ECLI:NL:TADRSHE:2011:YA1334 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch M83-2010

ECLI: ECLI:NL:TADRSHE:2011:YA1334
Datum uitspraak: 10-01-2011
Datum publicatie: 09-02-2011
Zaaknummer(s): M83-2010
Onderwerp: Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Kwaliteit van de dienstverlening
Beslissingen: Waarschuwing
Inhoudsindicatie:   Niet gebleken dat verweerder bij de behandeling van de zaak onjuist heeft gehandeld. Van een advocaat mag worden verwacht dat hij, indien zijn cliënt zich tot een cassatieadvocaat wendt, tijdig en zorgvuldig reageert op het verzoek van zijn cliënt tot toezending van het dossier. Klacht (gedeeltelijk) gegrond. Waarschuwing.  

M 83-2010 klacht

Raad van Discipline

in het ressort ’s-Hertogenbosch

Beslissing

inzake

de klacht van:

de heer X

klager,

gemachtigde: mr. Y

tegen

de heer mr. Z

verweerder

−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−

1.         Verloop van de klachtprocedure.

Bij schrijven van 21 april 2010 heeft de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Maastricht de stukken in bovenvermelde klachtzaak aan de raad doen toekomen welke stukken vermeld zijn in de bij voormelde brief gevoegde inventarislijst.

De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 1 november 2010, waarvoor partijen werden opgeroepen bij brieven van de griffier van 14 september 2010, waarbij aan hen werd medegedeeld dat de stukken ter inzage zouden liggen ten kantore van de griffier tot 18 oktober 2010.

Bij de mondelinge behandeling zijn klager, vergezeld van zijn gemachtigde, en verweerder verschenen.

2.         De feiten

2.1       Het volgende is komen vast te staan:

            Verweerder heeft klager zowel in eerste aanleg als in hoger beroep bijgestaan in een           strafzaak.

3.         De klacht

3.1       De klacht houdt het volgende in:

1. verweerder heeft zich in het kader van een strafzaak onvoldoende voor klager ingespannen.

2. verweerder heeft klager opgeroepen voor een afspraak op zijn kantoor maar heeft hem toen niet te woord gestaan.

3. verweerder geeft klager geen inzage in het dossier.

4. verweerder heeft klager onwetend gelaten van de op 19 januari 2010 door het Hof gewezen uitspraak en heeft geweigerd om voor klager beroep in cassatie in te stallen, zodat deze dat zelf in Den Bosch is gaan doen.

5. verweerder weigert om klager zijn dossier terug te geven zodat klager zich niet tot een andere raadsman kan wenden in verband met cassatie.

4.         Het verweer

4.1       Het standpunt van verweerder houdt in:       

1. Verweerder heeft geen opdracht gekregen om ook het civielrechtelijke aspect te behandelen en klager wilde trouwens eerst oordeel van de strafrechter afwachten.

2. De betreffende afspraak was niet voor dat tijdstip gemaakt.

3. Het dossier is woord voor woord met klager doorgenomen.

4. Het op 19 januari 2010 gewezen arrest is bij brief van 21 januari 2010 aan klager toegezonden; verweerder wilde eerst zelf cassatie instellen in Maastricht; toen dat niet kon is dat met klager besproken: of advocaat in Den Bosch benaderen of klager doet het zelf.

5. eerst: op 17 februari 2010 is het dossier aan klager toegezonden, als reactie op diens brief van 1 februari 2010.

later: op 11 maart 2010 aangetekend ook strafdossier alsnog toegezonden (en door klager ontvangen).

5.         Beoordeling van de klacht

5.1. De klacht heeft betrekking op de kwaliteit van de dienstverlening van verweerder. De raad overweegt dat de advocaat voor de wijze waarop hij de belangen van zijn cliënt heeft behartigd ten volle verantwoordelijk is. De tuchtrechter dient in dit opzicht te beoordelen of sprake is van enig handelen of nalaten van de advocaat in strijd met de zorg die de advocaat behoort te betrachten ten opzichte van degenen wier belangen hij      of zij behartigt of behoort te behartigen.

