ECLI:NL:TADRSHE:2011:YA1601 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch M 244-2010

ECLI: ECLI:NL:TADRSHE:2011:YA1601
Datum uitspraak: 29-03-2011
Datum publicatie: 26-04-2011
Zaaknummer(s): M 244-2010
Onderwerp:
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Financiën
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Kwaliteit van de dienstverlening
Beslissingen: Onvoorwaardelijke schorsing
Inhoudsindicatie:   Verweer dat in strafzaken betalingsafspraken niet vastgelegd hoeven te worden treft geen doel. Geen bescheiden aan de raad overgelegd waaruit blijkt dat aan de advocaat opdracht was verleend voor het verrichten van werkzaamheden. Evenmin zijn bescheiden overgelegd waaruit blijkt dat de door verweerder aangegeven werkzaamheden zijn verricht. Aldus moet het ervoor worden gehouden dat verweerder niet verrichte werkzaamheden heeft gedeclareerd, wat hem tuchtrechtelijk valt aan te rekenen. Gelet op tuchtrechtelijk verleden, waarbij aan de advocaat kort voordat het in deze klachtzaak verweten handelen heeft plaatsgevonden, voor vergelijkbaar tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen een voorwaardelijke schorsing van 2 weken werd opgelegd, is de raad van oordeel dat, nu deze hieruit klaarblijkelijk ontoereikend lering heeft getrokken, niet kan worden volstaan met een lichtere maatregel dan het opleggen van een schorsing in de uitoefening van de praktijk voor de duur van 2 weken.   klacht (gedeeltelijk) gegrond; onvoorwaardelijke schorsing 2 weken

M 244 – 2010

Raad van Discipline

in het ressort ’s Hertogenbosch

Beslissing

inzake

de klacht van

X

gemachtigde: 

Y

tegen

Z

verder te noemen: verweerder

1. Verloop van de procedure

1.1       Bij brief van 6 december 2010 heeft de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Maastricht de door klager op 28 juni 2010 ingediende klacht toegezonden aan de raad, samen met de in de inventarislijst genoemde stukken.

1.2.      De klacht is behandeld ter openbare zitting van de raad van 7 februari 2011.

Ter zitting zijn de gemachtigde van klager en verweerder verschenen.

2. De feiten

2.1              Klager is in A veroordeeld tot 12 jaar gevangenisstraf wegens de invoer en het

verhandelen van soft drugs vanuit B naar A en het deelnemen aan een criminele organisatie.

2.2              Klager heeft zich in januari 2009 tot verweerder gewend. Verweerder heeft

vervolgens een advocaat in A aangezocht om de belangen van klager in A te behartigen. In januari 2009 heeft familie van klager een bedrag van € 15.000, - in contanten aan het kantoor van verweerder afgegeven. Verweerder heeft het voor de A advocaat bedoelde bedrag van € 5.000, - aan deze advocaat doorbetaald.

2.3.            Op 19 april 2010 heeft klager de gemachtigde van klager verzocht de zaak van

verweerder over te nemen. Klager heeft de gemachtigde van klager desgevraagd een volmacht toegezonden en hiervan tevens een afschrift aan verweerder toegezonden. Op 16 juni 2010 heeft verweerder een bedrag van € 3.061, - (incl. BTW) in rekening gebracht en het restant bedrag ad € 6.939, - aan klager overgemaakt.

3. De klacht

3.1       De klacht luidt als volgt:

1.   Verweerder heeft € 3.061, - (inclusief BTW) aan de cliënt van klager gedeclareerd, terwijl door hem nauwelijks werkzaamheden zijn verricht.

2. Verweerder heeft de zaak na overname door de gemachtigde van klager niet voortvarend afgehandeld.

3.2.      Klager heeft ter toelichting op de klacht het volgende naar voren gebracht:

Verweerder heeft noch van klager noch van de gemachtigde van klager opdracht gekregen om in de strafzaak werkzaamheden te verrichten; hij diende enkel een A advocaat te benaderen die de belangen van klager in de strafzaak zou behartigen en gedurende diens detentie in A een bedrag van € 10.000, - van de cliënt van klager in bewaring te houden.

De afwikkeling van de zaak door verweerder na de overname door de gemachtigde van klager duurde exact twee maanden en dat is gelet op de eenvoud ervan veel te lang.

4. Het verweer

4.1       De opdracht aan verweerder was breder dan dat klager stelt. Verweerder zou de zaak samen met de A advocaat bekijken. Verweerder zou de zaak vanuit B aanpakken, waaronder het opnemen van contact met het Ministerie van Justitie. Verweerder heeft werkzaamheden verricht zoals vermeld in diens specificatie dd. 16 juni 2010. Verweerder heeft 560 minuten aan de zaak van de cliënt van klager besteed tegen een uurtarief van € 260, -.

