ECLI:NL:TADRSGR:2011:YA2394 Raad van Discipline 's-Gravenhage R. 3842/11.244a

ECLI: ECLI:NL:TADRSGR:2011:YA2394
Datum uitspraak: 15-12-2011
Datum publicatie: 12-02-2012
Zaaknummer(s): R. 3842/11.244a
Onderwerp:
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Vrijheid van handelen
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt, subonderwerp: Wat in het algemeen niet betaamt
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Op basis van de tegenstrijdige verklaringen van klager en de advocaat kan niet worden vastgesteld dat de advocaat voor klagers aanhouding en detentie verantwoordelijk is. De advocaat is overigens niet bevoegd tot het nemen van de beslissing om klager aan te houden en een gerechtelijke uitspraak ten uitvoer te leggen. Een beslissing tot de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf wordt genomen door het Openbaar Ministerie.   Uit de stukken, noch anderszins is gebleken dat de advocaat de hem toekomende ruime mate van vrijheid om de belangen van zijn client te behartigen te buiten is gegaan dan wel zich in enig ander opzicht niet heeft gedragen zoals een behoorlijk advocaat betaamt. Klager heeft zijn stellingen onvoldoende nader onderbouwd, zodat niet kan worden vastgesteld dat sprake is van tuchtrechtelijk verwijtbaar gedrag van de advocaat. Voorts heeft klager geen feiten en omstandigheden gesteld en aangetoond, waaruit afgeleid kan worden dat het de advocaat niet vrijstond zich als advocaat van klagers wederpartij op verjaring van klagers vordering te beroepen.   De tuchtrechter is niet bevoegd te oordelen over een vordering dat een advocaat een door zijn gedraging veroorzaakte schade geheel of gedeeltelijk dient te vergoeden. Een vordering tot vergoeding van schade in dat kader kan alleen aanhangig worden gemaakt bij de civiele rechter.   De klachtenonderdelen a tot en met d zijn kennelijk ongegrond.

Verloop van de procedure

1 Bij brieven van 14 mei 2011, 18 mei 2011, 21 mei 2011 en 17 juni 2011 heeft klager een klacht ingediend tegen verweerder. Het door de wet voorgeschreven onderzoek is verricht door de Deken voor de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden. Het dossier is op 22 november 2011 bij de Raad van Discipline binnengekomen.

Inhoud van de klacht

2 Klager verwijt verweerder dat hij:

a. in diens opdracht althans door zijn toedoen in januari 2010 ten onrechte aangehouden en 4 dagen gedetineerd is geweest;

b. zich schuldig heeft gemaakt aan machtsmisbruik en heeft getracht een vordering van klager op de Staat der Nederlanden met een beroep op verjaring teniet te doen gaan;

c. althans de landsadvocaat valselijk opgemaakte stukken heeft ingebracht in een civiele procedure;

d. door de hiervoor sub a vermelde detentie en/of anderszins door toedoen van de landsadvocaat schade heeft geleden.

De feiten

3 Uit de stukken blijkt het volgende:

- Verweerder en zijn kantoorgenoot hebben de belangen van de Staat der Nederlanden behartigd in een civiele procedure, die heeft geleid tot een tussen klager en de Staat der Nederlanden gewezen arrest van het Gerechtshof te Amsterdam van 15 maart 2011. Daarbij is het vonnis van de rechtbank Den Haag d.d. 30 juni 2004, waarbij de schadevordering van klager jegens de Staat werd afgewezen, bekrachtigd, met verwijzing van klager in de proceskosten.

- De kantoorgenoot van verweerder heeft namens de Staat bij brief van 11 mei 2011 aan klagers toenmalige advocaat gereageerd op een (nieuwe) aansprakelijkheidsstelling van klager. In die brief is gesteld dat een vordering tot schadevergoeding is verjaard.

