

Griffier                                                                        Voorzitter

Verzonden op: 21 juni 2011

Van deze beslissing kan binnen dertig dagen na verzending van het afschrift hoger beroep worden ingesteld bij het Hof van Discipline.

De eerste dag van de termijn van dertig dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van het afschrift. Uiterlijk op de dertigste dag dient uw appelmemorie in het bezit te zijn van de griffier van het Hof van Discipline. Het gaat mitsdien niet om tijdige verzending van de appelmemorie, maar om tijdige ontvangst door de griffier van het Hof van Discipline. U dient er rekening mee te houden dat verlenging van deze termijn niet tot de mogelijkheden behoort. Beroep dient te worden ingesteld door middel van een memorie waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. De memorie dient in zevenvoud te worden ingediend en vergezeld te zijn van zes kopieën van de beslissing waartegen beroep wordt ingesteld.

De appelmemorie kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

  1. per post. Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is: Postbus 132, 4840 AC Prinsenbeek.

  2. Bezorging. De griffie is gevestigd aan het adres: Markt 44, 4841 AC te Prinsenbeek. Bezorging kan uitsluitend plaatsvinden op de gebruikelijke werkdagen tijdens de gebruikelijke kantooruren.

  3. Per fax. Het faxnummer van het Hof van Discipline is: 076-5484608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dienen de originele stukken per post te worden toegezonden aan de griffie van het Hof in het vereiste aantal.

Voor het inwinnen van informatie: het telefoonnummer van het Hof van Discipline is: 076- 5484607.