4.2.      Het is juist dat er geen schriftelijke opdrachtbevestiging naar klager is uitgegaan. In strafzaken is het niet gebruikelijk dat formele bevestigingsbrieven, met daarin onder andere vermelding van het overeengekomen uurtarief verzonden worden, zoals bijvoorbeeld  in civiele zaken pleegt te gebeuren.

5. Beoordeling van de klacht

5.1       Door verweerder is niet weersproken dat de gemachtigde van klager ook in deze klachtzaak optreedt als gemachtigde van klager. De raad gaat er, gelet op de door klager op 13 mei 2010 ondertekende machtigingen en de mededeling ter zake van de gemachtigde van klager ter zitting van de raad, van uit dat de machtiging van klager aan zijn gemachtigde zich ook uitstrekt tot de behandeling van deze klachtzaak.

5.2.      Partijen verschillen van mening of aan verweerder opdracht is verleend voor het

verrichten van werkzaamheden. Klager stelt dat verweerder enkel het bedrag van € 10.000, - in bewaring hoefde te houden voor eventuele doorbetaling aan de A advocaat, terwijl verweerder stelt dat hij voor het bedrag van € 10.000, - werkzaamheden diende te verrichten.

Een advocaat behoort belangrijke feiten en afspraken aan zijn cliënt te bevestigen. Ter voorkoming van misverstanden behoort hij deze steeds schriftelijk vast te leggen. Dit geldt in strafzaken evenzeer als in civiele zaken. Het verweer dat een advocaat in strafzaken gemaakte afspraken niet behoeft vast te leggen treft geen doel. Het had op de weg van verweerder gelegen de aan hem verleende opdracht te bevestigen, met vermelding van de gemaakte financiële afspraken. Dit geldt temeer nu verweerder een bedrag van € 15.000,- aan voorschot in ontvangst had genomen, waarvan een bedrag van € 5.000,- aan de A advocaat werd doorbetaald, zodat een bedrag van € 10.000, - bij verweerder in bewaring bleef.

5.3.     Verweerder stelt in het dossier 9 uur en 20 minuten te hebben besteed. De specificatie

van de factuur dd. 16 juni 2010 luidt als volgt:

 7 uitgaande gesprekken                                 7 x 10 minuten            =          70 minuten

12 inkomende gesprekken                              12 x 10 minuten          =          120 minuten

2 uitgaande brieven                                         2 x 10 minuten            =          20 minuten

20 binnenkomende brieven                             20 x 10 minuten          =          200 minuten

Bestudering proces-verbaal                                                                             150 minuten

Totaal                                                                                                              560 minuten

5.4.      Uit de bij de nota dd. 16 juni 2010 behorende urenspecificatie volgt dat in 2008 door verweerder 1 brief werd ontvangen, dat in 2009 door verweerder 3 brieven werden ontvangen en 1 conferentie heeft plaatsgevonden en dat in 2010 tot 19 april (datum van overname van de zaak door de gemachtigde van klager)  door verweerder 3 brieven werden ontvangen. De overige door verweerder gespecificeerde werkzaamheden hebben volgens de urenspecificatie van verweerder plaatsgevonden na 19 april 2010.

Hieruit blijkt dat totdat verweerder door de gemachtigde van klager werd benaderd betreffende de overname van de zaak 1 conferentie heeft plaatsgevonden en dat de gedeclareerde werkzaamheden voor het overige alleen hebben bestaan uit het ontvangen van 7 brieven. Blijkens de aan de raad overgelegde correspondentie heeft de inkomende correspondentie vanaf 22 april 2010 enkel betrekking op de afwikkeling van de zaak en niet op de behartiging van de belangen van klager. Ook de 2 uitgaande e-mailberichten van verweerder, gedateerd op 4 en 10 mei 2010, hebben enkel betrekking op de afwikkeling van de betaling van het resterende bedrag ad € 10.000, -, althans het e-mailbericht dd. 4 mei 2010. Bij het e-mailbericht van 10 mei 2010 heeft verweerder slechts zijn e-mailbericht dd. 4 mei 2010 opnieuw aan de gemachtigde van klager toegestuurd.

Verweerder heeft ter zitting gesteld dat door hem geen telefoonnotities zijn gemaakt.

Noch aan de deken noch aan de raad is een proces-verbaal overgelegd. Het verweer dat het verweerder, gelet op de vertrouwelijkheid van de inhoud van het proces-verbaal, niet vrij stond om een proces-verbaal aan de deken toe te sturen treft geen doel. Enerzijds is ook de deken gebonden aan een geheimhoudingsplicht, zodat de vertrouwelijkheid daarmee is gewaarborgd, anderzijds heeft verweerder wel de medische gegevens in het dossier aan de deken toegestuurd, zodat een beroep op de vertrouwelijkheid onbegrijpelijk is en dus niet overtuigt.        