5.2. Uitgangspunt daarbij is dat een advocaat voor het – in overleg met zijn cliënt - te voeren beleid een ruime mate van vrijheid toekomt en dat in het algemeen een tuchtrechtelijke maatregel eerst geïndiceerd kan zijn indien de advocaat bij de behandeling van de zaak kennelijk onjuist optreedt of adviseert en de belangen van de cliënt daardoor worden geschaad of kunnen worden geschaad.

5.3. De tuchtrechter toetst in volle omvang. Maar hij zal bij zijn beoordeling rekening houden met de vrijheid die de advocaat dient te hebben met betrekking tot de wijze waarop hij een zaak behandelt, alsmede met de keuzes waarvoor de advocaat bij de behandeling van een zaak kan komen te staan. Dat kan, bijvoorbeeld, met zich brengen dat niet iedere misslag of verzuim aanstonds leidt tot een tuchtrechtelijk verwijt. Ook is van belang hoe de advocaat, kort gezegd, met zijn cliënt heeft gecommuniceerd. Gedragsregel 8 bevat met betrekking tot die communicatie een belangrijke richtlijn. De advocaat dient zijn cliënt op de hoogte te brengen van belangrijke informatie, feiten en afspraken. Waar nodig ter voorkoming van misverstand, onzekerheid of geschil, dient hij belangrijke informatie en afspraken schriftelijk aan zijn cliënt te bevestigen.

5.4. De raad zal de klacht met inachtneming van dit uitgangspunt beoordelen.

Klachtonderdeel 1

5.5       Verweerder heeft een brief overgelegd d.d. 17 juli 2008, waarbij hij de aanzegging hoger beroep van het OM aan klager heeft verzonden. Klager stelt dat hij deze brief nimmer heeft ontvangen en dat deze zelfs door verweerder is geantedateerd, maar daarvoor ontbreekt iedere aanwijzing. Over het niet verschijnen ter zitting van het Hof van 22 oktober 2009 bestond tussen partijen overeenstemming en verweerder heeft klager, zoals afgesproken, vertegenwoordigd ter zitting van het Hof van 5 januari 2010.

5.6       De raad is van oordeel dat op basis van de overgelegde stukken en hetgeen ter zitting naar voren is gebracht niet is gebleken dat verweerder bij de behandeling van de zaak steken heeft laten vallen. Naar het oordeel van de raad heeft klager dit onderdeel van de klacht onvoldoende concreet met feiten en omstandigheden onderbouwd. Voorts is niet gebleken dat verweerder van klager de opdracht had gekregen om in de civielrechtelijke kwestie met Q voor klager op te treden. Dit onderdeel van de klacht is derhalve ongegrond.

Klachtonderdeel 2

5.7       Klager stelt dat hij voor de bewuste avond een afspraak met verweerder had gemaakt, maar dat verweerder hem niet wilde ontvangen. Verweerder betwist dit en stelt dat partijen inderdaad een afspraak hadden gemaakt maar voor een andere dag dan die waarop klager op zijn kantoor verscheen. Nu voorts uit de overgelegde stukken de juistheid van de stelling van klager niet blijkt, is deze naar het oordeel van de raad niet komen vast te staan, zodat ook dit onderdeel van de klacht moet worden afgewezen.

Klachtonderdeel 3

5.8       Klager stelt dat verweerder hem geen inzage heeft gegeven in het dossier. Verweerder betwist deze stelling en stelt dat hij het dossier woord voor woord met klager heeft besproken. Op basis van de overgelegde stukken komt de raad tot de conclusie dat verweerder klager op de hoogte heeft gehouden van de voortgang van het dossier en met klager overleg heeft gevoerd. Nu klager voorts niet concreet heeft aangegeven welke stukken hij niet heeft ingezien verklaart de raad ook dit klachtonderdeel ongegrond.

Klachtonderdeel 4

5.9       Uit de overgelegde stukken blijkt dat verweerder het arrest van het hof op 21 januari 2010 aan klager heeft verzonden. Klager heeft niet gesteld dat hij deze brief niet heeft ontvangen. De raad is dan ook van oordeel dat niet is komen vast te staan dat verweerder klager niet op de hoogte heeft gesteld van het arrest.

