ECLI:NL:TADRSHE:2011:YA1331 Raad van Discipline 's-Hertogenbosch M67-2010

ECLI: ECLI:NL:TADRSHE:2011:YA1331
Datum uitspraak: 10-01-2011
Datum publicatie: 09-02-2011
Zaaknummer(s): M67-2010
Onderwerp: Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Financiën
Beslissingen: Berisping
Inhoudsindicatie:   Niet komen vast te staan dat verweerder zonder opdracht van klager werkzaamheden heeft verricht. Een advocaat dient te onderzoeken en met zijn cliënt te bespreken of deze in aanmerking komt voor door de overheid gefinancierde rechtsbijstand (gedragsregel 24) Hiervan is onvoldoende gebleken. Het onder deze omstandigheden toesturen van een declaratie voor verrichte werkzaamheden is tuchtrechtelijk verwijtbaar. Tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld door rechtstreeks met klager te blijven communiceren, ofschoon hij wist dat deze zich tot een andere advocaat had gewend en door die andere advocaat werd bijgestaan. Klacht gegrond. Berisping.

M 67-2010 Klacht

Raad van Discipline

in het ressort ’s-Hertogenbosch

Beslissing

inzake

de klacht van:

de heer A

klager,

gemachtigde:

mw. mr. B

tegen

de heer mr. C

verweerder,

−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−−

1.         Verloop van de klachtprocedure.

Bij schrijven van 26 maart 2010 heeft de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Maastricht de stukken in bovenvermelde klachtzaak aan de raad doen toekomen welke stukken vermeld zijn in de bij voormelde brief gevoegde inventarislijst.

De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 1 november 2010, waarvoor partijen werden opgeroepen bij brieven van de griffier van 7 september 2010, waarbij aan hen werd medegedeeld dat de stukken ter inzage zouden liggen ten kantore van de griffier tot 18 oktober 2010.

Bij de mondelinge behandeling zijn de gemachtigde van klager en verweerder verschenen.

2.         De feiten

2.1       Het volgende is komen vast te staan:

Nadat klager in een kwestie rond een huurovereenkomst bedrijfsruimte was            bijgestaan door Juridisch Adviesbureau X heeft deze laatste het dossier doorgestuurd            aan verweerder, die aan klager voor zijn werkzaamheden een factuur heeft gezonden ten bedrage van € 928,20.

3.         De klacht

3.1       De klacht houdt het volgende in:

1. Verweerder heeft zonder opdracht van klager gewerkt in een zaak, die hij van Adviesbureau X had overgenomen.

2. Verweerder heeft klager een factuur (4 juni 2009) gezonden ten belope van € 928,20, ofschoon deze in aanmerking kwam voor gefinancierde rechtshulp.

3. Verweerder heeft klager nooit gewezen op de mogelijkheid van gefinancierde rechtshulp en heeft ook de mogelijkheden daartoe niet onderzocht.

4. Verweerder reageert niet op brieven van de advocaat van klager.

5. Verweerder blijft betalingsherinneringen aan klager sturen.

6. Verweerder communiceert rechtstreeks met klager, ofschoon hij weet dat deze een raadsman heeft.

4.         Het verweer

4.1       Het standpunt van verweerder houdt in:        

            Klager is niet-ontvankelijk: klacht is niet gericht aan de deken.

1. Klager heeft wel opdracht aan verweerder gegeven, zie de mail van 1 mei 2009 aan verweerder.

2. Klager kwam niet in aanmerking voor gefinancierde rechtshulp gezien de aard van de zaak, die het betrof.

3. Zie sub 2. Verweerder heeft de mogelijkheid wel degelijk onder ogen gezien en ook klager erop gewezen dat hij moest betalen.

4. Het is juist dat verweerder niet op de brieven van de advocaat van klager heeft gereageerd: die strekten alleen ertoe om een creditfactuur te verkrijgen en verweerder was niet van zins zijn procespositie prijs te geven.

