ECLI:NL:TADRSHE:2011:YA1758 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch H 208 - 2010

ECLI: ECLI:NL:TADRSHE:2011:YA1758
Datum uitspraak: 20-06-2011
Datum publicatie: 29-06-2011
Zaaknummer(s): H 208 - 2010
Onderwerp: Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Vrijheid van handelen
Beslissingen:
Inhoudsindicatie:   Niet gebleken dat verweerster onwaarheid heeft gesproken. Van een door het gerechtsof bepaalde procesgang kan verweerster geen verwijt worden gemaakt.   Klacht ongegrond.

H208-2010 Klacht

Raad van Discipline

In het ressort ’s-Hertogenbosch

Beslissing

inzake

de klacht van:

X,

klaagster,

tegen

Y,

verweerster,

−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−

1.         Verloop van de klachtprocedure.

Bij schrijven van 18 oktober 2010 heeft de deken van de orde van advocaten in het arrondissement ' s-Hertogenbosch de stukken in bovenvermelde klachtzaak aan de raad doen toekomen welke stukken vermeld zijn in de bij voormelde brief gevoegde inventarislijst.

De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 9 mei 2011, waarvoor partijen werden opgeroepen bij brieven van de griffier van 25 februari 2011, waarbij aan hen werd medegedeeld dat de stukken ter inzage zouden liggen ten kantore van de griffier tot 25 april 2011.

Bij de mondelinge behandeling zijn klaagster, vergezeld van haar gemachtigde, en verweerster verschenen.

2.         De feiten

2.1       Het volgende is komen vast te staan:

Verweerster was de advocaat van de ex-echtgenoot van klaagster. Verweerster stond de ex-echtgenoot van klaagster bij in een appelprocedure die klaagster aanhangig had gemaakt en waarin zij onder meer partneralimentatie vorderde. Het Gerechtshof heeft vastgesteld dat de ex-echtgenoot niet onderhoudsplichtig was jegens klaagster. De klacht ziet op het handelen en de schriftelijke mededelingen van verweerster na het gehouden getuigenverhoor. In een brief heeft verweerster geschreven dat zij op 25 november 2009 heeft geïnformeerd bij de betrokken ambtenaar van de gemeente Z. omtrent de voorwaarden voor de uitgifte „kavels particulieren H.“ waarbij de betrokken ambtenaar liet weten dat in de verkoopsovereenkomst/ leveringsakte door de gemeente altijd een anti-speculatiebeding wordt opgenomen met dien verstande dat binnen vijf jaar niet doorverkocht mag worden behoudens met schriftelijke toestemming van de gemeente, welke toestemming allen wordt gegeven in uitzonderingsgevallen, zoals vertrek naar het buitenland, in verband met het werk, faillissement, echtscheiding. Voorts heeft verweerster een brief overgelegd waarin zij aan de heer A. schrijft dat hij haar heeft laten weten dat de huur van parkeerplaats niet door de heer B. doch door een derde werd betaald en dat de heer B. aan hem heeft laten weten woonachtig te zijn op adres X.

3.         De klacht

3          De klacht houdt het volgende in:

             1.        Verweerster heeft aan het Gerechtshof onwaarheid geschreven  ter zake de inschrijving van een bouwkavel in (A) en ter zake een parkeerplaats in (B).

             2.        Verweerster heeft bij brief van 25 maart 2010 24 nieuwe producties aan het Gerechtshof toegestuurd, terwijl dat niet was toegestaan en daarbij haar, klaagster, belet daarop te reageren.      

4.         Het verweer

4          Het standpunt van verweerster houdt in:           

Ad 1

            A: Deze informatie is wel degelijk gegeven door een ambtenaar van de gemeente naar aanleiding van de vraag van verweerster of de gemeente altijd een antispeculatiebeding in haar verkoopovereenkomsten opnam. De vraag werd bevestigend beantwoord waarbij de ambtenaar een aantal gevallen noemde waarin toestemming voor doorverkoop kon worden gegeven. Er mag onder voorwaarden en met schriftelijk toestemming worden doorverkocht, maar er mag geen winst worden gemaakt. Dat klaagster het hiermee niet eens is, is haar goed recht en haar advocaat heeft het standpunt van klaagster ook naar voren gebracht. Van schending van de gedragsregels zijdens verweerster is geen sprake.

B: Klaagster verwijt verweerster ten onrechte dat zij een verkeerde voorstelling van zaken heeft gegeven. Verweerster is volstrekt te goeder trouw afgegaan op wat de heer A. haar in het telefoongesprek heeft verteld en wat hij schriftelijk heeft bevestigd.

Ad 2

Het gerechtshof heeft de procesgang bepaald. Toen de advocaat van klaagster bij zijn brief aan het hof nieuwe producties in het geding had gebracht, heeft het hof aan de cliënt van verweerster de gelegenheid gegeven daarop te reageren, hetgeen verweerster heeft gedaan onder meer met het in het geding brengen van nieuwe producties. Toen klaagster het hof vroeg om daarop te mogen reageren heeft verweerster daartegen bezwaar gemaakt, waarna het hof oordeelde dat de door verweerster in het geding gebrachte producties retour gezonden moesten worden en gelet daarop klaagster niet meer in de gelegenheid heeft gesteld daarop te reageren.

