ECLI:NL:TADRSHE:2011:YA1604 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch R 165-2010

ECLI: ECLI:NL:TADRSHE:2011:YA1604
Datum uitspraak: 29-03-2011
Datum publicatie: 26-04-2011
Zaaknummer(s): R 165-2010
Onderwerp:
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Beleidsvrijheid
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Vereiste communicatie met de cliënt
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Kwaliteit van de dienstverlening
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Financiën
Beslissingen:
Inhoudsindicatie:   De advocaat heeft een eigen verantwoordelijkheid bij bepaling van de wijze waarop hij de zaak aanpakt en het belang van cliënt het beste is gediend. Hem komt daarbij grote vrijheid toe. Een advocaat is niet gehouden een zaak op door zijn client voorgestane wijze tot een einde te brengen. Dat verweerster een ander idee had over de volgen strategie is niet tuchtrechtelijk verwijtbaar. Niet gebleken dat verweersters niet alles in het werk heeft gesteld om de procedure in het buitenland zo goed mogelijk te behartigen en klaagster te adviseren. Wederzijds vertrouwen is essentieel voor een behoorlijke beroepsuitoefening. Indien er een onoverbrugbaar verschil van inzicht bestaat over de volgen strategie, dan wel sprake is van wederzijdse gebrek aan vertrouwen, dient de advocaat de zaak neer te leggen. Opdracht is niet ontijdig  neergelegd. Niet gebleken dat verweerster de extra uren welke door de Raad voor Rechtsbijstand waren afgewezen, bij klaagster in rekening heeft gebracht.   Klacht ongegrond.

 

R 165 - 2010 klacht

Raad van Discipline

in het ressort 's-Hertogenbosch

Beslissing

inzake

de klacht van:

X

klaagster

tegen:

mevrouw mr. Y

verweerster

1.        Verloop van de klachtprocedure

1.1    Bij brief van 24 februari 2010, ingekomen op 1 maart 2010, heeft klaagster een klacht ingediend tegen verweerder.

1.2    Het door de Advocatenwet voorgeschreven onderzoek is verricht door de deken van de

       orde van advocaten in het arrondissement Breda.

1.3    Bij brief van 2 augustus 2010, bij de raad binnengekomen op 4 augustus 2010, heeft de deken de klacht toegezonden aan de raad, met daarbij de stukken welke zijn vermeld in de bij die brief gevoegde inventarislijst.

1.4    Bij brief van de griffier d.d. 15 november 2010 zijn partijen opgeroepen te verschijnen op de mondelinge behandeling d.d. 31 januari 2011.

1.5    De stukken hebben ter inzage gelegen tot 17 januari 2011 ten kantore van de griffier te Breda, hetgeen aan partijen bij voornoemde brief is meegedeeld.

1.6    De deken is van de mondelinge behandeling op de hoogte gesteld.

1.7    Bij de mondelinge behandeling op 31 januari 2011 zijn klaagster en verweerder verschenen.

2.        De feiten 

2.1    Op grond van de stukken alsmede het verhandelde ter zitting is het volgende komen vast te staan.

2.2    Klaagster is op 27 februari 1997 gehuwd in C en vervolgens ook op 29 maart 1997 in D. Op 28 maart 2000 is door de C rechter de echtscheiding uitgesproken van beide huwelijken. Klaagster is vervolgens naar N verhuisd. Bij beschikking van de Rechtbank Roermond van 6 juni 2007 is klaagsters ex-partner veroordeeld om partneralimentatie te voldoen. De ex-partner weigert deze beslissing na te leven. Klaagster heeft zich hierop tot verweerster gewend om te onderzoeken of de betreffende beschikking geëxecuteerd kon worden.

