ECLI:NL:TADRSHE:2011:YA1450 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch B33-2010

ECLI: ECLI:NL:TADRSHE:2011:YA1450
Datum uitspraak: 28-02-2011
Datum publicatie: 26-03-2011
Zaaknummer(s): B33-2010
Onderwerp: Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Vrijheid van handelen
Beslissingen: Klacht gegrond, zonder maatregel
Inhoudsindicatie:   Advocaat van de wederpartij laat zoch onnodig grievend uit door de opmerking: “ik vertrouw u wel bekend met de gevolgen van meineed”;geen maatregel vanwege de context en omstandigheden waaronder de uitlating is gedaan. Niet toezenden van definitieve brief, nadat eerst wel een afschrift van het concept was verzoenden, van onvoldoende gewicht om de conclusie te rechtvaardigen dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld.   Klacht (deels)gegrond, geen maatregel

B 33-2010 Klacht

Raad van Discipline

in hetressort ’s-Hertogenbosch

Beslissing

inzake

de klacht van:

X

klager,

tegen

Y

verweerster,

gemachtigde:Z

−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−

1.         Verloop van de klachtprocedure.

Bij schrijven van 11 februari 2010 heeft de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Breda de stukken in bovenvermelde klachtzaak aan de raad doen toekomen, welke stukken vermeld zijn in de bij voormelde brief gevoegde inventarislijst.

De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 10 januari 2011, waarvoor partijen werden opgeroepen bij brieven van de griffier van 17 december 2010, waarbij aan hen werd medegedeeld dat de stukken ter inzage zouden liggen ten kantore van de griffier tot 27 december 2010.

Bij de mondelinge behandeling  zijn  klager en verweerster, vergezeld van haar gemachtigde, verschenen.

2.         De feiten

2.1       Het volgende is komen vast te staan:

In een zakelijk geschil tussen de cliënt van klager en een van haar werknemers is verschil van inzicht ontstaan over de inhoud en afrekening van een tussen partijen getroffen schikking.Verweerster heeft namens haar cliënt nakoming gevorderd, waarbij zij een gerechtelijke procedure heeft aangezegd. In haar brief van 19 februari 2009 schrijft verweerster aan klager:

" Ik wijs u erop dat ik dan in ieder geval nakoming van de regeling zal vorderen, waarbij ik niet zal aarzelen u als getuige op te roepen en u onder ede te laten verklaren. U bent immers geen advocaat en heeft derhalve ook geen verschoningsrecht. Ikvertrouw u wel bekend met de gevolgen van meineed.“

2.2       Verweerster zond klager op 8 september 2009 een concept toe van een brief die zij voornemens was toe te zenden aan de Australische vakbond. Verweerster vroeg klager voorafgaand aan verzending om zijn reactie. Deze heeft klager gegeven. Klager heeft, hoewel hij daarom meerdere malen heeftgevraagd, heeft klager van verweerster geen afschrift ontvangen van de brief zoals deze uiteindelijk naar de vakbond is verstuurd.

3.         De klacht

            De klacht houdt het volgende in:

  1. Verweerster uit zich onnodig grievend tegenover klager door in haar faxbericht van 19 februari 2009 aan klager te schrijven: “Ik vertrouw u wel bekend met de gevolgen van meineed”.
  2. Verweerster handelt onzorgvuldig door – nadat klager haar verzocht had om een door haar opgesteld conceptfaxbericht aan een Australische vakbond op een aantal punten aan te vullen - tot driemaal toe niet te reageren op een verzoek van klager om een kopie van haar daadwerkelijk verzonden stuk.

4.         Het verweer

            Het standpunt van verweerster houdt in:            

  1. De gewraakte opmerking was niet grievend bedoeld; als klager dat zo heeft ervaren wordt dat betreurd. Verweerster heeft nimmer bedoeld te suggereren dat klager de rechtbank onjuist zou informeren indien hij zou worden opgeroepen als getuige. Zij bedoelde enkel aan te geven dat klager in een procedure de waarheid moest verklaren.

1.2. De brief van 8 september 2009 had enkel de strekking om klager te informeren over haar voornemen om bij de Australische vakbond informatie in te winnen. Verweerster heeft klager, geheel onverplicht, een concept toegezonden. Het was niet de bedoeling van verweerster om klager de bevoegdheid te geven de brief goed te keuren of naar zijn inzicht aan te passen. Aan beantwoording van het verzoek van klager was verweerster  nog niet toegekomen doordat zij andere prioriteiten had.

