ECLI:NL:TADRSHE:2011:YA1605 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch B 167-2010

ECLI: ECLI:NL:TADRSHE:2011:YA1605
Datum uitspraak: 28-03-2011
Datum publicatie: 26-04-2011
Zaaknummer(s): B 167-2010
Onderwerp: Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Financiën
Beslissingen: Voorwaardelijke schorsing
Inhoudsindicatie:   Een  advocaat is gehouden tot nauwgezetheid en zorgvuldigheid in financiële aangelegenheden. In een situatie waarin van een verzekeraar wordt verwacht dat deze als verzekeraar overgaat tot betaling van niet vergoede kosten, mag van een advocaat worden verlangd dat,  hij de verzekeraar schriftelijk op de hoogte stelt van de tussen hem en de verzekerde gemaakte financiële afspraken en met haar overlegt over betaling van de door de advocaat gemaakte kosten voor rechtsbijstand, voor het geval de advocaat  er niet in slaagt om zijn kosten bij de wederpartij te verhalen. Werkzaamheden verrichten, zonder dat daartoe opdracht is verleend, betaamt een behoorlijk advocaat niet. .   Klacht gegrond. Maatregel schorsing in de uitoefening van de praktijk voor de duur van 2 weken, waarvan 1 week voorwaardelijk, proeftijd 2 jaar.

 

B 167 - 2010 klacht

Raad van Discipline

in het ressort 's-Hertogenbosch

Beslissing

inzake

de klacht van:

X

klaagster

tegen:

Y

verweerder

1.        Verloop van de klachtprocedure

1.1    Bij brief van 2 oktober 2009 heeft klager een klacht ingediend tegen verweerder.

1.2    Het door de Advocatenwet voorgeschreven onderzoek is verricht door de deken van de

       orde van advocaten in het arrondissement Breda.

1.3    Bij brief van 11 augustus 2010, bij de raad binnengekomen op 12 augustus 2010, heeft de deken de klacht toegezonden aan de raad, met daarbij de stukken welke zijn vermeld in de bij die brief gevoegde inventarislijst.

1.4    Bij brief van de griffier d.d. 9 november 2010 zijn partijen opgeroepen te verschijnen op de mondelinge behandeling d.d. 31 januari 2011.

1.5    De stukken hebben ter inzage gelegen tot 17 januari 2011 ten kantore van de griffier te Breda, hetgeen aan partijen bij voornoemde brief is meegedeeld.

1.6    De deken werd van de mondelinge behandeling op de hoogte gesteld.

1.7    Bij de mondelinge behandeling op 31 januari 2011 is klaagster verschenen. Verweerder is niet verschenen.

2.        De feiten

2.1    Op grond van de stukken alsmede het verhandelde ter zitting is het volgende komen vast te staan.

2.2    Klaagster heeft als rechtsbijstandsverzekeraar de letselschadezaak van verzekerde Van der V [hierna te noemen: verzekerde] behandeld. Deze behandeling is niet adequaat geweest hetgeen door klaagster is erkend. Verzekerde heeft de zaak na augustus 2003 verder laten behandelen door verweerder. De zaak is via een medition traject geëindigd in een minnelijke regeling. De aansprakelijke verzekeraar heeft na afronding van de zaak een aanzienlijk deel van de kosten niet vergoed. Verweerder heeft de kosten in rekening gebracht bij verzekerde, die vervolgens klaagster heeft verzocht deze te voldoen. Klaagster heeft deze kosten niet voldaan.

2.3    Verweerder heeft verzekerde geadviseerd om een klacht in te dienen bij het medisch tuchtcollege tegen een medisch adviseur in de zaak. Hangende de procedure bleek dat het door hem veronderstelde handelen de betreffende adviseur niet tuchtrechtelijk kon worden verweten. Verweerder heeft verzekerde vervolgens geadviseerd om de klacht in te trekken, waarop deze is ingetrokken.

2.4    Nadat de klacht was ingetrokken heeft de betreffende medisch adviseur een klacht tegen verweerder ingediend. Deze is gedeeltelijk gegrond, gedeeltelijk ongegrond verklaard. Verweerder heeft klaagster verzocht zijn kosten in die laatste procedure te betalen en heeft, nadat klaagster dit weigerde, die kosten in rekening gebracht bij verzekerde.

