ECLI:NL:TADRSHE:2011:YA1595 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch M 137-2010

ECLI: ECLI:NL:TADRSHE:2011:YA1595
Datum uitspraak: 29-03-2011
Datum publicatie: 26-04-2011
Zaaknummer(s): M 137-2010
Onderwerp:
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Vereiste communicatie met de cliënt
  • Ontvankelijkheid van de klacht, subonderwerp: Klachten waarop al eerder is beslist
Beslissingen:
Inhoudsindicatie:   Een voor de tweede maal aan de tuchtrechter voorgelegde klacht leidt tot niet-ontvankelijkheid. Het staat een advocaat vrij in een klachtprocedure datgene naar voren te brengen wat hij in het kader van zijn verweer noodzakelijk acht. Advocaat dient zich ten aanzien van het vervolg van de procedure te onthouden van negatieve interpretaties, waar de advocaat in eerste aanleg nalatig is gebleven.   klacht (gedeeltelijk) niet-ontvankelijk, gedeeltelijk ongegrond, gedeeltelijk gegrond; geen maatregel

M 137 - 2010

Raad van Discipline

in het ressort ’s Hertogenbosch

Beslissing

inzake

de klacht van

de heer X

verder te noemen: klager

tegen

Y

verder te noemen: verweerder

1. Verloop van de procedure

1.1       Bij brief van 31 juli 2010 heeft de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Maastricht de door klager op 21 mei 2010 ingediende klacht toegezonden aan de raad, samen met de in de inventarislijst genoemde stukken.

1.2       De raad heeft voorts kennis genomen van de brief van verweerder dd. 7 januari 2011.

1.3       De klacht is behandeld ter openbare zitting van de raad van 7 februari 2011.

Ter zitting is klager verschenen. Verweerder heeft de raad bij brief dd. 7 januari 2011 bericht niet ter zitting te zullen verschijnen.

2. De feiten

2.1              Verweerder heeft klager bijgestaan in een beklagprocedure bij het Hof van Discipline.

De deken van de orde van advocaten in het arrondissement Roermond had bij beslissing dd. 7 juli 2009 het verzoek van klager tot aanwijzing van een advocaat ex artikel 13 advocatenwet afgewezen. Klager heeft zich hierover bij klaagschrift dd 31 juli 2009 beklaagd. Op 12 oktober 2009 heeft een mondelinge behandeling van het beklag bij het Hof van Discipline plaatsgevonden. Het Hof van Discipline heeft bij beslissing dd. 11 december 2009 het beklag van klager ongegrond verklaard.

2.2.            Verweerder heeft klager voorts sedert december 2009 bijgestaan in een

alimentatiekwestie. In deze zaak heeft op 19 januari 2010 een zitting bij de rechtbank te Maastricht plaatsgevonden. Klager heeft in december 2009 stukken aan verweerder overgelegd, waaronder een medische verklaring. Verweerder heeft op 5 januari 2010 een verweerschrift bij de rechtbank ingediend, waarbij enkele van de over te leggen stukken ontbraken. De rechtbank te Maastricht heeft klager bij beschikking dd. 2 maart 2010 veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 97,- per maand als bijdrage in de kosten van levensonderhoud en studie.

2.3.      Verweerder heeft kort voor de zitting overleg gevoerd met de centrale balie over het gedrag van klager voorafgaand aan de zitting op 19 januari 2010. Verweerder heeft vervolgens de parketpolitie geïnformeerd in welke enquêtekamer de zitting werd gehouden. De parketpolitie heeft plaats genomen voor de enquêtekamer. Op aanwijzing van de zittingsrechter is klager door de parketpolitie uit de enquêtekamer verwijderd.

2.3.            Verweerder heeft op 9 februari 2010 de volgende klacht ingediend bij de deken te

Maastricht:

1.         Verweerder heeft in een tuchtzaak bij het Hof van Discipline de belangen van klager niet goed behartigd; de bijstand van verweerder miste de kern van de zaak; hij begreep niet waar het om ging;

2.         Verweerder is in een alimentatiezaak uitgegaan van verkeerde informatie en heeft ter zake dienende informatie aan de rechter onthouden. Het is mede aan de schuld van verweerder te wijten, dat klager de zaal is uitgezet. Verweerder heeft zich in deze zaak grievend jegens klager uitgelaten door hem na de zitting “een ongeleid projectiel” te noemen.

