ECLI:NL:TADRSHE:2011:YA1335 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch B76-2010

ECLI: ECLI:NL:TADRSHE:2011:YA1335
Datum uitspraak: 31-01-2011
Datum publicatie: 09-02-2011
Zaaknummer(s): B76-2010
Onderwerp:
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Financiën
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Financiën
Beslissingen: Klacht gegrond, zonder maatregel
Inhoudsindicatie:   Indien een toevoeging is verstrekt is het een advocaat niet toegestaan een vergoeding te bedingen anders dan de eigen bijdrage en verschotten volgens de daarvoor geldende regels. Ook met goedvinden van de cliënt mag de advocaat niet van deze regel afwijken (gedragsregel 24 lid 2), ook niet indien de mogelijkheid bestaat dat de verleende toevoeging later wordt ingetrokken. Geen maatregel omdat van goede bedoelingen van de advocaat is gebleken. Het staat een advocaat vrij al dan niet nieuwe zaken van een cliënt in behandeling te nemen. Indien in rekening gebrachte verschotten onbetaald blijven, staat het een advocaat vrij ter zake een procedure ex artikel 38 WRB aanhangig te maken. Gedeeltelijk gegrond. Geen maatregel.

B76-2010

Raad van Discipline

In het ressort ’s-Hertogenbosch

Beslissing

inzake

de klacht van:

de heer X,

klager,

tegen

mw. mr. Y,

verweerder,

−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−

1.         Verloop van de klachtprocedure.

Bij schrijven van 12 april 2010 heeft de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Breda de stukken in bovenvermelde klachtzaak aan de raad doen toekomen welke stukken vermeld zijn in de bij voormelde brief gevoegde inventarislijst.

De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 29 november 2010, waarvoor partijen werden opgeroepen bij brieven van de griffier van 14 september 2010, waarbij aan hen werd medegedeeld dat de stukken ter inzage zouden liggen ten kantore van de griffier tot 15 november 2010.

Bij de mondelinge behandeling is klager niet verschenen, verweerster is wel verschenen.

2.         De feiten

2.1       Het volgende is komen vast te staan:

Op 17 april 2008 heeft verweerster een drietal zaken overgenomen van de voormalig advocaat van klager. Voor deze drie zaken waren toevoegingen afgegeven. Verweerster heeft de toevoegingen laten muteren, maar daarnaast het honorarium periodiek bij klager in rekening gebracht. Dit heeft verweerster bevestigd in haar brief aan klager d.d. 18 april 2008. Klager heeft de declaraties niet betaald. Nieuwe zaken heeft verweerster geweigerd. Verweerster heeft tevens geweigerd namens klager hoger beroep in te stellen tegen de uitgesproken echtscheiding. Klager heeft vervolgens een andere advocaat gevraagd hoger beroep in te stellen. Op 2 oktober 2009 heeft verweerster aan klager laten weten dat zij zijn belangen niet langer wilde behartigen. Klager heeft zich vervolgens tot een andere advocaat gewend. Omdat er op het moment van de overdracht (nog) geen positief financieel resultaat was bereikt, heeft verweerster de toevoegingen gedeclareerd bij de Raad voor Rechtsbijstand en het bij klager in rekening gebrachte honorarium gecrediteerd. Klager was nog wel een bedrag van € 141,48 ter zake het griffierecht verschuldigd. Verweerster heeft deze vordering in een verzoekschriftprocedure ex art. 38 WRB voorgelegd aan de rechtbank. De rechtbank heeft het gevorderde bedrag toegewezen.

3.         De klacht

3.1       De klacht houdt het volgende in:

1.      Verweerster heeft, hoewel toevoegingen waren verstrekt, aan klager honorarium, kantoorkosten en BTW in rekening gebracht.

1.2.                        Toen klager de declaraties niet betaalde, heeft verweerster geweigerd hem bij te staan in nieuwe zaken.

1.3.                        Verweerster heeft een incassoprocedure tegen klager aanhangig gemaakt.

4.         Het verweer

4.1       Het standpunt van verweerster houdt in:      

Omdat klager tijdens het eerste gesprek had aangegeven dat overname van de toevoegingen niet nodig was omdat uit de afwikkeling van zijn echtscheiding een dermate vermogen zou vrijkomen dat de toevoegingen achteraf zouden worden ingetrokken, heeft verweerster met klager afgesproken de toevoegingen wel te laten muteren maar daarnaast het honorarium bij klager in rekening te brengen. Dit om te voorkomen dat klager aan het einde plots zou worden geconfronteerd met een hoge nota. Verweerster heeft deze afspraak aan klager bevestigd in haar brief d.d. 18 april 2008, op welke brief klager nimmer heeft gereageerd.

4.2       Klager heeft de declaraties niet betaald. Desondanks is verweerster de zaken van klager blijven behandelen. Nieuwe zaken heeft zij echter niet in behandeling genomen, omdat zij inmiddels het vertrouwen in klager had verloren. Tevens is met klager besproken dat verweerster geen beroep zou instellen tegen de uitgesproken echtscheiding waarna klager daarvoor een andere advocaat heeft ingeschakeld.

