ECLI:NL:TADRSHE:2011:YA1647 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch M196-2010

ECLI: ECLI:NL:TADRSHE:2011:YA1647
Datum uitspraak: 09-05-2011
Datum publicatie: 18-05-2011
Zaaknummer(s): M196-2010
Onderwerp:
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Kwaliteit van de dienstverlening
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Kwaliteit van de dienstverlening
Beslissingen:
Inhoudsindicatie:   Op een advocaat rust een inspanningsverplichting, er is evenwel geen sprake van een resultaatsverbintenis. Van een advocaat mag worden verwacht dat hij de kansen op succes inschat en dat hij zijn cliënt hierover informeert. De advocaat bepaalt, in overleg met zijn cliënt, het te voeren beleid ten aanzien van de aanpak van de zaak. Niet gebleken dat klaagster jarenlang aan het lijntje is gehouden zonder dat actie is ondernomen.   klacht ongegrond

M196-2010

Raad van Discipline

in het ressort ’s Hertogenbosch

Beslissing

inzake

klaagster

tegen

verweerster

1. Verloop van de procedure

1.1       Bij brief van 8 oktober 2010 heeft de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Maastricht de door klaagster op 3 juni 2010 ingediende klacht toegezonden aan de raad, samen met de in de inventarislijst genoemde stukken.

1.2       De raad heeft voorts kennis genomen van de brief van klaagster dd. 12 maart 2011.

1.3       De klacht is behandeld ter openbare zitting van de raad van 21 maart 2011.

Ter zitting is verweerster verschenen. Klaagster heeft de raad bij brief dd. 12 maart 2011 bericht wegens medische redenen niet ter zitting te zullen verschijnen.

2. De feiten

2.1.             Klaagster heeft zich in 2002 tot verweerster gewend in verband met een door klaagster gewenste aansprakelijkheidsstelling van het A, verder te noemen A. Verweerster heeft het dossier van klaagster bij brief dd. 17 juli 2002 aan haar medische adviseur voorgelegd. Bij brief dd. 27 december 2002 berichtte de medische adviseur van verweerster dat er sprake was van een adequate behandeling door het A. Verweerster heeft klaagster bij brief dd. 26 januari 2003 hiervan op de hoogte gesteld. Vervolgens heeft verweerster een afschrift van de brief dd. 23 januari 2003 met bijlagen van klaagster aan haar medische adviseur doorgezonden met het verzoek om een nadere reactie. De medische adviseur van verweerster heeft bij brief dd. 12 maart 2003 bericht dat zijn standpunt ongewijzigd bleef. Bij brief dd. 1 maart 2004 berichtte de medische adviseur van verweerster desgevraagd dat hij betwijfelde of er in 1991 al sprake was van symptomatische galstenen waarvoor een operatie noodzakelijk zou zijn.

2.2.            Verweerster heeft na overleg met klaagster en de partner van klaagster het A bij brief dd. 29 april 2004 aansprakelijk gesteld voor door klaagster geleden schade wegens tekortkoming en nalatigheid in de zorg voor klaagster.

2.3.            De schade-expert van het A heeft verweerster bij brief dd. 12 januari 2006 bericht dat het A op basis van de medische gegevens aansprakelijkheid van de hand wees.

Verweerster heeft bij brief dd. 3 augustus 2006 aan de schade-expert van het A bericht dat gelet op de bevindingen van een door klaagster geraadpleegde röntgenoloog een deskundigenbericht voor de hand leek te liggen, waarvan de kosten, gelet op die bevindingen, voor rekening van het A dienden te komen. 

            De schade-expert van het A vroeg bij brief dd. 11 oktober 2006 om toezending van de beelden waarover de betreffende röntgenoloog bleek te beschikken, welke verweerster bij brief dd. 23 augustus 2007 heeft toegezonden. De schade-expert van het A berichtte bij brief dd. 2 oktober 2007 dat die beelden zijn medische adviseur er niet van hadden kunnen overtuigen dat het eerder door het A ingenomen standpunt onjuist zou zijn.