3.        De klacht

3.1    De klacht bestaat - zakelijk weergegeven - uit de navolgende onderdelen.

1.    Verweerder heeft een probleem tussen klaagster en haar verzekerde gecreëerd door, in strijd met de afspraak, zijn kosten zonder overleg te plegen met klaagster tegen een onacceptabel bedrag te declareren bij de verzekerde.

2.    Verweerder heeft een beroepsfout gemaakt waarvoor hij de financiële verantwoordelijkheid niet neemt.

3.    Verweerder heeft gedeclareerd voor verrichtingen waarvoor geen opdracht is verleend en die ook niet in het belang van de cliënt zijn verricht.

3.2    Namens klaagster is in dit verband nog het volgende aangevoerd.

Ad 1 Klaagster had met verweerder afgesproken dat deze zou trachten alle buitengerechtelij-

          ke kosten te verhalen op de wederpartij en dat deze met overleg zou plegen

wanneer verhaal van deze kosten op problemen zou stuiten. Uitgangspunt van partijen was dat er geen kosten meer voor rekening van verzekerde zouden blijven. Klaagster heeft niet onvoorwaardelijk toegezegd dat zij alle kosten die niet door de aansprakelijke verzekeraar zouden worden betaald zou vergoeden. In augustus 2005 heeft verweerder aan klaagster medegedeeld dat hij verwachtte dat de wederpartij de kosten integraal zou voldoen. Voor klaagster is niet duidelijk waarom niet alle kosten zijn vergoed en waarom niet veel meer of alle kosten zijn verhaald op de wederpartij. Als het de bedoeling is dat een verzekeraar de kosten uiteindelijk draagt, dient deze bij het maken van de afspraken daarover te worden betrokken. Klaagster wilde de kosten niet voldoen aangezien zij niet op de hoogte was van de afspraken. Daardoor is een geschil tussen haar en verzekerde ontstaan. Klaagster heeft hierop aan verzekerde voorgesteld dat zij zou instaan voor alle kosten, mits verzekerde klaagster de vrije hand zou geven alle informatie en stukken bij verweerder en de wederpartij op te vragen, de discussie met verweerder over de kosten aan te gaan en verder alles te doen wat zij hiervoor nodig zou achten. Verweerder heeft zijn cliënt geadviseerd niet op dit voorstel in te gaan, een oplossing in de weg gestaan en financiële onduidelijkheid laten bestaan.

Ad 2 Verweerder heeft verzekerde geadviseerd een tuchtrechtelijke klacht in te dienen tegen een medisch adviseur in de zaak. Klaagster heeft de kosten voor deze procedure vergoed. Achteraf bleek dat geen sprake was van tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen en is de klacht ingetrokken. Gelet op het onjuiste juridische advies dient verweerder de door klaagster betaalde kosten voor de procedure terug te betalen.

Ad 3 Nadat de klacht was ingetrokken is door de betreffend medisch adviseur tegen ver-

weerder een klacht ingediend. Deze is deels ongegrond verklaard. Verweerder heeft zijn kosten in deze procedure rekening gebracht bij klaagster en verzekerde en tegenover laatstgenoemde zijn declaratie gehandhaafd. Verweerder had deze declaratie niet mogen doorberekenen aan cliënte, noch aan klaagster.


4.        Het verweer

Het verweer houdt – zakelijk weergegeven – het volgende in.