Bij brief van 31 juli 2010 heeft de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Maastricht deze klacht toegezonden aan de raad, samen met de in de inventarislijst genoemde stukken. Deze klachtzaak is bij de raad bekend onder nr. M 136-2010. De mondelinge behandeling van deze klachtzaak heeft eveneens plaatsgevonden op 7 februari 2011.

3. De klacht

3.1       De klacht luidt als volgt:

1.         Verweerder heeft verzuimd stukken in het geding te brengen in een alimentatiezaak

2.         Verweerder heeft in een tuchtzaak bij het Hof van Discipline de belangen van klager niet goed behartigd; de bijstand van verweerder miste de kern van de zaak; hij begreep niet waar het om ging;

3.         Verweerder heeft in strijd met de waarheid gezegd dat klager in alle staten was pal vóór de zitting

4.         Verweerder achtte ten onrechte twee doktersverklaringen en bedrijfsstatistieken rechtens niet relevant om in het geding te brengen

5          Verweerder had voor de zitting in de alimentatiezaak reeds parketpolitie gewaarschuwd; hij zette klager daarmee weg als “boef

6          Verweerder heeft zich grievend jegens klager uitgelaten door te stellen dat de Hoge Raad het cassatiemiddel glansloos had afgewezen;

7.         Verweerder heeft zich grievend jegens klager uitgelaten door te stellen dat klager hem te pas en te onpas met mails bestookte;

8          Verweerder was nauwelijks op de hoogte van de inhoud van het alimentatiedossier;

9          Verweerder was zo laat op de zitting dat hij de toga in de zittingzaal moest aandoen;

10        Verweerder heeft klager een ongeleid projectiel genoemd

11.       Verweerder stelt zijn eigen belang boven dat van zijn cliënt

12        Verweerder verklaarde in strijd met de waarheid bij het Hof van Discipline dat klager bij elke voorafgegane advocaat problemen had.

13        Verweerder heeft klager niet geïnformeerd over zijn inbreng tijdens de zitting van het Hof van Discipline

14        Verweerder was zo laat op de zitting dat hij de toga in de zittingzaal moest aandoen

15        Algehele herhaling van alle eerder behandelde klachten tegen verweerder.

4. Het verweer

4.1.      De klacht heeft betrekking op de in klachtzaak M 136-2010 reeds geformuleerde klachten. Klager komt weer terug op de gang van zaken bij de zitting van het Hof van Discipline. De wijze waarop klager zich toen heeft misdragen is door verweerder in klachtzaak M 136-2010 al uiteengezet. Het is alleen te danken geweest aan de enorme terughoudendheid van de leden van het Hof van Discipline dat klager tijdens deze zitting niet uit de zittingzaal is verwijderd. Tijdens de zitting in de alimentatiezaak heeft klager zich misdragen en werd hij op last van de rechter uit de zittingzaal verwijderd. Dit was geheel te wijten aan het gedrag van klager en aan niemand anders.  

5. Beoordeling van de klacht

5.1              De raad stelt vast dat klager in de onderdelen 1,2,4,5,8,9,10,13,14, en 15 van de klacht

zijn eerdere in klachtzaak M 136-2010 geuite klachten herhaalt. Omdat de beoordeling van de in deze klachtonderdelen weergegeven klachten bij de beoordeling van de klachten in klachtzaak M 136-2010 reeds aan de orde komt en een klacht niet tweemaal aan de tuchtrechter kan worden voorgelegd zal de raad klager niet-ontvankelijk verklaren in de klachtonderdelen 1,2,4,5,8,9,10,13,14, en 15.

5.2.     Verweerder heeft in zijn verweer tegen de door klager bij de deken ingediende

klacht (bij de Raad van Discipline bekend onder nummer M136-2010) gesteld dat:

- klager pal vóór de zitting op 19 januari 2010 in alle staten was (klachtonderdeel 3);

- de Hoge Raad het door klager ingestelde cassatiemiddel glansloos had afgewezen           

   (klachtonderdeel 6);

- klager hem “te pas en te onpas” met mails bestookte (klachtonderdeel 7);

- klager bij elke voorafgegane advocaat problemen had (klachtonderdeel 12).