5.         Beoordeling van de klacht

5.1       De klacht betreft het optreden van de advocaat van een wederpartij. Bij de beoordeling             van een dergelijke klacht behoort er van te worden uitgegaan dat aan die advocaat een       grote mate van vrijheid toekomt om de belangen van zijn cliënt te behartigen op een       wijze die hem passend voorkomt. Deze vrijheid mag niet ten gunste van de tegenpartij          worden beknot, tenzij diens belangen nodeloos en op ontoelaatbare wijze worden             geschaad. De raad zal de klacht met inachtneming van dit uitgangspunt beoordelen.       

            Klachtonderdeel 1

5.2       De raad is van oordeel dat niet is gebleken dat verweerster in strijd met de waarheid in een brief aan het hof heeft geschreven dat zij bij een ambtenaar heeft geïnformeerd naar voorwaarden voor de uitgifte „kavels particulieren H.“ waarbij de betrokken ambtenaar liet weten dat in de verkoopsovereenkomst/ leveringsakte door de gemeente altijd een anti-speculatiebeding wordt opgenomen. Dat een andere ambtenaar van de gemeente daarna heeft gesteld dat dit niet gezegd kan zijn door de betrokken ambtenaar, maakt nog niet dat vaststaat dat verweerster onwaarheid heeft gesproken.

5.3       Nadat verweerster had gesproken met de heer A. heeft zij dat gesprek aan hem bevestigd en heeft hij de juistheid ervan erkend door de aan hem toegezonden brief te ondertekenen en aan verweerster te retourneren. Het stond verweerster naar het oordeel van de raad vrij deze brief in het kader van de behartiging van de belangen van haar cliënt in het geding te brengen. Dat de heer A. nadien afstand heeft genomen van hetgeen was vermeld in de brief maakt dit niet anders. Niet is gebleken dat verweerster onwaarheid heeft gesproken.

5.4       De raad is dan ook van oordeel dat het eerste klachtonderdeel ongegrond is.

            Klachtonderdeel 2

5.5       Uit de aan de raad overgelegde stukken en hetgeen ter zitting naar voren is gebracht blijkt dat de advocaat van klaagster een brief aan het Gerechtshof heeft gestuurd met 24 nieuwe producties. Het hof heeft aan verweerster de gelegenheid gegeven daarop te reageren, hetgeen zij heeft gedaan en daarbij andermaal bescheiden heeft ingebracht. Toen de advocaat van klaagster het hof vroeg op deze producties te mogen reageren heeft het hof besloten dat de door verweerster in het geding gebrachte producties niet tot de gedingstukken zouden behoren en heeft die producties geretourneerd. Logischerwijs heeft het hof klaagster toen geen gelegenheid meer geboden op die retour gezonden producties te reageren.

5.6       De raad stelt vast dat dit klachtonderdeel in feite ziet op de procesgang zoals die is bepaald door het hof en niet op een handelen of nalaten van verweerster. Een tuchtrechtelijk verwijt ter zake daarvan kan verweerster dan ook niet gemaakt worden.

5.7.      De raad komt tot de slotsom dat de klacht ongegrond is.  

6.         Beslissing

De raad verklaart de klacht ongegrond.

Aldus gegeven door mr. P.M. Knaapen, voorzitter en mrs. R.F.L.M. van Dooren, E.J.P.J.M. Kneepkens, J.J.M. Goumans, J.F.E. Kikken, leden, in tegenwoordigheid van mr. Th.H.G. van de Langenberg, griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van de raad d.d.20 juni 2011.

mr. Th.H.G. van de Langenberg,                                                mr.  P.M. Knaapen,

griffier.                                                                                      voorzitter.

Verzonden op: 21 juni 2011

Van deze beslissing kan binnen 30 dagen na verzending van het afschrift hoger beroep worden ingesteld bij het Hof van Discipline.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van het afschrift. Uiterlijk op de dertigste dag dient Uw appelmemorie in het bezit te zijn van de griffier van het Hof van Discipline. Het gaat mitsdien niet om tijdige verzending van de appelmemorie, maar om tijdige ontvangst door de griffier van het Hof van Discipline. U dient er rekening mee te houden dat verlenging van deze termijn niet tot de mogelijkheden behoort. Beroep dient te worden ingesteld door middel van een memorie, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien.

De memorie dient in zevenvoud te worden ingediend en vergezeld te zijn van zes kopieën van de beslissing waartegen beroep wordt ingesteld.

De appelmemorie kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a.   Per Post.

     Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is: postbus 132, 4840 AC Prinsenbeek.

b.   Bezorging.

De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC te Prinsenbeek. Bezorging kan uitsluitend plaatsvinden op de gebruikelijke werkdagen tijdens de gebruikelijke kantooruren.

c.   Per fax.

Het faxnummer van het Hof van Discipline is : 076 – 5484608.

Tegelijkertijd met de indiening per fax dienen de originele stukken per post te worden toegezonden aan de griffie van het Hof in het vereiste aantal.

Voor het inwinnen van informatie : het telefoonnummer van het Hof van Discipline is : 076 - 5484607.