5.10     Klager stelt dat verweerder heeft geweigerd om cassatie in te stellen. V erweerder heeft gesteld dat hij eerst zelf cassatie wilde instellen in Maastricht en toen hem bleek dat dit niet mogelijk was heeft hij met klager besproken dat ofwel een advocaat in Den Bosch kon worden benaderd of dat klager zelf cassatie zou instellen. De raad is op basis van de overgelegde stukken en hetgeen door partijen naar voren is gebracht van oordeel dat niet is komen vast te staan dat verweerder heeft geweigerd om beroep in cassatie in te stellen. De raad verklaart dit onderdeel van de klacht dan ook ongegrond.

Klachtonderdeel 5

5.11     Uit de overgelegde stukken blijkt dat klager bij brief d.d. 27 januari 2010 aan verweerder heeft verzocht om onder meer het strafdossier aan hem toe te sturen. Uit de stukken blijkt voorts dat het strafdossier uiteindelijk eerst op 11 maart 2010 door verweerder is opgestuurd. Verweerder had op 17 februari 2010 weliswaar stukken aan klager opgestuurd, maar dit bleken niet de stukken behorend bij het strafdossier.

5.12     De raad is van oordeel dat verweerder naar aanleiding van het verzoek van klager om het strafdossier aan hem op te sturen zorgvuldiger te werk had moeten gaan. Klager had groot belang bij het in het bezit krijgen van het dossier in verband met het ingestelde beroep in cassatie waarvoor hij een andere advocaat moest raadplegen. De raad is van oordeel dat verweerder niet heeft gehandeld zoals het een behoorlijk advocaat betaamt. Dit klachtonderdeel is dan ook gegrond.

5.13     De raad komt tot de slotsom dat de klachtonderdelen 1 tot en met 4 ongegrond zijn en dat klachtonderdeel 5 gegrond is. De raad acht een waarschuwing een passende maatregel.

6.         Beslissing

De raad verklaart de klachtonderdelen 1 tot en met 4 ongegrond en klachtonderdeel 5 gegrond en legt ter zake aan verweerder op een enkele waarschuwing.

Aldus gegeven en in het openbaar uitgesproken door mr. R.P.G. Houterman, voorzitter, en mrs. P.J.W.M. Theunissen, L.W.M. Caudri, H.C.M. Schaeken, L.G.J. de Haas, leden,alsmede mr. Th.H.G. van de Langenberg, griffier, ter openbare zitting van de raad d.d. 10 januari 2011.

mr. Th.H.G. van de Langenberg,                                             mr. R.P.G. Houterman,

griffier.                                                                                                voorzitter.

Verzonden op: 14 januari 2011.

Van deze beslissing kan binnen 30 dagen na verzending van het afschrift hoger beroep worden ingesteld bij het Hof van Discipline.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van het afschrift. Uiterlijk op de dertigste dag dient Uw appelmemorie in het bezit te zijn van de griffier van het Hof van Discipline. Het gaat mitsdien niet om tijdige verzending van de appelmemorie, maar om tijdige ontvangst door de griffier van het Hof van Discipline. U dient er rekening mee te houden dat verlenging van deze termijn niet tot de mogelijkheden behoort. Beroep dient te worden ingesteld door middel van een memorie, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien.

De memorie dient in zevenvoud te worden ingediend en vergezeld te zijn van zes kopieën van de beslissing waartegen beroep wordt ingesteld.

De appelmemorie kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a.   Per Post.

     Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is: postbus 132, 4840 AC Prinsenbeek.

b.   Bezorging.

De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC te Prinsenbeek. Bezorging kan uitsluitend plaatsvinden op de gebruikelijke werkdagen tijdens de gebruikelijke kantooruren.

c.   Per fax.

Het faxnummer van het Hof van Discipline is : 076 – 5484608.

Tegelijkertijd met de indiening per fax dienen de originele stukken per post te worden toegezonden aan de griffie van het Hof in het vereiste aantal.

Voor het inwinnen van informatie : het telefoonnummer van het Hof van Discipline is : 076 - 5484607.