5.5.      Nu verweerder aan de raad geen bescheiden heeft overgelegd waaruit blijkt dat door klager aan hem opdracht was verleend voor het verrichten van werkzaamheden en verweerder evenmin bescheiden heeft overgelegd waaruit blijkt dat verweerder in de strafzaak van klager de door verweerder aangegeven werkzaamheden heeft verricht, kan de raad niet vaststellen dat verweerder in opdracht van klager werkzaamheden heeft verricht. Aldus moet het ervoor worden gehouden, dat verweerder niet verrichte werkzaamheden heeft gedeclareerd, wat verweerder tuchtrechtelijk valt aan te rekenen.

5.6.      Het tweede onderdeel van de klacht heeft betrekking op de wijze waarop verweerder de zaak heeft afgewikkeld, nadat hij bericht ontving van de gemachtigde van klager. Het is begrijpelijk dat verweerder de ontvangst van een machtiging van klager eiste alvorens hij bereid was tot terugbetaling van de aan klager toekomende gelden over te gaan. De machtiging aan verweerder dateert van 13 mei 2010 en op 16 juni 2010 is verweerder tot afrekening overgegaan. Hoewel van verweerder verwacht had mogen worden dat hij direct tot financiële afrekening was overgegaan, is de termijn waarbinnen verweerder de zaak heeft afgewikkeld niet dusdanig lang dat hem hiervan tuchtrechtelijk een verwijt gemaakt kan worden. Het tweede onderdeel van de klacht zal als ongegrond worden afgewezen.

6. Op te leggen maatregel.

Gelet op het in deze zaak aan verweerder verweten tuchtrechtelijk handelen zou de raad in voorkomende gevallen de maatregel van berisping een passende maatregel achten.

Gelet op het tuchtrechtelijk verleden van verweerder, waaruit blijkt dat het Hof van Discipline bij beslissing dd. 19 december 2008, derhalve kort voordat het in deze zaak verweten handelen heeft plaats gevonden, aan verweerder een voorwaardelijke schorsing van 2 weken heeft opgelegd voor vergelijkbaar tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen, is de raad van oordeel dat, nu verweerder hieruit klaarblijkelijk ontoereikend lering heeft getrokken, niet kan worden volstaan met een lichtere maatregel dan het opleggen van een schorsing in de uitoefening van de praktijk voor de duur van 2 weken.

7. Beslissing

De raad

-verklaart onderdeel 1 van de klacht gegrond en legt ter zake aan verweerder de maatregel van schorsing in de uitoefening van de praktijk op voor de duur van 2 weken.

-bepaalt dat de schorsing 14 dagen nadat deze beslissing in kracht van gewijsde is gegaan in werking treedt

-wijst onderdeel 2 van de klacht als ongegrond af.

Aldus gegeven door mr. G.J.E. Poerink, voorzitter, en mrs. P.J.W.M. Theunissen, L.W.M. Caudri, R.G.A.M. Theunissen en L.R.G.M. Spronken leden, in tegenwoordigheid van mr. I.J.M. Huysmans-van Opstal , griffier, en in het openbaar uitgesproken op 28 maart 2011

Griffier                                                            voorzitter

Verzonden op: 29 maart 2011.

Van deze beslissing kan binnen 30 dagen na verzending van het afschrift hoger beroep worden ingesteld bij het Hof van Discipline.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van het afschrift. Uiterlijk op de dertigste dag dient Uw appelmemorie in het bezit te zijn van de griffier van het Hof van Discipline. Het gaat mitsdien niet om tijdige verzending van de appelmemorie, maar om tijdige ontvangst door de griffier van het Hof van Discipline. U dient er rekening mee te houden dat verlenging van deze termijn niet tot de mogelijkheden behoort. Beroep dient te worden ingesteld door middel van een memorie, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien.

De memorie dient in zevenvoud te worden ingediend en vergezeld te zijn van zes kopieën van de beslissing waartegen beroep wordt ingesteld.

De appelmemorie kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

  1. Per post.

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is: postbus 132, 4840 AC Prinsenbeek.

  1. Bezorging.

De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC te Prinsenbeek. Bezorging kan uitsluitend plaatsvinden op de gebruikelijke werkdagen tijdens de gebruikelijke kantooruren.

  1. Per fax.

Het faxnummer van het Hof van Discipline is : 076 – 5484608.

Tegelijkertijd met de indiening per fax dienen de originele stukken per post te worden toegezonden aan de griffie van het Hof in het vereiste aantal.

Voor het inwinnen van informatie : het telefoonnummer van het Hof van Discipline is : 076 - 5484607.