Ten aanzien van klachtonderdeel 1

4.1    Klaagster heeft gedurende 15 jaar een letselschadegeschil behandeld voor verzekerde wat een lijdensweg is geworden. Verzekerde heeft verweerder verzocht om in plaats van klaagster zijn belangen verder waar te nemen. Bij de overname van de zaak zijn, tijdens een bespreking bij de Ombudsman, door klaagster met verzekerde expliciete werkafspraken gemaakt die onder meer inhielden dat, voor zover de aansprakelijke verzekeraar de rechtsbijstandskosten niet zou betalen, klaagster deze kosten zou dragen. Niet klaagster maar verzekerde is opdrachtgever van verweerder. Uiteindelijk is in de zaak een minnelijke regeling bereikt waarbij op verschillende punten water bij de wijn is gedaan, ook met betrekking tot de vergoeding van de rechtsbijstandskosten. In 2005 zag het er naar uit dat de kosten door de aansprakelijke rechtsbijstandverzekeraar integraal zouden worden betaald, echter de eindafwikkeling heeft nog circa 2,5 jaar op zich laten wachten. Klaagster houdt zich niet aan de gedane toezegging. Zij heeft op ongeoorloofde wijze druk uitgeoefend op verzekerde door te kennen te geven dat hij er verstandig aan zou doen om met klaagster samen te spannen en zich van verweerders dienstverlening te onttrekken in welk geval klaagster hem zou vrijwaren van betalingsverplichtingen. Verweerder heeft de oplossing van het geschil tussen verzekerde en klaagster niet in de weg gestaan. Verzekerde heeft geheel zelfstandig besloten niet op dit aanbod van klaagster in te gaan. De met verzekerde afgesproken ‘fee’ regeling is niet ongebruikelijk en ook niet onduidelijk, ook niet jegens klaagster en doet hier bovendien niet aan af. Uitsluitend en alleen op voorwaarde dat verzekerde akkoord zou gaan met de regeling van de rechtsbijstandskosten heeft verweerder de zaak aanvaard. Verweerder had geen toestemming van klaagster nodig om betalingsafspraken met verzekerde te maken. Het zou contraproductief geweest zijn steeds met klaagster te overleggen, wat bovendien tot een verhoging van de kosten zou hebben geleid. Verzekerde heeft klaagster herhaaldelijk verzocht om vergoeding van openstaande facturen zonder daarop reactie te ontvangen. Het gehanteerde uurtarief is voor een specialist niet ongebruikelijk bij een zaak met een aanmerkelijk belang.

4.2    Ten aanzien van klachtonderdeel 2

4.3    Verweerder erkent dat hij verzekerde heeft geadviseerd een klacht in te dienen bij het medisch tuchtcollege. Klaagster heeft de kosten van de klachtzaak betaald, waaruit hij erkenning van de opdracht om de klacht in te dienen en te behandelen heeft afgeleid. Na aanvullend onderzoek kwam hij tot de conclusie dat geen sprake was van klachtwaardig handelen. Verweerder heeft dit onmiddellijk aan klaagster en verzekerde medegedeeld en de klacht ingetrokken. Verweerder heeft zich ten volle gekweten van zijn inspanningsverplichting.

4.4    Ten aanzien van klachtonderdeel 3

4.5    Verweerder erkent dat de in het kader van de tuchtrechtelijke procedure tegen verweerder gemaakte kosten niet verhaald behoren te worden op verzekerde. Deze zijn tot op heden ook niet gedeclareerd bij cliënt.

5.        Beoordeling van de klacht

5.1    De raad overweegt het volgende.

5.2    Ten aanzien van klachtonderdeel 1

5.3    De advocaat is gehouden tot nauwgezetheid en zorgvuldigheid in financiële aangelegenheden. In dit kader zal dit onderdeel van de klacht worden behandeld.

Uit het dossier blijkt dat partijen in november 2003 tegenoverstaande de Ombudsman Verzekeringen, afspraken hebben gemaakt over de verdere behandeling van de letstelschadezaak en de financiële afwikkeling daarvan. De intentie van alle partijen daarbij was dat verzekerde uiteindelijk geen kosten voor zijn rekening zou krijgen. Bij brief van 1 december 2003 heeft klaagster schriftelijk aan verzekerde bevestigd dat “waar nodig overleg zal plaatsvinden tussen verweerder en klaagster over de kosten”. In maart 2005 is er tussen partijen correspondentie geweest naar aanleiding van een rekening die door de aansprakelijke verzekeraar gedeeltelijk onbetaald werd gelaten. Aan klaagster werd gevraagd het niet betaalde gedeelte te vergoeden. Klaagster heeft hierop verweerder gevraagd waarom de rekening gedeeltelijk niet werd betaald. De discussie is echter niet voortgezet omdat de betreffende verzekeraar alsnog tot betaling overging.

