ECLI:NL:TADRSGR:2011:YA2426 Raad van Discipline 's-Gravenhage R. 3672/11.74

ECLI: ECLI:NL:TADRSGR:2011:YA2426
Datum uitspraak: 05-12-2011
Datum publicatie: 08-02-2012
Zaaknummer(s): R. 3672/11.74
Onderwerp:
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Kwaliteit van de dienstverlening
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Kwaliteit van de dienstverlening
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Kwaliteit van de dienstverlening
Beslissingen: Klacht gegrond, zonder maatregel
Inhoudsindicatie: Klacht dat de advocaat beroepsfouten heeft gemaakt door zonder toestemming van klaagster een procedure inzake boedelscheiding in te trekken, door klaagster niet te informeren over een zitting in een alimentatiekwestie, door de afwijzende beschikking van de rechtbank inzake de alimentatie niet aan klaagster toe te sturen en door na te laten beroep in te stellen. Klacht in alle onderdelen gegrond. Beslissing hangt samen met twee andere beslissingen, in een waarvan als maatregel schrapping van het tableau wordt opgelegd. Ambtshalve uitspraak ex artikel 48 lid 7 Advocatenwet.

PROCEDUREVERLOOP

1.1 Bij brief van 17 juni 2010 heeft klaagster een klacht ingediend tegen verweerder. Het door de Advocatenwet voorgeschreven onderzoek is verricht door de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam.

De deken heeft het dossier aan de Raad toegezonden op 30 maart 2011.

1.2 De Raad heeft kennisgenomen van de stukken die op grond van het bepaalde in art. 49 lid 2 van de Advocatenwet ter inzage hebben gelegen.

1.3 De zaak is behandeld ter openbare zitting van de Raad van 3 oktober 2011. Ter zitting is klaagster verschenen. Verweerder is, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet verschenen.

FEITEN

2.1 Verweerder heeft klaagster vanaf oktober 2005 bijgestaan terzake van een vordering tegen klaagsters ex-echtgenoot tot betaling van een bedrag wegens een bij de boedelscheiding gemaakte fout. Verweerder heeft hiervoor een dagvaardingsprocedure aangespannen teneinde de helft van een door klaagsters ex-echtgenoot toegeëigend bedrag aan spaargeld op te eisen.

2.2 Voorts heeft verweerder klaagster vanaf december 2006 bijgestaan in een alimentatieprocedure.

2.3 In de boedelscheidingsprocedure heeft verweerder de wederpartij gedagvaard bij exploot van 5 januari 2007. In deze procedure heeft de rechtbank een comparitie van partijen gelast op 4 juni 2007.

2.4 Bij beschikking van 18 juni 2007 heeft de rechtbank op verzoek van verweerder de procedure doorgehaald. Verweerder heeft hierover geen overleg met klaagster gevoerd.

2.5 In de alimentatieprocedure is, na enkele aanhoudingen, een mondelinge behandeling bepaald op 13 oktober 2009. Verweerder heeft, zonder overleg met klaagster, de rechtbank meegedeeld niet ter zitting te zullen verschijnen daar een getuigenverhoor nodig werd geacht en gelasting daarvan door beide procespartijen werd gevraagd.

2.6 Bij beschikking van 10 november 2009 heeft de rechtbank het verzoek tot gelasting van een getuigenverhoor als niet ter zake dienend en onvoldoende gespecificeerd afgewezen en tevens het verzoek van klaagster afgewezen.

2.7 Verweerder heeft de beslissing van de rechtbank van 10 november 2009 niet aan klaagster toegezonden, ondanks herhaalde verzoeken van klaagster.

2.8 In december 2009 heeft klaagster een bespreking met verweerder op zijn kantoor gevoerd, waarbij zij hem heeft verzocht hoger beroep in te stellen.

2.9 In april 2010 heeft klaagster zich gewend tot een andere advocaat. Van deze advocaat heeft klaagster vernomen dat tegen de beschikking van de rechtbank van 10 november 2009 geen hoger beroep was ingesteld.

2.10 Verweerder heeft zich op 28 september 2010 als advocaat van het tableau laten schrappen.

KLACHT

3.1 De klacht behelst dat verweerder de volgende beroepsfouten heeft gemaakt:

a. verweerder heeft zonder toestemming van klaagster de procedure over het innen van het spaargeld (boedelscheiding) gestopt;

b. verweerder heeft klaagster niet geïnformeerd over een zitting in de alimentatiekwestie, welke is gehouden op 13 oktober 2009;

c. verweerder heeft de afwijzende beschikking van de rechtbank van 10 november 2009 over de alimentatie niet aan klaagster toegestuurd, ook niet na herhaald verzoek van klaagster. Verweerder heeft geen hoger beroep ingesteld tegen deze beschikking. Verweerder heeft klaagster daar niet tijdig over geïnformeerd.

VERWEER

4. Ondanks diverse verzoeken en rappellen van de deken heeft verweerder niet op de klacht gereageerd.

BEOORDELING VAN DE KLACHT

5.1 Bij de beoordeling staat voorop dat de advocaat gehouden is de hem opgedragen zaken zorgvuldig te behartigen.

Voorts is van belang dat de advocaat zijn cliënt op de hoogte dient te brengen van belangrijke informatie, feiten en afspraken en dat hij deze, waar nodig ter voorkoming van misverstand, onzekerheid of geschil, schriftelijk aan zijn cliënt dient te bevestigen.

