ECLI:NL:TADRSHE:2011:YA1333 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch M72-2010

ECLI: ECLI:NL:TADRSHE:2011:YA1333
Datum uitspraak: 10-01-2011
Datum publicatie: 09-02-2011
Zaaknummer(s): M72-2010
Onderwerp:
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Financiën
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt, subonderwerp: Niet voldoen
Beslissingen: Onvoorwaardelijke schorsing
Inhoudsindicatie:   Verrekening is eerst toegestaan indien de cliënt daarmee uitdrukkelijk heeft ingestemd. Tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld door ten onrechte een bedrag van € 4.400,00 ter zake griffierecht in rekening te brengen en dit eerst anderhalf jaar later te crediteren. Derdengelden dienen zo spoedig mogelijk aan de rechthebbende te worden overgemaakt. Tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld door zulks na te laten. Niet aannemelijk dat verweerder toevoegingen heeft aangevraagd en verkregen, zonder dat klager weet op welke zaken die toevoegingen betrekking hadden. Klacht gegrond. Onvoorwaardelijke schorsing voor de duur van twee maanden.

M 72-2010 klacht

Raad van Discipline

in het ressort ’s-Hertogenbosch

Beslissing

inzake

de klacht van:

de heer X

klager,

tegen

de heer mr. Y

verweerder,

−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−

1.         Verloop van de klachtprocedure.

Bij schrijven van 9 april 2010 heeft de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Maastricht de stukken in bovenvermelde klachtzaak aan de raad doen toekomen welke stukken vermeld zijn in de bij voormelde brief gevoegde inventarislijst.

De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 1 november 2010, waarvoor partijen werden opgeroepen bij brieven van de griffier van 7 september 2010, waarbij aan hen werd medegedeeld dat de stukken ter inzage zouden liggen ten kantore van de griffier tot 18 oktober 2010.

Bij de mondelinge behandeling zijn klager, vergezeld van zijn zoon en verweerder verschenen.

2.         De feiten

2.1       Het volgende is komen vast te staan:

            Verweerder heeft klager bijgestaan in een procedure bij de rechtbank. Verweerder heeft klager een nota gestuurd ter zake griffierecht ad € 4.400,--. Het griffierecht bleek    echter € 114,-- te bedragen op basis van een later alsnog verkregen toevoeging. De        rechtbank had ook een bedrag van € 114,-- bij de procureur in rekening gebracht.         Anderhalf jaar later heeft verweerder aan klager een creditnota gestuurd voor een bedrag van € 4.286,--.

2.2       Verweerder heeft ten gunste van klager een bedrag van € 5.783,37 aan        proceskostenveroordeling op zijn derdengeldrekening ontvangen, welk bedrag             verweerder niet aan klager heeft doorbetaald. Verweerder heeft namens klager een       aantal toevoegingen aangevraagd.

3.         De klacht

3.1       De klacht houdt het volgende in:

1. Verweerder heeft aan klager ten onrechte een factuur van € 4.400,00 gezonden ter zake van griffierecht, terwijl hij wist dat uit dien hoofde slechts € 114,00 verschuldigd was omdat klager op toevoeging procedeerde.

2. Verweerder heeft een bedrag van € 5.783,37 aan proceskostenvergoeding ten gunste van klager op zijn derdenrekening ontvangen zonder klager daarvan in kennis te stellen; toen deze na herhaald rappel daarvan rekenschap verlangde, heeft verweerder dit bedrag zonder toestemming van klager verrekend met een tegenvordering op klager, die door deze wordt betwist.

3. Verweerder heeft in een groot aantal zaken toevoegingen aangevraagd en verkregen zonder dat klager weet op welke zaken die betrekking hebben.  

4.         Het verweer

4.1       Het standpunt van verweerder houdt in:       

1. Deze klacht is onjuist; nadat een toevoeging was afgegeven en zeker was dat niet het volle griffierecht verschuldigd zou zijn, heeft verweerder aan klager het bedrag van € 114,00 gefactureerd.

2. De klacht is onjuist; van dat bedrag zouden de cassatieadvocaat en de openstaande declaraties van verweerder betaald worden.

3. De klacht is onjuist. Ook klager zelf is van die toevoegingen op de hoogte gesteld; verweerder heeft ook veel voor de zoon van klager gewerkt op basis van toevoeging.

5.         Beoordeling van de klacht

            Klachtonderdeel 1

5.1       De raad overweegt dat een advocaat gehouden is tot nauwgezetheid en zorgvuldigheid    in financiële aangelegenheden. Uit de aan de raad overgelegde stukken en hetgeen ter  zitting naar voren is gebracht blijkt dat verweerder niet alleen ten onrechte ter zake  van het griffierecht een bedrag van € 4.400,00 in rekening heeft gebracht, maar ook      dat verweerder eerst anderhalf jaar later een bedrag van € 4.286,-- heeft gecrediteerd.       De raad is niet gebleken dat verweerder hierover met klager heeft gecommuniceerd.    Door aldus te handelen heeft verweerder zich niet gedragen zoals het een behoorlijk         advocaat betaamt. Dit onderdeel van de klacht is derhalve gegrond.

