ECLI:NL:TADRSHE:2011:YA1346 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch M92-2010

ECLI: ECLI:NL:TADRSHE:2011:YA1346
Datum uitspraak: 31-01-2011
Datum publicatie: 09-02-2011
Zaaknummer(s): M92-2010
Onderwerp:
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Kwaliteit van de dienstverlening
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Financiën
Beslissingen: Waarschuwing
Inhoudsindicatie:   De advocaat is dominus litis bij de behandeling van een zaak. Hij dient het juiste midden te vinden tussen de selectie en de verwerking van de door zijn cliënt aangeleverde informatie en commentaren. Van een advocaat mag verwacht worden dat hij daarbij de benodigde voortvarendheid in acht neemt. Niet aannemelijk geworden dat de civielrechtelijke kwestie dermate ingewikkeld was dat het ter zake gedeclareerde bedrag ad € 18.000,- gerechtvaardigd was. Van een advocaat mag worden verwacht dat hij zijn cliënt tijdig informeert over de gedeclareerde uren en dat hij het gestelde maximum budget bewaakt. Gegrond. Enkele waarschuwing.

M92-2010

Raad van Discipline

In het ressort ’s-Hertogenbosch

Beslissing

inzake

de klacht van:

de heer X

klager,

tegen

de heer mr. Y

verweerder,

−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−

1.         Verloop van de klachtprocedure.

Bij schrijven van 7 mei 2010 heeft de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Maastricht de stukken in bovenvermelde klachtzaak aan de raad doen toekomen welke stukken vermeld zijn in de bij voormelde brief gevoegde inventarislijst.

De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 29 november 2010, waarvoor partijen werden opgeroepen bij brieven van de griffier van 5 oktober 2010, waarbij aan hen werd medegedeeld dat de stukken ter inzage zouden liggen ten kantore van de griffier tot 15 november 2010.

Bij de mondelinge behandeling zijn klager en verweerder verschenen.

2.         De feiten

2.1       Het volgende is komen vast te staan:

In juli 2006 heeft klager zich tot verweerder gewend voor rechtsbijstand in een zaak wegens onjuiste en schadelijke publicaties die in het voorjaar van 2006 in de pers waren verschenen. Op 19 oktober 2006 werd de eerste concept-dagvaarding opgesteld. Na ontvangst van klagers commentaar was op 13 augustus 2007 de tweede concept-dagvaarding gereed. Op 13 augustus 2007 werd tevens een sommatiebrief naar de wederpartij gezonden. Vervolgens werd een derde concept-dagvaarding vervaardigd. Bij brief van 29 februari 2008 werd een brief aan de wederpartij gestuurd met als bijlage de concept-dagvaarding. De wederpartij antwoordde bij brief van 26 maart 2008. Vervolgens is nog een vierde concept-dagvaarding opgesteld. Een procedure is niet aanhangig gemaakt.

2.2       Bij e-mailbericht van 17 maart 2008 verzoekt klager om een overleg met verweerder om de advocaatkosten te bespreken naar aanleiding van een brief van de rechtsbijstandverzekeraar. Dan volgt verificatie van de ingediende declaraties door enerzijds de verzekeringsmaatschappij en anderzijds verweerder. Bij brief d.d. 16 april 2008 bericht verweerder dat een bedrag van € 17.294,14 (excl. BTW en kosten) is gedeclareerd. Op 10 juli 2008 ontvangt klager afschriften van declaraties met urenspecificaties van de verzekeraar. In een e-mailbericht van 22 september 2008 bericht klager van de verzekeraar te hebben vernomen dat in totaal een bedrag van € 18.500,-- (incl. BTW en kosten) door verweerder is gedeclareerd. Op 25 november 2008 bevestigt verweerder dat van het beschikbare budget nog € 6.500,-- (incl. BTW en kosten) resteert.

