ECLI:NL:TADRSGR:2011:YA2005 Raad van Discipline 's-Gravenhage R. 3759/11.161

ECLI: ECLI:NL:TADRSGR:2011:YA2005
Datum uitspraak: 26-08-2011
Datum publicatie: 13-09-2011
Zaaknummer(s): R. 3759/11.161
Onderwerp:
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Vrijheid van handelen
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt, subonderwerp: Wat in het algemeen niet betaamt
Beslissingen:
Inhoudsindicatie:   Nu de advocaat er vanuit mocht gaan dat eerder bedoelde sommaties aan klaagster zijn verzonden, is geen sprake is van tuchtrechtelijk laakbaar handelen door zonder verdere sommatie tot dagvaarding over te gaan.

Verloop van de procedure

1 Bij brief van 4 mei 2011 heeft de gemachtigde van klaagster een klacht ingediend tegen verweerster. Na het door de wet voorgeschreven onderzoek, verricht door de Deken van de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden, is het dossier op 8 augustus 2011 bij de Raad van Discipline binnengekomen.

Inhoud van de klacht

2 Klaagster verwijt verweerster dat zij in strijd heeft gehandeld met gedragsregel 19 door klaagster te dagvaarden zonder haar een redelijke termijn voor beraad te geven.

De feiten

3 Uit de stukken blijkt het volgende:

- Bij brief van 8 april 2011 is klaagster door de incassogemachtigde van de cliënte van verweerster gesommeerd om binnen vier dagen een bedrag van

€ 12.373,10 te voldoen. Voorts is klaagster in diezelfde brief aangezegd dat bij het uitblijven van betaling tot dagvaarden zou worden overgegaan. Daarbij is, voor zover in deze relevant, voorts gesteld:

“Ondanks herhaalde sommaties bent u niet overgegaan tot betaling. Wij hebben het dossier inmiddels in behandeling genomen en zullen de dagvaarding namens O. (red.) opstellen.” 

    - De behandeling van het dossier is vervolgens overgedragen aan verweerster.

- Klaagster heeft op 13 april 2011 een brief gestuurd aan de incasso-gemachtigde  van de cliënte van verweerster.

- Verweerster heeft in opdracht van haar cliënte op 27 april 2011 een exploot van dagvaarding aan klaagster doen uitbrengen tegen de zitting van 11 mei 2011.

Beoordeling van de klacht

4.1 Vooropgesteld wordt dat de advocaat een grote mate van vrijheid toekomt om de belangen van zijn cliënt te behartigen op de wijze die hem passend voorkomt. Deze vrijheid mag niet ten gunste van een (processuele) wederpartij worden beknot, tenzij de belangen van die wederpartij nodeloos en op ontoelaatbare wijze worden geschaad. De advocaat dient de belangen van zijn cliënt te behartigen aan de hand van feitenmateriaal dat zijn cliënt hem verschaft en hij mag in het algemeen afgaan op de juistheid van die informatie. Verificatie door de advocaat van de hem door de cliënt verstrekte informatie is slechts dan geboden, indien er aanwijzingen zijn dat de informatie onjuist is. De advocaat dient zich uiteraard te allen tijde te gedragen zoals een behoorlijk advocaat betaamt en hij mag bij het optreden namens zijn cliënt niet over de schreef gaan.

4.2 Op basis van de stukken staat in ieder geval vast dat klaagster bij brief van 8 april 2011 is gesommeerd het door de cliënte van verweerster gevorderde bedrag voor of uiterlijk 12 april 2011 te voldoen. In die brief van 8 april 2011 is verwezen naar eerdere aan klaagster gerichte sommaties. Verweerster mocht er derhalve vanuit gaan dat eerder bedoelde sommaties aan klaagster zijn verzonden, zodat er geen sprake is van tuchtrechtelijk laakbaar handelen door zonder verdere sommaties tot dagvaarding over te gaan.

4.3 Verweerster heeft onbetwist gesteld dat zij eerst na indiening van de klacht door (de gemachtigde van) klaagster kennis heeft genomen van de brief van klaagster aan de incasso-gemachtigde van 13 april 2011. Door tot dagvaarding over te gaan zonder te reageren op die brief van klaagster heeft verweerster derhalve evenmin klachtwaardig gehandeld.

4.3 Gelet op het voorgaande dient de klacht als kennelijk ongegrond te worden afgewezen.

Beslissende

wijst de klacht als kennelijk ongegrond af.

Aldus gedaan door mr. M.F. Baaij, plaatsvervangend voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort ’s-Gravenhage op 26 augustus 2011.

Plv. Voorzitter   

Van deze beslissing kan binnen 14 dagen na verzending van het afschrift verzet worden ingesteld.

De eerste dag van deze termijn van 14 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van het afschrift. Uiterlijk op de veertiende dag dient Uw verzetschrift in het bezit te zijn van de griffier van de Raad van Discipline. Het gaat mitsdien niet om tijdige verzending van het verzetschrift maar om tijdige ontvangst door de griffie van de Raad. U dient er rekening mee te houden dat verlenging van deze termijn niet tot de mogelijkheden behoort.