            Klachtonderdeel 2

5.2       De advocaat dient zijn cliënt op de hoogte te brengen van belangrijke informatie,  feiten en afspraken. Waar nodig ter voorkoming van misverstand, onzekerheid of        geschil, dient hij belangrijke afspraken schriftelijk aan zijn cliënt te bevestigen.

5.3       Uit de aan de raad overgelegde stukken en hetgeen ter zitting naar voren is gebracht         blijkt dat verweerder ter zake van een ten gunste van klager uitgesproken       proceskostenveroordeling een bedrag van € 5.783,37 op zijn derdengeldrekening heeft             ontvangen. Verweerder heeft gesteld dat hij klager hiervan op de hoogte heeft gesteld,         maar dit wordt door klager betwist. Nu voorts niet uit de stukken blijkt dat verweerder      klager hiervan op de hoogte heeft gebracht, is dit naar het oordeel van de raad niet            komen vast te staan.

5.4       Verweerder heeft gesteld dat ter zake het op zijn derdengeldrekening gestorte bedrag        van € 5.783,37 met klager is afgesproken dat hij dit kon aanwenden om de        cassatieadvocaat te betalen en de openstaande nota's van verweerder te voldoen.           Klager betwist deze afspraak en de verschuldigdheid van enig bedrag aan verweerder.             Nu voorts uit de stukken niet blijkt dat verrekening is afgesproken, is dit naar het oordeel van de raad niet komen vast te staan. Verrekening is eerst toegestaan indien de         cliënt daarmee uitdrukkelijk heeft ingestemd. Derdengelden dienen zo spoedig       mogelijk aan de rechthebbende te worden overgemaakt. Door zulks na te laten heeft    verweerder niet gehandeld overeenkomstig hetgeen een behoorlijk advocaat betaamt.        Ook dit onderdeel van de klacht is derhalve gegrond.

            Klachtonderdeel 3

5.5       Klager stelt dat verweerder in een groot aantal zaken toevoegingen heeft aangevraagd en verkregen, zonder dat klager weet op welke zaken die toevoegingen betrekking hebben.          De raad is evenwel met verweerder van oordeel dat aannemelijk is dat klager op de  hoogte moet zijn geweest van de verleende toevoegingen, nu de Raad voor     Rechtsbijstand afschriften van de verleende toevoegingen aan de cliënt pleegt te sturen.    Dit onderdeel van de klacht is derhalve ongegrond.

5.6       De raad komt tot de slotsom dat de klachtonderdelen 1 en 2 gegrond zijn en dat    klachtonderdeel 3 ongegrond is. De raad is van oordeel dat gelet op de aard en de ernst          van de gegrond bevonden klachtonderdelen een onvoorwaardelijke schorsing voor de duur van twee weken passend en geboden is.

6.         Beslissing

De raad verklaart klachtonderdeel 3 ongegrond en de klachtonderdelen 1 en 2 gegrond en legt ter zake aan verweerder op de maatregel van schorsing in de uitoefening van de praktijk voor de duur van twee weken. De schorsingsperiode vangt aan op de dag dat 14 dagen zijn verstreken nadat deze beslissing in kracht van gewijsde is gegaan.

Aldus gegeven en in het openbaar uitgesproken door mr. R.P.G. Houterman, voorzitter, en mrs. P.J.W.M. Theunissen, L.W.M. Caudri, H.C.M. Schaeken, L.G.J. de Haas, leden,alsmede mr. Th.H.G. van de Langenberg, griffier, ter openbare zitting van de raad d.d. 10 januari 2011.

mr. Th.H.G. van de Langenberg,                                             mr. R.P.G. Houterman,

griffier.                                                                                                voorzitter.

Verzonden op:  14 januari 2011.

Van deze beslissing kan binnen 30 dagen na verzending van het afschrift hoger beroep worden ingesteld bij het Hof van Discipline.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van het afschrift. Uiterlijk op de dertigste dag dient Uw appelmemorie in het bezit te zijn van de griffier van het Hof van Discipline. Het gaat mitsdien niet om tijdige verzending van de appelmemorie, maar om tijdige ontvangst door de griffier van het Hof van Discipline. U dient er rekening mee te houden dat verlenging van deze termijn niet tot de mogelijkheden behoort. Beroep dient te worden ingesteld door middel van een memorie, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien.

De memorie dient in zevenvoud te worden ingediend en vergezeld te zijn van zes kopieën van de beslissing waartegen beroep wordt ingesteld.

De appelmemorie kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a.   Per Post.

     Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is: postbus 132, 4840 AC Prinsenbeek.

b.   Bezorging.

De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC te Prinsenbeek. Bezorging kan uitsluitend plaatsvinden op de gebruikelijke werkdagen tijdens de gebruikelijke kantooruren.

c.   Per fax.

Het faxnummer van het Hof van Discipline is : 076 – 5484608.

Tegelijkertijd met de indiening per fax dienen de originele stukken per post te worden toegezonden aan de griffie van het Hof in het vereiste aantal.

Voor het inwinnen van informatie : het telefoonnummer van het Hof van Discipline is : 076 - 5484607.