5. Nu klager verweerder moet betalen is het logisch dat verweerder hem betalingsherinneringen stuurt.

6. Verweerder was gebonden aan zijn geheimhoudingsplicht.

5.         Beoordeling van de klacht

5.1. De raad stelt vast dat de gemachtigde van klager in haar klachtbrief d.d. 20 oktober 2009 heeft vermeld: "in bovengenoemde zaak wend ik mij tot u in uw hoedanigheid van deken van het arrondissement Maastricht", zodat het verweer van verweerder dat de klacht is ingediend bij mr. X in zijn hoedanigheid van advocaat, terwijl de klacht bij mr. X had moeten worden ingediend in zijn hoedanigheid van deken, geen hout snijdt. De klacht is derhalve ontvankelijk.

5.2. De klacht heeft betrekking op de kwaliteit van de dienstverlening van verweerder. De raad overweegt dat de advocaat voor de wijze waarop hij de belangen van zijn cliënt heeft behartigd ten volle verantwoordelijk is. De tuchtrechter dient in dit opzicht te beoordelen of sprake is van enig handelen of nalaten van de advocaat in strijd met de zorg die de advocaat behoort te betrachten ten opzichte van degenen wier belangen hij      of zij behartigt of behoort te behartigen.

5.3. Uitgangspunt daarbij is dat een advocaat voor het – in overleg met zijn cliënt - te voeren beleid een ruime mate van vrijheid toekomt en dat in het algemeen een tuchtrechtelijke maatregel eerst geïndiceerd kan zijn indien de advocaat bij de behandeling van de zaak kennelijk onjuist optreedt of adviseert en de belangen van de cliënt daardoor worden geschaad of kunnen worden geschaad.

5.4. De tuchtrechter toetst in volle omvang. Maar hij zal bij zijn beoordeling rekening houden met de vrijheid die de advocaat dient te hebben met betrekking tot de wijze waarop hij een zaak behandelt, alsmede met de keuzes waarvoor de advocaat bij de behandeling van een zaak kan komen te staan. Dat kan, bijvoorbeeld, met zich brengen dat niet iedere misslag of verzuim aanstonds leidt tot een tuchtrechtelijk verwijt. Ook is van belang hoe de advocaat, kort gezegd, met zijn cliënt heeft gecommuniceerd. Gedragsregel 8 bevat met betrekking tot die communicatie een belangrijke richtlijn. De advocaat dient zijn cliënt op de hoogte te brengen van belangrijke informatie, feiten en afspraken. Waar nodig ter voorkoming van misverstand, onzekerheid of geschil, dient hij belangrijke informatie en afspraken schriftelijk aan zijn cliënt te bevestigen.

5.5. De raad zal de klacht met inachtneming van dit uitgangspunt beoordelen.

            Klachtonderdeel 1

5.6. Uit de overgelegde stukken en hetgeen ter zitting naar voren is gebracht, met name het e-mailverkeer tussen partijen, blijkt naar het oordeel van de raad dat klager aan verweerder de opdracht heeft verstrekt hem bij te staan. Derhalve is feitelijk niet komen vast te staan dat verweerder zonder opdracht van klager werkzaamheden heeft verricht. Dit klachtonderdeel is dan ook ongegrond.

            Klachtonderdelen 2 en 3

5.7. Gelet op de samenhang tussen deze twee klachtonderdelen zal de raad deze gezamenlijk behandelen.

5.8. Op basis van gedragsregel 24 dient de advocaat te onderzoeken met zijn cliënt te overleggen of deze in aanmerking komt voor door de overheid gefinancierde rechtsbijstand. Verweerder stelt dat hij dit heeft onderzocht en mondeling met klager heeft besproken, maar dit blijkt niet uit enig schriftelijk stuk en klager betwist dat verweerder dit met hem heeft besproken. 

5.9. De gemachtigde van klager heeft voorts onweersproken gesteld dat zij voor klager een toevoegingsaanvraag heeft ingediend en dat deze aanvraag is gehonoreerd. De raad is van oordeel dat het, teneinde zekerheid te verkrijgen over de vraag of klager in aanmerking kwam voor door de overheid gefinancierde rechtbijstand, in casu op de weg van verweerder had gelegen om een toevoegingsaanvraag in te dienen. Verweerder heeft dit nagelaten en heeft een factuur ten bedrage van € 928,20 aan klager gestuurd.