5.4    Verweerder heeft niet betwist dat hij geen overleg met klaagster heeft gevoerd over de uiteindelijk niet door de aansprakelijke verzekeraar vergoede kosten en dat die kosten omvangrijk waren. Verweerder heeft evenmin betwist dat het onbetaald gebleven saldo al dan niet gedeeltelijk betreft de verhoging van zijn uurtarief in verband met het resultaat van de zaak en de door hem met zijn cliënt gemaakte afspraken waarvan klaagster niet op de hoogte was zodat de raad van deze feiten uitgaat. Anders dan verweerder stelt blijkt niet dat klaagster zonder enig voorbehoud onvoorwaardelijk aan verweerder heeft toegezegd de kosten van rechtsbijstand, voor zover de aansprakelijkheidsverzekeraar deze niet zou betalen, aan diens cliënt zou vergoeden. Uit de zich in het dossier bevindende brief van klaagster d.d. 3 september 2003 blijkt het volgende:

“Ik spreek het volgende met u af. U dient de nota van uw inspanningen dan wel nota inzake gemaakte kosten bij de tegenassuradeur in. Mocht deze die nota’s niet vergoeden dan ben ik bereid serieus te kijken naar de redelijke kosten van rechtsbijstand.”

Hieruit blijkt slechts dat klaagster de bereidheid heeft getoond de niet vergoede kosten voor haar rekening te nemen, maar wel in overleg met verweerder en binnen de grenzen van redelijkheid.

5.5    Naar het oordeel van de raad mocht in de situatie waarin van klaagster werd verwacht dat zij tot betaling van niet vergoede kosten zou overgaan, in redelijkheid van verweerder worden verwacht dat hij klaagster schriftelijk op de hoogte zou stellen van de tussen hem en verzekerde gemaakte financiële afspraken en met haar overleg zou plegen over betaling van door hem gemaakte kosten voor het geval hij er niet in zou slagen om deze bij de wederpartij te verhalen. Voorts mocht van hem worden verwacht dat hij klaagster uitleg zou geven over de declaraties die door de aansprakelijke verzekeraar niet zijn betaald en had het op zijn weg gelegen daarover de door klaagster gewenste informatie te verstrekken. Het lag derhalve op de weg van verweerder hierover voorafgaand met klaagster te overleggen. De raad overweegt daarbij en rekent het verweerder ook aan dat uit zijn de brief van 10 januari 2011 aan de raad blijkt dat omtrent de “fee”- regeling bewust geen overleg met klaagster is gevoerd omdat het overleggen van deze regeling aan klaagster tot gevolg zou hebben gehad dat klaagster zich daar absoluut niet mee had kunnen verenigen. Ook blijkt dat verweerder reeds bij aanvang van de werkzaamheden kon vermoeden dat het specialistentarief mogelijk op bezwaren van klaagster zou stuiten, nu hij ter zake in de voorwaarden rechtsbijstandskosten op dit punt al een duidelijk voorbehoud had gemaakt. Naar het oordeel van de raad valt verweerder op dit onderdeel een tuchtrechtelijk verwijt te maken. De klacht zal op dit onderdeel dan ook gegrond worden verklaard.

5.6    Ten aanzien van klachtonderdeel 2

5.7    De advocaat behoort de hem opgedragen zaken zorgvuldig te behandelen. Uit de beslissing van deze Raad van 23 januari 2006 [nummer B46-2005] blijkt, dat verweerder bij het indienen van de klacht niet onzorgvuldig heeft gehandeld nu niet is gebleken dat deze ten tijde van het indienen daarvan wist of behoorde te weten dat de feiten waarop de klacht was gebaseerd, onjuist waren en dat verweerder de belangen van klager nodeloos en op ontoelaatbare wijze heeft geschaad. Verweerder heeft de klacht direct ingetrokken zodra bij hem bekend werd dat hetgeen hij namens zijn cliënt naar voren bracht feitelijk onjuist was. De klacht is op dit onderdeel ongegrond verklaard. Derhalve kan niet worden gezegd dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld. De raad acht de klacht op dit onderdeel ongegrond.

5.8    Ten aanzien van klachtonderdeel 3

5.9    Verweerder heeft uitdrukkelijk erkend dat de betreffende kosten niet aan de cliënt mochten worden doorberekend. Uit het dossier blijkt dat verweerder deze desondanks bij zijn cliënt in rekening heeft gebracht en op betaling daarvan heeft aangedrongen. Nadat deken advies had uitgebracht heeft hij tegenover klaagster de declaratie ingetrokken.