Beoordeling van de klacht

4.1 Vooropgesteld wordt dat de advocaat een grote mate van vrijheid toekomt om de belangen van zijn cliënt te behartigen op de wijze die hem passend voorkomt. Deze vrijheid mag niet ten gunste van een (processuele) wederpartij worden beknot, tenzij de belangen van die wederpartij nodeloos en op ontoelaatbare wijze worden geschaad. De advocaat dient de belangen van zijn cliënt te behartigen aan de hand van feitenmateriaal dat zijn cliënt hem verschaft en hij mag in het algemeen afgaan op de juistheid van die informatie. Verificatie door de advocaat van de hem door de cliënt verstrekte informatie is slechts dan geboden, indien er aanwijzingen zijn dat de informatie onjuist is. De advocaat dient zich uiteraard te allen tijde te gedragen zoals een behoorlijk advocaat betaamt en hij mag bij het optreden namens zijn cliënt niet over de schreef gaan.

Ten aanzien van klachtonderdeel a

4.2 Klager baseert zijn stellingen omtrent de rol van verweerder bij klagers aanhouding en detentie gedurende 4 dagen in januari 2010 op uitlatingen van de officier van justitie, twee parketmedewerkers en een politieagent. Deze stellingen worden door verweerder betwist en door klager niet nader onderbouwd. In een brief van 3 februari 2010 van de (voormalig) advocaat van klager aan het ressortparket Arnhem wordt gerefereerd aan een mededeling van mevrouw V., inhoudende dat zij ter zake van de executie van de vervangende hechtenis contact diende op te nemen met de landsadvocaat. In diezelfde brief stelt de (voormalig) advocaat van klager ook dat verweerder haar telefonisch heeft bevestigd dat hij geen beslissingen kan nemen over de eventuele opschorting van de executie. Verweerder heeft aan de (voormalig) advocaat van klager tevens bevestigd dat hij slechts tegen klager optreedt in een civiele procedure. Op basis van de tegenstrijdige verklaringen van klager en verweerder kan niet worden vastgesteld dat verweerder voor klagers aanhouding en detentie verantwoordelijk is. Verweerder is overigens niet bevoegd tot het nemen van de beslissing om klager aan te houden en een gerechtelijke uitspraak en uitvoer te leggen. Een beslissing tot de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf wordt genomen door het Openbaar Ministerie.

Ten aanzien van de klachtonderdelen b en c

4.3 Ten aanzien van deze klachtonderdelen is in het onderhavige geval uit de stukken, noch anderszins gebleken dat verweerder de hiervoor bedoelde hem toekomende ruime mate van vrijheid te buiten is gegaan dan wel zich in enig ander opzicht niet heeft gedragen zoals een behoorlijk advocaat betaamt. Klager heeft zijn stellingen onvoldoende nader onderbouwd, zodat niet kan worden vastgesteld dat sprake is van tuchtrechtelijk verwijtbaar gedrag van verweerder. Voorts heeft klager geen feiten en omstandigheden gesteld en aangetoond, waaruit afgeleid kan worden dat het verweerder niet vrijstond zich als advocaat van klagers wederpartij op verjaring van klagers vordering te beroepen.

Ten aanzien van klachtonderdeel d

4.4 De tuchtrechter is niet bevoegd te oordelen over een vordering dat een advocaat een door zijn gedraging veroorzaakte schade geheel of gedeeltelijk dient te vergoeden. Een vordering tot vergoeding van schade in dat kader kan alleen aanhangig worden gemaakt bij de civiele rechter.

4.5 Gelet op het voorgaande dienen de klachtonderdelen a tot en met d als kennelijk ongegrond te worden afgewezen.

Beslissende

Wijst de klachtonderdelen a tot en met d als kennelijk ongegrond af.

Aldus gedaan door mr. P.H. Veling, plaatsvervangend voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort ’s-Gravenhage op 15 december 2011.

Voorzitter   

Van deze beslissing kan binnen 14 dagen na verzending van het afschrift verzet worden ingesteld.

De eerste dag van deze termijn van 14 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van het afschrift. Uiterlijk op de veertiende dag dient Uw verzetschrift in het bezit te zijn van de griffier van de Raad van Discipline. Het gaat mitsdien niet om tijdige verzending van het verzetschrift maar om tijdige ontvangst door de griffie van de Raad. U dient er rekening mee te houden dat verlenging van deze termijn niet tot de mogelijkheden behoort.