5.2 Bij de beoordeling neemt de Raad voorts in aanmerking dat verweerder de stellingen en verwijten van klager niet heeft weersproken.

Klachtonderdeel a

5.3 Verweerder heeft de door klaagster gestelde feiten niet bestreden. Daardoor staat vast dat hij, zonder klaagster daarin te kennen, de betreffende procedure heeft ingetrokken. Zonder nadere toelichting, die ontbreekt, valt niet in te zien dat verweerder hiermee het belang van klaagster heeft gediend. Hij heeft aldus onzorgvuldig gehandeld.

Dit klachtonderdeel is gegrond.

Klachtonderdeel b

5.4 Als onweersproken staat vast dat verweerder klaagster niet heeft geïnformeerd over een zitting in de alimentatieprocedure, die is gehouden op 13 oktober 2009. Het had op de weg van verweerder gelegen klaagster hierover tijdig te informeren en met haar de zitting voor te bereiden.

Nu verweerder dit heeft nagelaten, heeft hij onzorgvuldig jegens klaagster gehandeld.

Klachtonderdeel b is gegrond.

Klachtonderdeel c

5.5 Ook het verwijt in dit klachtonderdeel is niet weersproken, waardoor vaststaat dat verweerder klaagster niet naar behoren heeft geïnformeerd over de beschikking van de rechtbank. Hij heeft bovendien nagelaten hoger beroep in te stellen, hetgeen hem als beroepsfout is aan te rekenen.

Het had voorts op de weg van verweerder gelegen om klaagster te informeren nadat duidelijk was dat hij had nagelaten hoger beroep in te stellen.

Van al deze nalatigheden treft verweerder het verwijt van onzorgvuldigheid.

Ook klachtonderdeel c is gegrond.

5.6 De Raad komt tot de slotsom dat verweerder zich aan alle in de klacht genoemde nalatigheden heeft schuldig gemaakt en aldus doende niet heeft gehandeld zoals een behoorlijk advocaat betaamt.

5.7 De Raad vindt de aard en de ernst van de nalatigheden aanleiding om, met toepassing van artikel 48, lid 7 van de Advocatenwet, ambtshalve uit te spreken dat verweerder jegens klager niet de zorgvuldigheid heeft betracht die bij een behoorlijke rechtshulpverlening betaamt.

MAATREGEL

6.1 In de onderhavige klachtzaak is gebleken van een ernstig tekort schieten in de rechtshulpverlening, waardoor de belangen van de cliënt zijn of kunnen worden geschaad.

In de zaak met nummer R.3622/11.24 legt de Raad als maatregel mede voor de onderhavige zaak de maatregel van schrapping van het  tableau op. Om die reden wordt in de onderhavige zaak volstaan met gegrondverklaring zonder het afzonderlijk opleggen van een maatregel.

BESLISSING

7.1 De Raad van Discipline in het ressort 's-Gravenhage:

 verklaart de klacht in alle onderdelen gegrond;

 spreekt ambtshalve uit dat verweerder niet de zorgvuldigheid heeft betracht die bij een behoorlijke rechtshulpverlening betaamt.

Aldus gewezen door mr. P.H. Veling, voorzitter, mr. J.P.M. Borsboom, mr. P.O.M. van Boven-de Groot, mr. P.S. Kamminga en mr. L.Ph.J. baron van Utenhove, leden,

in aanwezigheid van mr. P. Rijpstra, griffier, en uitgespro¬ken ter openbare zitting van 5 december 2011.

griffier          voorzitter

Van deze beslissing kan met inachtneming van art. 56 Advocatenwet binnen dertig dagen na verzending van het afschrift hoger beroep worden ingesteld bij het Hof van Discipline.

De eerste dag van deze termijn van dertig dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van het afschrift. Uiterlijk op de dertigste dag dient Uw appèlmemorie in het bezit te zijn van de griffier van het Hof van Discipline. Het gaat mitsdien niet om tijdige verzending van de appèlmemorie maar om tijdige ontvangst door de griffie van het Hof van Discipline.

U dient er rekening mee te houden dat verlenging van deze termijn niet tot de mogelijkheden behoort.

Beroep dient te worden ingesteld door middel van een memorie, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien.

De memorie dient in zevenvoud te worden ingediend en vergezeld te zijn van zes kopieën van de beslissing waartegen beroep wordt ingesteld.

De appèlmemorie kan op de volgende wijze worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a. Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is: Postbus 132, 4840 AC Prinsenbeek.

b. Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC Prinsenbeek. Bezorging kan uitsluitend plaatsvinden op de gebruikelijke werkdagen tot 15.00 uur.

c. Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is: 076-5484608.

Tegelijkertijd met de indiening per fax dienen de originele stukken per post te worden toegezonden aan de griffie van het Hof in het vereiste aantal.

Voor het inwinnen van informatie: het telefoonnummer van het Hof van Discipline is: 076-5484607.