4.3       Op 2 oktober 2009 heeft verweerster de behandeling van de zaak neergelegd op basis van een vertrouwensbreuk. Klager heeft zich vervolgens tot een andere advocaat gewend.

5.         Beoordeling van de klacht

5.1       Klachtonderdeel 1

Gedragsregel 24 lid 2 bepaalt dat de advocaat voor de behandeling van een zaak waarin hij is toegevoegd voor zijn werkzaamheden geen vergoeding, in welke vorm dan ook, zal bedingen of in ontvangst zal nemen, afgezien van eigen bijdragen en verschotten volgens de daarvoor geldende regels.

5.2       Gedragsregel 24 lid 3 bepaalt voorts dat wanneer de cliënt mogelijk in aanmerking komt voor door de overheid gefinancierde rechtshulp en niettemin verkiest daarvan geen gebruik te maken, de advocaat dat schriftelijk dient vast te leggen.

            Op basis van de gedragsregels is het derhalve toegestaan om af te spreken dat géén toevoeging wordt aangevraagd in het geval dat een advocaat en zijn cliënt reeds bij aanvang van een zaak voorzien dat na beëindiging van de te verlenen rechtsbijstand een aanvankelijk afgegeven toevoeging wordt ingetrokken.

5.3       Van de uitzondering als bedoeld in gedragsregel 24 lid 3 is in casu echter geen sprake. Er was in casu immers sprake van aan klager verstrekte toevoegingen. die in stand zijn gelaten. Op basis van gedragsregel 24 lid 2 is het dan niet toegestaan een vergoeding te bedingen anders dan de eigen bijdrage en verschotten volgens de daarvoor geldende regels. Ook met goedvinden van de cliént mag de advocaat niet van deze regel afwijken.

5.4       De raad is dan ook van oordeel dat klachtonderdeel 1 gegrond is.

5.5       Uit de aan de raad overgelegde stukken en hetgeen ter zitting naar voren is gebracht blijkt evenwel dat verweerster weliswaar goede bedoelingen heeft gehad met haar handelwijze. Om die reden ziet de raad af van het opleggen van een maatregel.

            Klachtonderdeel 2

5.6       Klager verwijt verweerster dat zij niet bereid was nieuwe zaken in behandeling te nemen.

Verweerster is echter niet verplicht om nieuwe zaken aan te nemen. Dit onderdeel van de klacht is derhalve ongegrond.

Klachtonderdeel 3

5.7       De raad constateert dat klager financieel niet is benadeeld. Bij het door verweerster bij klager in rekening gebrachte griffierecht en de verschotten is rekening gehouden met het bestaan van de toevoegingen. Klager heeft de griffierechten en verschotten ten onrechte niet voldaan, zodat het verweerster naar het oordeel van de raad vrij stond om bij de rechtbank een verzoekschriftprocedure ex art. 38 WRB aanhangig te maken. Ook dit onderdeel van de klacht is derhalve ongegrond.

6.         Beslissing

De raad verklaart de klachtonderdelen 2 en 3 ongegrond en verklaart klachtonderdeel 1 gegrond zonder het opleggen van een maatregel.

Aldus gegeven en in het openbaar uitgesproken door mr. W.E.A. Gimbrère-Straetmans, voorzitter en mrs. P.J.W.M. Theunissen, M.B.Ph. Geeraedts, R.G.A.M. Theunissen, J.D.E. van den Heuvel, leden,alsmede mr. Th.H.G. van de Langenberg, griffier, ter openbare zitting van de raad d.d.

mr. Th.H.G. van de Langenberg,                                             mr. W.E.A. Gimbrère-Straetmans,

griffier.                                                                                                voorzitter.

Verzonden op: 1 februari 2011.

Van deze beslissing kan binnen 30 dagen na verzending van het afschrift hoger beroep worden ingesteld bij het Hof van Discipline.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van het afschrift. Uiterlijk op de dertigste dag dient Uw appelmemorie in het bezit te zijn van de griffier van het Hof van Discipline. Het gaat mitsdien niet om tijdige verzending van de appelmemorie, maar om tijdige ontvangst door de griffier van het Hof van Discipline. U dient er rekening mee te houden dat verlenging van deze termijn niet tot de mogelijkheden behoort. Beroep dient te worden ingesteld door middel van een memorie, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien.

De memorie dient in zevenvoud te worden ingediend en vergezeld te zijn van zes kopieën van de beslissing waartegen beroep wordt ingesteld.

De appelmemorie kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a.     Per Post.

     Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is: postbus 132, 4840 AC Prinsenbeek.

b.     Bezorging.

De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC te Prinsenbeek. Bezorging kan uitsluitend plaatsvinden op de gebruikelijke werkdagen tijdens de gebruikelijke kantooruren.

c.     Per fax.

Het faxnummer van het Hof van Discipline is : 076 – 5484608.

Tegelijkertijd met de indiening per fax dienen de originele stukken per post te worden toegezonden aan de griffie van het Hof in het vereiste aantal.

Voor het inwinnen van informatie : het telefoonnummer van het Hof van Discipline is : 076 - 5484607.