2.3       Een voorstel van verweerder van 4 februari 2009 om nog 50 uren aan de zaak te werken tegen een gereduceerd uurtarief wordt door klager afgewezen. Klager uit bij brief van 18 februari 2009 zijn ongenoegen en maakt kenbaar dat hij de zaak door een andere advocaat wil laten behandelen. Verweerder laat bij brief van 18 mei 2009 aan de rechtsbijstandverzekeraar weten de opdracht neer te leggen.

3.         De klacht

3.1       De klacht houdt het volgende in:       

1.      Verweerder heeft wanprestatie geleverd. Na bijna drie jaar is er niet meer gebeurd dan de opstelling van een concept-dagvaarding.

1.2.                        Verweerder heeft zich niet aan de afgesproken tactiek gehouden, te weten in der minne een financiële compensatie van de wederpartijen verkrijgen.

1.3.                        Verweerder heeft onzorgvuldig gehandeld door stukken die niet voor de wederpartij bestemd waren aan deze toe te zenden en door weinig of niets te doen met de door klager aangeleverde informatie en stukken.

1.4.                        Met betrekking tot het declareren door verweerder:

-          Er is wel fors gedeclareerd, maar niet gepresteerd;

-          Aan klager is niet inzichtelijk gemaakt wat tussentijds werd gedeclareerd bij de rechtsbijstandverzekeraar;

-          Het door de verzekeraar toegestane budget is niet bewaakt;

-          Klager is niet ervan in kennis gesteld dat het einde van het budget in zicht was;

-          Er zijn onnodige kosten gedeclareerd, ook van kantoorgenoten en van de uren die betrekking hadden op het tussen klager en verweerder gerezen dispuut.

5.      Toen klager zijn ongenoegen uitte over het declareergedrag van verweerder, berichtte deze aan de rechtsbijstandverzekeraar dat er sprake was van een vertrouwensbreuk.

4.         Het verweer

4.1       Het standpunt van verweerder houdt in:       

            Ad 1

Dat de zaak niet verder is gekomen dan de concept-dagvaarding is niet te wijten aan verweerder, maar aan de omvang van het dossier en de houding van klager, die geen eindakkoord wilde geven op de dagvaarding.

Ad 2

De strategie die was afgesproken, een ingebrekestelling met een conceptdagvaarding is gevolgd door verweerder. De zaak is door toedoen van klager blijven steken.

Ad 3

            Verweerder erkent dat de conceptdagvaarding met bijlagen waarop aantekeningen van klager stonden naar de wederpartij zijn gestuurd. Die aantekeningen waren echter reeds verwerkt in de dagvaarding, zodat klagers belangen daarmee niet zijn geschaad.

Ad 4

Klager heeft zelf maanden de tijd genomen om te reageren op de concept-dagvaardingen en toen de financiële kwestie begon te spelen drong hij pas aan op uitbrenging van de dagvaarding. Het was verweerder niet bekend dat uit het budget van de verzekeraar drie zaken dienden te worden behandeld. De verzekeraar heeft klager tussentijds op de hoogte gehouden van de gemaakte kosten. Er zijn geen onnodige kosten gemaakt. Er is gewerkt aan een 30 pagina’s lange dagvaarding.

Ad 5

Klager liet verweerder geen andere keuze dan tot vertrouwensbreuk te concluderen.

5.         Beoordeling van de klacht

5.1.      De klacht heeft betrekking op de kwaliteit van de dienstverlening van verweerder. De raad overweegt dat de advocaat voor de wijze waarop hij de belangen van zijn cliënt heeft behartigd ten volle verantwoordelijk is. De tuchtrechter dient in dit opzicht te beoordelen of sprake is van enig handelen of nalaten van de advocaat in strijd met de zorg die de advocaat behoort te betrachten ten opzichte van degenen wier belangen hij     of zij behartigt of behoort te behartigen.

5.2.      Uitgangspunt daarbij is dat een advocaat voor het –in overleg met zijn cliënt- te voeren beleid een ruime mate van vrijheid toekomt en dat in het algemeen een tuchtrechtelijke maatregel eerst geïndiceerd kan zijn indien de advocaat bij de behandeling van de zaak kennelijk onjuist optreedt of adviseert en de belangen van de cliënt daardoor worden geschaad of kunnen worden geschaad.