5.         Beoordeling van de klacht

            Klachtonderdeel 1

5.1       De klacht betreft het optreden van de advocaat van een wederpartij. Bij de beoordeling             van een dergelijke klacht behoort er van te worden uitgegaan dat aan die advocaat een       grote mate van vrijheid toekomt om de belangen van zijn cliënt te behartigen op een       wijze die hem passend voorkomt. Het tuchtrecht dient niet ter beknotting van die vrijheid. Bedoelde vrijheid is echter niet absoluut, doch vindt haar beperking onder meer hierin, dat a) de advocaat zich ten processe (of elders) niet hetzij mondelimng hetzij schriftelijk onnodig grievend mag uitlaten over de wederpartij van zijn cliënt en b) dat de advocaat geen feiten mag poneren waarvan hij de onwaarheid kent of redelijkerwijze kan kennen. De raad zal de klacht met inachtneming van dit uitgangspunt beoordelen.     

5.2       Uit de aan de raad overgelegde stukken en hetgeen ter zitting naar         voren is gebracht          blijkt dat verweerster in haar faxbericht van 19 februari 2009 aan klager heeft geschreven: “Ik vertrouw u wel bekend met de gevolgen van meineed”. Met klager is de raad van oordeel dat deze zin geen toegevoegde waarde heeft en dat inderdaad de suggestie wordt gewekt dat klager in een procedure niet de waarheid zou spreken. De raad is van oordeel dat deze uitlating van verweerster onnodig grievend is. Dit onderdeel van de klacht is derhalve gegrond. Gegeven uitleg van verweerster ter zitting heeft het begrip “meineed” in de brief een zwaardere lading gekregen dan bedoeld. Gelet op die context en de omstandigheden waarin de uitlating is gedaan en het feit dat verweerster zich heeft verontschuldigd ziet de raad geen aanleiding tot oplegging van een maatregel en ziet daar derhalve vanaf.

            Klachtonderdeel 2

5.3       Uit de overgelegde stukken blijkt dat verweerster op 8 september 2009 uit eigener beweging een concept aan klager heeft toegezonden, waarbij zij heeft aangegeven dat klager op het concept kon reageren. De raad is gegeven deze omstandigheden van oordeel dat het op de weg van verweerster lag om aan klager een afschrift van de definitieve brief te sturen, zeker nadat klager daarom meerdere malen had verzocht. Het feit dat verweerster dit heeft nagelaten is echter naar het oordeel van de raad van onvoldoende gewicht om de conclusie te rechtvaardigen dat verweerster niet heeft gehandeld overeenkomstig hetgeen een behoorlijk advocaat betaamt. Dit onderdeel van de klacht is derhalve ongegrond.

6.         Beslissing

De raad verklaart klachtonderdeel 2 ongegrond en klachtonderdeel 1 gegrond. De raad ziet terzake klachtonderdeel 1 af van het opleggen van een m aatregel.

Aldus gegeven en in het openbaar uitgesproken door mr. R.P.G. Houterman,  voorzitter, en mrs. E.P.C.M. Teeuwen, A.L.W.G. Houtakkers, P.A.M. van Hoef, J.D.E. van den Heuvel, leden, alsmede mr. Th.H.G. van de Langenberg, griffier,  ter openbare zitting van de raad d.d. 28 februari 2011.

mr. Th.H.G. van de Langenberg,                                                mr. R.P.G. Houterman,

griffier.                                                                                      voorzitter.

Verzonden op: 1 maart 2011.

Van deze beslissing kan binnen 30 dagen na verzending van het afschrift hoger beroep worden ingesteld bij het Hof van Discipline.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van het afschrift. Uiterlijk op de dertigste dag dient Uw appelmemorie in het bezit te zijn van de griffier van het Hof van Discipline. Het gaat mitsdien niet om tijdige verzending van de appelmemorie, maar om tijdige ontvangst door de griffier van het Hof van Discipline. U dient er rekening mee te houden dat verlenging van deze termijn niet tot de  mogelijkheden behoort. Beroep dient te worden ingesteld door middel van een memorie, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien.

De memorie dient in zevenvoud te worden ingediend en vergezeld te zijn van zes kopieën van de beslissing waartegen beroep wordt ingesteld.

De appelmemorie kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a.   Per Post.

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is: postbus 132, 4840 AC Prinsenbeek.

b.   Bezorging.

De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC tePrinsenbeek. Bezorging kan uitsluitend plaatsvinden op de gebruikelijke werkdagen tijdens de gebruikelijke kantooruren.

c.   Per fax.

Het faxnummer van het Hof van Disciplineis : 076 – 5484608.

Tegelijkertijd met de indiening per fax dienen de originele stukken per post te worden toegezonden aan de griffie van het Hof in het vereiste aantal.

Voor het inwinnen van informatie : het telefoonnummer van het Hof van Discipline is : 076 - 5484607.