2.3    Bij opdrachtbevestiging van 24 maart 2009 heeft verweerster aan klaagster bevestigd haar van rechtsbijstand te voorzien met betrekking tot het incasseren van de alimentatie zoals door de rechtbank bij beschikking van 6 juni 2007 is bepaald en dat zij daartoe contact zou opnemen met de deurwaarder. Bij brief van 14 juli 2009 heeft verweerster klaagster geïnformeerd over haar juridische positie en medegedeeld dat naar haar conclusie de partneralimentatie niet geïnd zou kunnen worden, omdat de staat D, waar de ex-partner van klaagster woont, bij het ter zake geldende bilateraal verdrag, het voorbehoud heeft gemaakt dat een dergelijke vordering alleen geïnd zal worden indien in eenzelfde zaak ook een vordering kinderalimentatie bestaat. Tevens heeft zij klaagster geadviseerd om contact op te nemen met een A advocaat die haar zou kunnen bijstaan in A om daar een nieuwe procedure op te starten teneinde de alimentatie opnieuw vastgesteld te krijgen en tot inning over te gaan.

2.4    Verweerster heeft klaagster voorts aangeboden haar te helpen bij het hoger beroep tegen het ongedaan maken van de registratie van de echtscheidingsbeschikking in A. Verweerster heeft namens klaagster uitstel van hoger beroep gevraagd dat is toegewezen tot 21 december 2009. Verweerster heeft hierop meerdere keren stukken ingediend, maar die werden retour gezonden met de mededeling dat ze niet compleet waren.

Op 10 november 2009 heeft klaagster bemiddeling van de deken in het arrondissement Roermond verzocht. In de bemiddelingsperiode is door verweerster alsmede de deken getracht de stukken alsnog in te dienen echter zonder positief resultaat. Nadat verweerster de stukken conform het reglement van het A gerecht in december 2009 opnieuw waren verzonden, gaf dit bij beslissing van 29 december 2009 wederom aan dat de stukken incompleet waren. Klaagster heeft daarna een klacht ingediend.

3.         De klacht

3.1    De klacht bestaat - zakelijk weergegeven - uit de navolgende onderdelen.

1.      Verweerster heeft de zaak aangenomen terwijl die te moeilijk voor haar was;

1.2.     Verweerster heeft notariskosten gemaakt zonder dat dit nodig was;

1.3.     Verweerster heeft ten onrechte in de E geen pro hac vice advocaat ingeschakeld;

1.4.     Verweerster heeft met haar kantoorgenoot klaagster in het nauw gedreven en de relatie onder druk gezet door in een gesprek steeds te vragen of zij haar vertrouwde;

1.5.     Verweerster ging steeds weer op vakantie zonder de zaak af te werken;

1.6.     Verweerster heeft de bemiddeling van de deken ingeroepen zonder bereid te zijn het geschil met klaagster minnelijk op te lossen;

1.7.     Verweerster heeft, hoewel er een toevoeging was, 27 uur in rekening willen brengen.

4.        Het verweer

1.    Verweerster beschikte over voldoende expertise om de zaak van klaagster in behandeling te nemen; de problemen die ontstonden waren redelijkerwijs niet te voorzien.

2.    Verweerster heeft geen onnodige kosten gemaakt. De kosten voor legalisatie van handtekeningen waren noodzakelijk in verband met voorwaarden die door het A gerecht werden gesteld.

2.3.   Verweerster heeft voldoende pogingen ondernomen om een A advocaat te vinden echter zij heeft geen enkele advocaat bereid gevonden de zaak van klaagster in behandeling te nemen.

2.4.   Verweerster heeft klaagster niet onder druk gezet. Wel was steeds sprake van verschil van inzicht over de wijze waarop de zaak moest worden aangepakt en is aan klaagster gevraagd of zij wel voldoende vertrouwen had in verweerster gelet op het belang daarvan voor een goede belangenbehartiging.

5.    Verweerster betwist dat zij steeds weer op vakantie ging. Niet verwacht kan worden dat een advocaat 52 weken per jaar aanwezig is. Tijdens haar afwezigheid is de zaak waargenomen door een kantoorgenoot.

6.    Klaagster is degene geweest die het bemiddelingstraject heeft gestopt door indienen van een klacht, niet verweerster.

7.    Voor verweerster is een toevoeging aangevraagd. In verband met de gecompliceerdheid van de zaak zijn extra uren aangevraagd. De raad voor rechtsbijstand heeft deze aanvraag afgewezen. Deze, noch andere uren zijn bij klaagster in rekening gebracht.