5.3.      De tuchtrechter toetst in volle omvang, maar hij zal bij zijn beoordeling rekening houden met de vrijheid die de advocaat dient te hebben met betrekking tot de wijze waarop hij een zaak behandelt, alsmede met de keuzes waarvoor de advocaat bij de behandeling van een zaak kan komen te staan. Dat kan, bij voorbeeld, met zich meebrengen dat niet iedere misslag of verzuim aanstonds leidt tot een tuchtrechtelijk verwijt. Ook is van belang hoe de advocaat, kort gezegd, met zijn cliënt heeft gecommuniceerd. Gedragsregel 8 bevat met betrekking tot die communicatie een belangrijke richtlijn. De advocaat dient zijn cliënt op de hoogte te brengen van belangrijke informatie, feiten en afspraken. Waar nodig ter voorkoming van misverstand, onzekerheid of geschil, dient hij belangrijke informatie en afspraken schriftelijk aan zijn cliënt te bevestigen. De raad zal de klacht met inachtneming van dit uitgangspunt beoordelen.

5.4       Klachtonderdeel 1      

            De raad is van oordeel dat (het kantoor van) verweerder een opmerkelijk groot aantal uren heeft besteed aan het opstellen en wijzigen van de dagvaarding. Uit de overgelegde stukken en hetgeen ter zitting naar voren is gebracht blijkt voorts dat de gewraakte publicatie heeft plaatsgevonden in 2006 en dat de dagvaarding uiteindelijk eerst in 2008 gereed was. Ofschoon klager zelf ruim de tijd heeft genomen om op de concepten te reageren en zijn uitgebreide reacties voor verweerder ongetwijfeld veel werkzaamheden met zich hebben meegebracht, overweegt de raad dat de advocaat dominus litis is in de behandeling van de zaak. De advocaat zal het juiste midden moeten vinden tussen de selectie en de verwerking van de door de cliënt aangeleverde informatie en commentaren. De raad is van oordeel dat verweerder op dit punt is tekortgeschoten en dat verweerder bij de behandeling van de zaak onvoldoende voortvarendheid heeft betracht. Dit onderdeel van de klacht is dan ook gegrond.

5.5       Klachtonderdeel 2

            Op basis van de overgelegde stukken en hetgeen ter zitting naar voren is gebracht acht de raad het aannemelijk dat klager akkoord was met de gekozen strategie, te weten een ingebrekestelling met een concept-dagvaarding. De raad is dan ook van oordeel dat niet is komen vast te staan dat verweerder zich niet heeft gehouden aan de afgesproken tactiek. De raad verklaart dit klachtonderdeel derhalve ongegrond.

5.6       Klachtonderdeel 3

Verweerder heeft weliswaar erkend dat op de aan de wederpartij toegezonden stukken aantekeningen van de hand van klager waren vermeld, maar gesteld noch gebleken is dat dit nadeel heeft toegebracht aan de positie van klager. Voorts is de raad van oordeel dat niet is gebleken dat verweerder niets heeft gedaan met de door klager aangeleverde stukken en informatie. Dit onderdeel van de klacht is derhalve ongegrond.

5.7       Klachtonderdeel 4

Uit de overgelegde stukken blijkt niet of de met de verzekeraar gemaakte afspraak aangaande het budget enkel zag op de civielrechtelijke kwestie of ook op bestuursrechtelijke kwesties. Hoe dan ook, naar het oordeel van de raad is verweerder er niet in geslaagd aannemelijk te maken dat de civielrechtelijke kwestie dermate ingewikkeld was dat deze het door verweerder gedeclareerde aantal uren en daarmee een bedrag van ruim € 18.000,= rechtvaardigde, in aanmerking genomen dat het nog niet tot een procedure was gekomen. De raad is dan ook van oordeel dat verweerder fors heeft gedeclareerd.