5.10.De raad is op basis van het bovenstaande van oordeel dat verweerder er niet in is geslaagd aannemelijk te maken dat hij de uit gedragsregel 24 voortvloeiende verplichtingen is nagekomen. Voorts is de raad van oordeel dat het verweerder niet vrij stond om, zonder dat zekerheid bestond dat hij niet op toevoegingsbasis voor klager kon optreden, een factuur ten bedrage van € 928,20 aan klager te sturen.

5.11. De klachtonderdelen 2 en 3 zijn derhalve gegrond.

            Klachtonderdeel 4

5.12. Verweerder heeft erkend dat hij niet op de brieven van de gemachtigde van klager heeft gereageerd. Verweerder heeft gesteld dat hij niet reageerde op de brieven omdat hij zijn procespositie niet wilde prijsgeven. Dat argument snijdt geen hout. Door de brieven van de advocaat van klager onbeantwoord te laten heeft verweerder niet gehandeld zoals het een behoorlijk advocaat betaamt. Ook dit onderdeel van de klacht is derhalve gegrond.

            Klachtonderdeel 5

5.13. Dat verweerder, voortbordurend op het – overigens onjuiste – standpunt dat hij gerechtigd was een factuur aan klager te sturen, betalingsherinneringen aan klager heeft gestuurd omdat betaling van de factuur uitbleef acht de raad niet tuchtrechtelijk verwijtbaar. Dit stond verweerder vrij. Dit onderdeel van de klacht is derhalve ongegrond.

            Klachtonderdeel 6

5.14. Uit de overgelegde stukken en hetgeen ter zitting naar voren is gebracht blikt dat verweerder rechtstreeks met klager is blijven communiceren, ofschoon hij wist dat deze zich tot een andere advocaat had gewend en door die andere advocaat werd bijgestaan. Daarmee heeft verweerder zich niet gedragen overeenkomstig hetgeen een behoorlijk advocaat betaamt. De raad verklaart dit onderdeel van de klacht dan ook gegrond.

5.7. De raad zal derhalve de klachtonderdelen 2, 3, 4 en 6 gegrond en de klachtonderdelen 1 en 5 ongegrond verklaren. De raad acht een berisping een passende maatregel.

6.         Beslissing

De raad verklaart de klachtonderdelen 2, 3, 4 en 6 gegrond en de klachtonderdelen 1 en 5 ongegrond en legt ter zake aan verweerder op een berisping.

Aldus gegeven en in het openbaar uitgesproken door mr. R.P.G. Houterman, voorzitter en mrs. P.J.W.M. Theunissen, L.W.M. Caudri, H.C.M. Schaeken, L.G.J. de Haas, leden,alsmede mr. Th.H.G. van de Langenberg, griffier, ter openbare zitting van de raad d.d. 10 januari 2011.

mr. Th.H.G. van de Langenberg,                                             mr. R.P.G. Houterman,

griffier.                                                                                                voorzitter.

Verzonden op: 14 januari 2011.

Van deze beslissing kan binnen 30 dagen na verzending van het afschrift hoger beroep worden ingesteld bij het Hof van Discipline.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van het afschrift. Uiterlijk op de dertigste dag dient Uw appelmemorie in het bezit te zijn van de griffier van het Hof van Discipline. Het gaat mitsdien niet om tijdige verzending van de appelmemorie, maar om tijdige ontvangst door de griffier van het Hof van Discipline. U dient er rekening mee te houden dat verlenging van deze termijn niet tot de mogelijkheden behoort. Beroep dient te worden ingesteld door middel van een memorie, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien.

De memorie dient in zevenvoud te worden ingediend en vergezeld te zijn van zes kopieën van de beslissing waartegen beroep wordt ingesteld.

De appelmemorie kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a.   Per Post.

     Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is: postbus 132, 4840 AC Prinsenbeek.

b.   Bezorging.

De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC te Prinsenbeek. Bezorging kan uitsluitend plaatsvinden op de gebruikelijke werkdagen tijdens de gebruikelijke kantooruren.

c.   Per fax.

Het faxnummer van het Hof van Discipline is : 076 – 5484608.

Tegelijkertijd met de indiening per fax dienen de originele stukken per post te worden toegezonden aan de griffie van het Hof in het vereiste aantal.

Voor het inwinnen van informatie : het telefoonnummer van het Hof van Discipline is : 076 - 5484607.