2.4.      Verweerster heeft bij brief dd. 2 juli 2008 klaagster geadviseerd over de verdere aanpak van de zaak. Verweerster heeft bij brief dd. 20 november 2008 klaagster nader geïnformeerd over een mogelijk te entameren deskundigenbericht. Verweerster heeft bij brief dd. 12 januari 2009 de verjaring van de aansprakelijkstelling middels een mededeling als bedoeld in artikel 3:317 lid 1 BW gestuit. Bij brief dd. 9 juli 2009 heeft verweerster een verzoekschrift voorlopig deskundigenbericht aan klaagster toegezonden. Verweerster deelde mede dat de röntgenoloog niet als zodanig kon fungeren, omdat dit een onafhankelijk derde diende te zijn. Klaagster heeft verweerster per e-mail dd. 9 juli 2009 bericht wanhopig te worden omdat het allemaal zo lang duurde. Zij gaf tevens te kennen niet te begrijpen dat het rapport van de röntgenoloog er niet meer toe deed. Hierna heeft een e-mailwisseling over de aanpak van de zaak tussen klaagster en verweerster plaatsgevonden, welke erin resulteerde dat klaagster zich tot een andere advocaat heeft gewend. Op 16 september 2009 heeft verweerster het dossier betreffende de aansprakelijkheidskwestie aan de opvolgende advocaat overgedragen.

2.5.      Klaagster was voorts verwikkeld in een geschil met het X. Verweerster heeft aan klaagster bij brief dd. 3 augustus 2006 bericht dat er kansen waren, zij het gering, om met succes in beroep te gaan tegen het vonnis van de rechtbank dd. 22 juli 2006. Zij voegde een beroepschrift bij. Op 3 augustus 2006 is verweerster namens klaagster tegen voormeld vonnis in beroep gegaan. Verweerster heeft klaagster bijgestaan ter zitting van de C op 25 januari 2008. De C heeft bij beslissing dd. 7 maart 2008 de in beroep aangevallen uitspraak bevestigd. Verweerster heeft op 10 september 2008 haar declaratie in de zaak tegen het X aan klaagster toegezonden.

3. De klacht

3.1       De klacht luidt als volgt:

1.         Verweerster heeft in een medische aansprakelijkheidszaak na acht jaar geen enkel resultaat geboekt, hoewel het om een eenvoudige zaak ging. Verweerster heeft klaagster aan het lijntje gehouden. Zij zou de zaak op basis van ‘no cure no pay’ behandelen, wat achteraf niet waar bleek te zijn.

2.         Verweerster heeft een zaak tegen het X doen mislukken. Achteraf heeft klaagster ontdekt dat in deze zaak nooit enig resultaat behaald had kunnen worden. Toch heeft verweerster haar werkzaamheden in rekening gebracht.

4. Het verweer

4.1       De medische adviseur van verweerster was van oordeel dat door het A geen fouten waren gemaakt. Verweerster heeft het A toch aansprakelijk gesteld omdat zij vertrouwde op de medische kennis van de partner van klaagster. Uiteindelijk bleef slechts het entameren van een voorlopig deskundigenbericht bij de rechter over. Verweerster heeft de belangen van klaagster naar behoren behartigd. Zij heeft de verjaring tijdig gestuit

4.2.      Verweerster maakt nooit afspraken om te werken op basis van no cure no pay; ook in deze zaak heeft zij dat niet afgesproken.

4.3.      Verweerster heeft in de zaak tegen het X vanaf het begin gezegd dat de kansen gering waren. Verweerster heeft vanaf het begin duidelijk gemaakt waar de problemen lagen. Het was de keuze van klaagster het risico te nemen. Verweerster heeft een gematigd uurtarief gehanteerd.

5. Beoordeling van de klacht

5.1.     Verweerster heeft klaagster van medio 2002 tot september 2009 bijgestaan in een aansprakelijkheidskwestie. De stelling van klaagster dat het slechts om een eenvoudige kwestie ging blijkt niet uit de aan de raad overgelegde stukken. Het is de taak van een advocaat een zaak op haalbaarheid te onderzoeken alvorens de wederpartij aansprakelijk te stellen. De medische adviseur van klaagster heeft het medisch dossier van klaagster meerder malen onderzocht en kwam telkens tot de conclusie dat er sprake was van een adequate behandeling door het A. Vanuit die achtergrond is het begrijpelijk dat verweerster niet zonder meer overging tot aansprakelijkheidsstelling van het A. Een advocaat dient zijn cliënt immers ook te beschermen tegen het voeren van procedures waarvan geen succes valt te verwachten.      