5.8       Voorts heeft verweerder klager eerst rijkelijk laat, te weten in het voorjaar van 2008, toen klager ging klagen, op de hoogte gesteld van het aantal gedeclareerde uren. Eerst toen werd klager meegedeeld dat het einde van het budget in zicht was. Gelet op het gemaximeerde budget had het op de weg van verweerder gelegen om dit wel te doen. De raad is van oordeel dat, mede gelet op het feit dat er grotendeels voorbereidende werkzaamheden zijn verricht, verweerder het toegekende budget onvoldoende heeft bewaakt.

5.9       Het is juist dat verweerder kosten heeft gedeclareerd die zagen op de correspondentie tussen klager en (het kantoor van) verweerder over het tussen hen gerezen dispuut, doch deze kosten betroffen slechts een marginaal deel van de totale kosten. Zoals de raad hierboven heeft overwogen zijn die totale kosten in verhouding tot de verrichte werkzaamheden, die voornamelijk voorbereidend van aard waren, fors te noemen. De raad is al met al van oordeel dat het declaratiegedrag van verweerder niet zodanig is geweest zoals het een behoorlijk advocaat betaamt. Dit onderdeel van de klacht is derhalve gegrond.

5.10     Klachtonderdeel 5

Uit de overgelegde stukken blijkt dat verweerder de behandeling van de zaak heeft neergelegd nadat klager hem bij brief d.d. 18 februari 2009 reeds duidelijk te kennen had gegeven dat hij zich zou wenden tot een andere advocaat. Door vervolgens de rechtsbijstandverzekeraar te berichten dat sprake was van een vertrouwensbreuk heeft verweerder naar het oordeel van de raad dan ook niet tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld. Dit onderdeel van de klacht is derhalve ongegrond.

6.         Beslissing

De raad verklaart de klachtonderdelen 2, 3 en 5 ongegrond en de klachtonderdelen 1 en 4 gegrond en legt ter zake aan verweerder op een enkele waarschuwing.

Aldus gegeven en in het openbaar uitgesproken door mr. W.E.A. Gimbrère-Straetmans, voorzitter en mrs. P.J.W.M. Theunissen, M.B.Ph. Geeraedts, R.G.A.M. Theunissen, J.D.E. van den Heuvel, leden,alsmede mr. Th.H.G. van de Langenberg, griffier, ter openbare zitting van de raad d.d.

mr. Th.H.G. van de Langenberg,                                             mr. W.E.A. Gimbrère-Straetmans,

griffier.                                                                                                voorzitter.

Verzonden op: 1 februari 2011.

Van deze beslissing kan binnen 30 dagen na verzending van het afschrift hoger beroep worden ingesteld bij het Hof van Discipline.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van het afschrift. Uiterlijk op de dertigste dag dient Uw appelmemorie in het bezit te zijn van de griffier van het Hof van Discipline. Het gaat mitsdien niet om tijdige verzending van de appelmemorie, maar om tijdige ontvangst door de griffier van het Hof van Discipline. U dient er rekening mee te houden dat verlenging van deze termijn niet tot de mogelijkheden behoort. Beroep dient te worden ingesteld door middel van een memorie, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien.

De memorie dient in zevenvoud te worden ingediend en vergezeld te zijn van zes kopieën van de beslissing waartegen beroep wordt ingesteld.

De appelmemorie kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a.     Per Post.

     Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is: postbus 132, 4840 AC Prinsenbeek.

b.     Bezorging.

De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC te Prinsenbeek. Bezorging kan uitsluitend

plaatsvinden op de gebruikelijke werkdagen tijdens de gebruikelijke kantooruren.

c.     Per fax.

Het faxnummer van het Hof van Discipline is : 076 – 5484608.

Tegelijkertijd met de indiening per fax dienen de originele stukken per post te worden toegezonden aan de

griffie van het Hof in het vereiste aantal.

Voor het inwinnen van informatie : het telefoonnummer van het Hof van Discipline is : 076 - 5484607.