5.        Beoordeling van de klacht

Ten aanzien van de klachtonderdelen 1, 3 en 5:

5.1              De klacht heeft betrekking op het handelen van de eigen advocaat. De raad stelt in dit kader voorop dat de advocaat bij de behandeling van de zaak de leiding heeft en vanuit zijn of haar eigen verantwoordelijkheid dient te bepalen met welke aanpak van zaken de belangen van cliënt  het best zijn gediend. Aan de advocaat komt daarbij een grote mate van vrijheid toe met betrekking tot de wijze waarop hij een hem opgedragen zaak behandelt. Van tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen is in het algemeen pas sprake als de advocaat bij de behandeling van de zaak kennelijk onjuist optreedt en adviseert en de belangen van de cliënt daardoor worden geschaad of kunnen worden geschaad. Het handelen van verweerster zal aan deze maatstaf worden getoetst.

5.2.      Verweerster heeft klaagster geïnformeerd over haar juridische positie bij het innen van partneralimentatie in A. Op grond van de hiervoor genoemde maatstaf is verweerster daarbij de eindverantwoordelijke. De raad is niet gebleken dat de parate juridische kennis van verweerster niet toereikend was die verantwoordelijkheid te dragen, dan wel dat zij klaagster daarbij onjuist heeft geadviseerd. De raad neemt daarbij in overweging dat uit het dossier blijkt dat ook het L dat ter zake de naleving van het betreffende verdrag optreedt als centrale autoriteit bij naleving - bij brief d.d. 18 december 2007 tot dezelfde conclusie als verweerster is gekomen, evenals een door verweerster geraadpleegde op dit gebied gespecialiseerde gerechtsdeurwaarder. Uit het dossier blijkt voorts dat verweerster ter zake dit onderwerp ook zelf uitgebreid onderzoek naar de juridische mogelijkheden van inning heeft gedaan. Voor zover klaagster verweerster verwijt dat zij de opdracht niet had moeten accepteren is dit naar het oordeel van de raad dan ook niet terecht.

Uit het dossier blijkt voorts dat verweerster klaagster heeft aangeboden te helpen ter zake de registratieprocedure. Verweerster heeft uitstel gekregen van de beroepstermijn en veel moeite gedaan om de juiste benodigde stukken bij het gerecht in D in te dienen. Verweerster heeft in dit verband aangevoerd dat zij van het A gerecht telkenmale tegenstrijdige berichten heeft ontvangen met betrekking tot de stukken die dienden te worden ingediend, hetgeen door de deken op grond van diens eigen ervaring is bevestigd. Voorts blijkt uit het dossier dat verweerster meermalen heeft getracht een A advocaat in te schakelen hetgeen niets heeft opgeleverd. Verweerster heeft hierop aan klaagster medegedeeld dat zij niet verder kwam met de zaak en haar geadviseerd een advocaat in A in te schakelen dan wel zelf naar A te reizen. Gesteld noch gebleken is dat verweerster dit ontijdig heeft gedaan.

Niet blijkt dat verweerster niet alles in het werk heeft gesteld om klaagster zo volledig en deugdelijk mogelijk te adviseren of dat haar anderszins een tuchtrechtelijk verwijt kan worden gemaakt. Het enkele feit dat verweerster een ander idee had over de juridische positie van klaagster en de op grond daarvan te volgen strategie, is evenmin tuchtrechtelijk verwijtbaar. Voor zover klaagster verweerster verwijt dat zij haar zaak onvoldoende voortvarend en adequaat heeft behandeld is dit naar het oordeel van de raad niet terecht. Anders dan klaagster kennelijk meent is verweerder niet verplicht de zaak op de door klaagster voorgestane wijze te behandelen en tot een einde te brengen. Verweerder kan ter zake geen tuchtrechtelijk verwijt worden gemaakt.

Ten aanzien van klachtonderdeel 4

5.3. Het bestaan van wederzijds vertrouwen tussen een advocaat en cliënt is essentieel voor een behoorlijke beroepsuitoefening. In het geval er een situatie ontstaat dat er een onoverbrugbaar verschil van inzicht over de te volgen strategie ontstaat, dan wel sprake is van een gebrek aan wederzijds vertrouwen dient de advocaat zijn of haar opdracht neer te leggen. Dat in het kader van die gedragsregel met klaagster gesprekken zijn gevoerd om over het bestaande vertrouwen en de te volgen strategie duidelijkheid en overeenstemming te verkrijgen, acht de raad tuchtrechtelijk niet verwijtbaar. Ter zitting heeft verweerster in dit verband nog naar voren gebracht dat zij op enig moment heeft ervaren dat sprake was van een zodanig verschil van inzicht over de te voeren procedure en gebrek aan vertrouwen zijdens klaagster, dat dit voor haar onoverkomelijk was en dat zij toen de opdracht neergelegd. Niet is gebleken dat dit op onzorgvuldige wijze dan wel ontijdig is gebeurd.