5.2.      Een advocaat is gehouden zich in te spannen om een voor zijn cliënt zo gunstig mogelijk resultaat  te bereiken. Op een advocaat rust een inspanningsverplichting, er is evenwel geen sprake van een resultaatsverbintenis. Van een advocaat mag worden verwacht dat hij vooraf de kansen op succes inschat en dat hij zijn cliënt hierover informeert. Vervolgens bepaalt de advocaat, in overleg met zijn cliënt, het te voeren beleid ten aanzien van de aanpak van de zaak.

5.3.      De raad onderschrijft de stelling van klaagster dat verweerster haar jarenlang aan het lijntje heeft gehouden zonder actie te ondernemen, niet. Verweerster heeft in de procedure steeds vinger aan de pols gehouden en na een uitgebreide correspondentie met haar medisch adviseur en de schade-expert van het A stappen ondernomen om te komen tot een aansprakelijkstelling van het A. Nadat het A in oktober 2007 uiteindelijk iedere aansprakelijkheid afwees, heeft verweerster in juli 2008 klaagster gemotiveerd geadviseerd over de resterende mogelijkheden in de zaak, wat heeft geleid tot indiening van een verzoekschrift voorlopig deskundigenbericht in 2009. Dat de inspanningen van verweerster niet hebben geleid tot het door klaagster gewenste resultaat betekent niet dat verweerster onvoldoende zorg aan de zaak heeft besteed.

5.4       Als door verweerster betwist is niet komen vast te staan dat verweerster de zaak op basis van ‘no cure no pay’ zou behandelen. Uit de aan de raad overgelegde stukken is hiervan ook niet gebleken. 

5.5.      Verweerster heeft in de kwestie tegen het X bij brief dd. 3 augustus 2006 klaagster duidelijk geïnformeerd over haar –geringe- kansen op succes in een eventuele beroepsprocedure tegen de beslissing van de rechtbank dd. 22 juli 2006. Verweerster heeft vervolgens, in overleg met klaagster, een beroepschrift ingediend en het standpunt van klaagster hierin gemotiveerd naar voren gebracht. Dat het ingestelde beroep niet tot het door klaagster gewenste resultaat heeft geleid valt verweerster tuchtrechtelijk niet te verwijten.

5.6.      Op grond van het bovenstaande komt de raad tot de conclusie dat verweerster geen tuchtrechtelijk verwijt te maken valt. De raad zal de klacht in beide onderdelen als ongegrond afwijzen.

6. Beslissing

De raad wijst de klacht in beide onderdelen als ongegrond af.

Aldus gegeven door mr. W.E.A. Gimbrère-Straetmans, voorzitter en mrs. H.C.M. Schaeken, M.B. Ph. Geeraedts, L.J.G. de Haas en A. Groenewoud, leden, in tegenwoordigheid van

mr. I.J.M. Huysmans-van Opstal, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 9 mei 2011.

Griffier                                                                                    Voorzitter

Verzonden op: 10 mei 2011.

Van deze beslissing kan binnen 30 dagen na verzending van het afschrift hoger beroep worden ingesteld bij het Hof van Discipline.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van het afschrift. Uiterlijk op de dertigste dag dient Uw appelmemorie in het bezit te zijn van de griffier van het Hof van Discipline. Het gaat mitsdien niet om tijdige verzending van de appelmemorie, maar om tijdige ontvangst door de griffier van het Hof van Discipline. U dient er rekening mee te houden dat verlenging van deze termijn niet tot de mogelijkheden behoort. Beroep dient te worden ingesteld door middel van een memorie, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien.

De memorie dient in zevenvoud te worden ingediend en vergezeld te zijn van zes kopieën van de beslissing waartegen beroep wordt ingesteld.

De appelmemorie kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

  1. Per post.

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is: postbus 132, 4840 AC Prinsenbeek.

  1. Bezorging.

De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC te Prinsenbeek. Bezorging kan uitsluitend plaatsvinden op de gebruikelijke werkdagen tijdens de gebruikelijke kantooruren.

  1. Per fax.

Het faxnummer van het Hof van Discipline is : 076 – 5484608.

Tegelijkertijd met de indiening per fax dienen de originele stukken per post te worden toegezonden aan de griffie van het Hof in het vereiste aantal.

Voor het inwinnen van informatie : het telefoonnummer van het Hof van Discipline is : 076 - 5484607.