Het staat een advocaat in beginsel vrij om in het kader van zijn verweer tegen een klacht

datgene naar voren te brengen wat hij in het kader van zijn verweer noodzakelijk acht. Hij hoeft daarbij geen rekening te houden met de belangen van degene die de klacht tegen hem heeft ingediend, tenzij diens belangen nodeloos en op ontoelaatbare wijze worden geschaad

 Hiervan was in deze geen sprake. Het kan zo zijn dat klager de uitlatingen van verweerder als onaangenaam heeft ervaren; dit betekent niet dat verweerder hiermee de grens van het tuchtrechtelijk toelaatbare heeft overschreden.

De raad zal de klachtonderdelen 3,7 en 12 als ongegrond afwijzen.

5.3.      De uitlating dat de Hoge Raad het cassatiemiddel glansloos had afgewezen acht de raad, onder de omstandigheid dat verweerder, ondanks diens toezeggingen de door klager aan hem overhandigde doktersverklaringen bij de rechtbank in geding te brengen, zulks heeft nagelaten, terwijl het gerechtshof in appel is ingegaan op de aan het hof wel overgelegde verklaringen, niet betamelijk. Het had op de weg van verweerder gelegen zich ten aanzien van het vervolg van de procedure te onthouden van negatieve interpretaties, waar verweerder als advocaat in de procedure in eerste aanleg nalatig is gebleven.

De raad zal onderdeel 6 van de klacht gegrond verklaren. Echter,nu dit onderdeel van de klacht nauw verweven is met de klachten in klachtzaak M 136-2010, acht de raad oplegging van een maatregel ter zake van dit onderdeel van de klacht, naast de in klachtzaak M 136-2010 opgelegde berisping niet geboden.

5.4. Nu klager ter zitting heeft aangegeven niet meer te weten wat hij met klachtonderdeel 11 bedoelt en de raad dit onderdeel zonder feitelijke onderbouwing onbegrijpelijk voorkomt,  zal de raad dit klachtonderdeel als feitelijk ongegrond afwijzen.

6. Beslissing

De raad verklaart klager niet-ontvankelijk in de onderdelen 1,2,4,5,8,9,10,13,14, en 15 van de klacht.

De raad wijst de klachtonderdelen, 3,7,11 en 12 als ongegrond af.

De raad verklaart onderdeel 6 van de klacht gegrond, maar legt verweerder ter zake geen maatregel op.

Aldus gegeven door mr. G.J.E. Poerink, voorzitter, en mrs. P.J.W.M. Theunissen, L.W.M. Caudri, R.G.A.M. Theunissen en L.R.G.M. Spronken leden, in tegenwoordigheid van

mr. I.J.M. Huysmans-van Opstal, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 28 maart 2011

Griffier                                                            voorzitter

Verzonden op: 29 maart 2011.

Van deze beslissing kan binnen 30 dagen na verzending van het afschrift hoger beroep worden ingesteld bij het Hof van Discipline.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van het afschrift. Uiterlijk op de dertigste dag dient Uw appelmemorie in het bezit te zijn van de griffier van het Hof van Discipline. Het gaat mitsdien niet om tijdige verzending van de appelmemorie, maar om tijdige ontvangst door de griffier van het Hof van Discipline. U dient er rekening mee te houden dat verlenging van deze termijn niet tot de mogelijkheden behoort. Beroep dient te worden ingesteld door middel van een memorie, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien.

De memorie dient in zevenvoud te worden ingediend en vergezeld te zijn van zes kopieën van de beslissing waartegen beroep wordt ingesteld.

De appelmemorie kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

  1. Per post.

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is: postbus 132, 4840 AC Prinsenbeek.

  1. Bezorging.

De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC te Prinsenbeek. Bezorging kan uitsluitend plaatsvinden op de gebruikelijke werkdagen tijdens de gebruikelijke kantooruren.

  1. Per fax.

Het faxnummer van het Hof van Discipline is : 076 – 5484608.

Tegelijkertijd met de indiening per fax dienen de originele stukken per post te worden toegezonden aan de griffie van het Hof in het vereiste aantal.

Voor het inwinnen van informatie : het telefoonnummer van het Hof van Discipline is : 076 - 5484607.