Dat door verweerster druk is uitgevoerd op klaagster is de raad uit het dossier niet gebleken. 

Ten aanzien van klachtonderdeel 6.

5.3. De stelling van klaagster dat verweerster onvoldoende heeft geprobeerd een minnelijke oplossing te bereiken deelt de raad, gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, niet. Uit het dossier blijkt voorts dat klaagster zelf degene is geweest die bij brief van 26 februari 2010 de bemiddeling heeft beëindigd en een klacht heeft ingediend.

Ten aanzien van de klachtonderdelen 2 en 7.

5.4. Verweerster heeft ten behoeve van klaagster een toevoeging aangevraagd. Een aanvraag om aan klaagster meer uren toe te kennen is door de Raad voor Rechtsbijstand afgewezen. Uit het dossier blijkt niet dat verweerster deze extra uren of andere werkzaamheden bij klaagster in rekening heeft gebracht. Evenmin is gebleken dat door verweerster onnodig notariskosten zijn gemaakt. De betreffende kosten waren noodzakelijk in verband met de door het A gerecht gestelde eis van legalisatie van handtekeningen. Niet is gebleken dat verweerster ter zake een tuchtrechtelijk verwijt kan worden gemaakt. Derhalve zal de klacht ook op deze onderdelen ongegrond wordt verklaard.

Nu niet is gebleken dat verweerster niet heeft gehandeld overeenkomstig hetgeen een behoorlijk advocaat betaamt, zal de klacht op alle onderdelen ongegrond worden verklaard.

Beslissing

De raad verklaart de klacht op alle onderdelen ongegrond.

Aldus gegeven en in het openbaar uitgesproken door mr. P.M. Knaapen, voorzitter en

mrs. R.F.L.M. van Dooren, E.J.P.J.M. Kneepkens, J.J.M. Goumans, J.F.E. Kikken leden,

alsmede mr. A.M.T.A. Verhagen, plaatsvervangend griffier, ter openbare zitting van de raad

d.d. 28 maart 2011.

___________________                                                          ___________________

mr. A.M.T.A. Verhagen                                              mr. P.M. Knaapen

griffier                                                                                     voorzitter

Verzonden op: 29 maart 2011.


Van deze beslissing kan binnen 30 dagen na verzending van het afschrift hoger beroep worden ingesteld bij het Hof van Discipline. De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van het afschrift. Uiterlijk op de dertigste dag dient uw appelmemorie in het bezit te zijn van de griffier van het Hoge van Discipline. Het gaat mitsdien niet om tijdige verzending van de appelmemorie maar o tijdige ontvangst door de griffier van het Hof van Discipline. U dient er rekening mee te houden dat verlenging van deze termijn niet tot de mogelijkheden behoort. Beroep dient te worden ingesteld door middel van een memorie, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. De memorie dient in zevenvoud te worden ingediend en vergezeld te zijn van zes kopieën van de beslissing waartegen beroep wordt ingesteld.

De appelmemorie kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a.      Per post. Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:

Postbus 132,

4840 AC Prinsenbeek.

b.      Bezorging. De griffie is gevestigd aan het adres:

Markt 44,

4841 AC Prinsenbeek.

Bezorging kan uitsluitend plaatsvinden op de gebruikelijke werkdagen tijdens de gebruikelijke kantooruren.

c.       Per fax. Het faxnummer van het Hof van Discipline is: 076-5484608.

Tegelijkertijd met de indiening per fax dienen de originele stukken per post te worden toegezonden aan de griffie van het Hof in het vereiste aantal.

Voor het inwinnen van nadere informatie:

Het telefoonnummer van het Hof van Discipline is 076-5484607.