Niet blijkt dat hij de betreffende declaratie aan zijn cliënt heeft gecrediteerd. De raad acht dit onderdeel van de klacht gegrond.

5.10     Op grond van hetgeen hiervoor ten aanzien van klachtonderdeel 1 en 3 is overwogen heeft verweerder naar het oordeel van de raad niet gehandeld overeenkomstig hetgeen een behoorlijk advocaat betaamt.

5.11     De raad is van oordeel dat verweerder ten opzichte van klager onbehoorlijk heeft gehandeld. Bij het opleggen van de hierin te noemen maatregel weegt de raad voorts mee dat verweerder verweerder recentelijk nog maatregelen zijn opgelegd. De raad acht de maatregel van schorsing in uitoefening van de praktijk voor de duur van 2 weken waarvan 1 week voorwaardelijk passend en geboden.

6.        Beslissing

6.1    De raad verklaart:

-        de klacht op de onderdelen 1 en 3 gegrond;

-        de klacht op onderdeel 2 ongegrond.

7.        Maatregel

De raad:

-        legt op de maatregel van schorsing in de uitoefening van de praktijk voor de duur van 2 weken, met bepaling dat deze maatregel voor de duur van 1 week niet tenuitvoer zal worden gelegd tenzij de raad later anders mocht bepalen op grond dat verweerder zich voor het einde van de proeftijd, welke de raad stelt op 2 jaren, aan een in artikel 46 van de Advocatenwet bedoelde gedraging heeft schuldig gemaakt;

-        stelt de proeftijd vast op een periode van twee jaar ingaande op de dag dat deze beslissing in kracht van gewijsde is gegaan;

-        bepaalt dat het onvoorwaardelijk deel van de schorsing ingaat 14 dagen na het in kracht van gewijsde gaan van deze beslissing en tevens dat de schorsing niet tenuitvoer zal worden gelegd gedurende de tijd dat verweerder niet op het tableau staat ingeschreven of uit andere hoofde is geschorst.


Aldus gegeven en in het openbaar uitgesproken door mr. P.M. Knaapen, voorzitter en

mrs. R.F.L.M. van Dooren, E.J.P.J.M. Kneepkens, J.J.M. Goumans, J.F.E. Kikken leden,

alsmede mr. A.M.T.A. Verhagen, plaatsvervangend griffier, ter openbare zitting van de raad

d.d. 28 maart 2011.

___________________                                                          ___________________

mr. A.M.T.A. Verhagen                                              mr. P.M. Knaapen

griffier                                                                                     voorzitter

Verzonden op: 29 maart 2011.

Van deze beslissing kan binnen 30 dagen na verzending van het afschrift hoger beroep worden ingesteld bij het Hof van Discipline. De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van het afschrift. Uiterlijk op de dertigste dag dient uw appelmemorie in het bezit te zijn van de griffier van het Hoge van Discipline. Het gaat mitsdien niet om tijdige verzending van de appelmemorie maar o tijdige ontvangst door de griffier van het Hof van Discipline. U dient er rekening mee te houden dat verlenging van deze termijn niet tot de mogelijkheden behoort. Beroep dient te worden ingesteld door middel van een memorie, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. De memorie dient in zevenvoud te worden ingediend en vergezeld te zijn van zes kopieën van de beslissing waartegen beroep wordt ingesteld.

De appelmemorie kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a.      Per post. Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:

Postbus 132,

4840 AC Prinsenbeek.

b.      Bezorging. De griffie is gevestigd aan het adres:

Markt 44,

4841 AC Prinsenbeek.

Bezorging kan uitsluitend plaatsvinden op de gebruikelijke werkdagen tijdens de gebruikelijke kantooruren.

c.       Per fax. Het faxnummer van het Hof van Discipline is: 076-5484608.

Tegelijkertijd met de indiening per fax dienen de originele stukken per post te worden toegezonden aan de griffie van het Hof in het vereiste aantal.

Voor het inwinnen van nadere informatie:

Het telefoonnummer van het Hof van Discipline is 076-5484607.