ECLI:NL:TADRSGR:2011:YA2004 Raad van Discipline 's-Gravenhage R. 3752/11.154

ECLI: ECLI:NL:TADRSGR:2011:YA2004
Datum uitspraak: 26-08-2011
Datum publicatie: 13-09-2011
Zaaknummer(s): R. 3752/11.154
Onderwerp: Grenzen van het tuchtrecht, subonderwerp: Advocaat in hoedanigheid van deken of tuchtrechter
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Klager kan de deken niet verwijten dat hij heeft nagelaten een tuchtmaatregel aan een advocaat op te leggen, nu de deken daartoe niet bevoegd is. Het opleggen van bedoelde maatregelen is uitsluitend voorbehouden aan de Raad van Discipline. De deken heeft niet tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld door de door klager genoemde stukken (30 volgens klager cruciale ontlastende verklaringen en processtukken) niet aan het klachtdossier toe te voegen. Het betreffende dekenonderzoek was immers inmiddels gesloten.

Verloop van de procedure

1 Bij brief van 28 februari 2011 heeft klager een klacht ingediend tegen verweerder. Na het door de wet voorgeschreven onderzoek, verricht door de Deken van de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden, is het dossier op 5 augustus 2011 bij de Raad van Discipline binnengekomen.

Inhoud van de klacht

2 Klager verwijt verweerder dat hij:

a. heeft nagelaten een tuchtmaatregel op te leggen aan mr. K., waardoor klager schade lijdt;

b. mr. K. heeft bevoordeeld;

c. een aantal cruciale processtukken heeft achtergehouden en heeft geweigerd 30 ontlastende processtukken en brieven te voegen in de klachtzaak van klager tegen een andere in Rotterdam gevestigde advocaat.

d. in strijd met de waarheid aan klager heeft medegedeeld dat mr. K. in de week vaan 21 tot en met 27 maart 2011 als advocaat werkzaam is geweest, terwijl mr. K. toen was geschorst;

e. willens en wetens gedurende 6 maanden dossiers heeft achtergehouden in klachtprocedures die klager tegen verschillende advocaten heeft gevoerd;

f. samen met de patroon van mr. K. een complot tegen klager heeft gesmeed.

De feiten

3 Uit de stukken blijkt het volgende:

- Op 9 december 2010 heeft verweerder een verzoek ingediend bij de Raad van Discipline om mr. K. voor onbepaalde tijd in de uitoefening van de praktijk te schorsen.

- Op 30 december 2010 heeft verweerder een bemiddelingsverzoek van mr. V. ontvangen, die op verzoek van klager de dossiers van mr. K. wilde overnemen.

- Verweerder heeft mr. K. bij brieven van 3 en 27 januari 2011 verzocht mee te werken aan overdracht van de dossiers van klager.

- Bij beslissing van 14 maart 2011 is mr. K. voor onbepaalde tijd geschorst in de uitoefening van de praktijk.

- Op 14 maart 2011 heeft klager afschriften van zijn dossiers die bij mr. K. in behandeling waren, ontvangen.

- Op verzoek van klager zijn de originele dossiers op 23 maart 2011 in het bijzijn van een oud-lid van de Raad van Toezicht en een stafjurist van verweerder aan klager ter hand gesteld en heeft klager voor ontvangst getekend.

Beoordeling van de klacht

4.1 De aard van de functie van deken brengt mee dat bij de tuchtrechtelijke controle, waaraan ook het optreden van een deken is onderworpen, terughoudendheid dient te worden betracht vanwege de beleidsvrijheid die een advocaat in die functie toekomt. In het onderhavige geval is noch uit de stukken, noch anderszins gebleken dat verweerder zich in zijn functie als deken aan een handelwijze schuldig heeft gemaakt die tot het oordeel leidt dat verweerder niet heeft gehandeld zoals een behoorlijk advocaat betaamt.

Ten aanzien van klachtonderdeel a

4.2 Het verwijt van klager dat verweerder heeft nagelaten een tuchtmaatregel aan mr. K. op te leggen snijdt geen hout, nu verweerder daartoe niet bevoegd is. Het opleggen van bedoelde maatregelen is uitsluitend voorbehouden aan de Raad van Discipline.

Ten aanzien van klachtonderdeel b

4.3 Niet kan worden vastgesteld dat verweerder mr. K. zou hebben bevoordeeld. Daarbij komt dat de interventie van verweerder ertoe heeft geleid dat mr. K. voor onbepaalde tijd in de uitoefening van zijn praktijk is geschorst. Van enig klachtwaardig handelen van de zijde van verweerder op dit punt is derhalve niet gebleken.

Ten aanzien van klachtonderdeel c

4.4 Verweerder heeft in het kader van klagers klacht tegen mr. W. bevestigd dat hij de door klager genoemde stukken (30 volgens klager cruciale ontlastende verklaringen en processtukken) niet aan het klachtdossier heeft toegevoegd, omdat het betreffende dekenonderzoek inmiddels was gesloten. Het vorenstaande brengt niet met zich dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld.

Ten aanzien van klachtonderdeel d

4.5 Verweerder heeft betwist dat hij tijdens de dossieroverdracht, in de week van 21 tot 27 maart 2011 tegen klager zou hebben gezegd dat mr. K. nog werkzaam zou zijn als advocaat. Nu de stellingen over en weer haaks op elkaar staan, kan niet worden vastgesteld dat verweerder klager onjuist heeft geïnformeerd, laat staan dat verweerder klachtwaardig heeft gehandeld.

Ten aanzien van klachtonderdeel e

Verweerder heeft in het kader van het onderzoek naar de klacht toegelicht dat hem eind november 2010 ambtshalve bekend is geworden dat mr. K. niet meer bij machte was zijn advocatenpraktijk uit te oefenen. Vervolgens heeft de deken op 9 december 2010 een verzoek ingediend bij de Raad van Discipline om mr. K. voor onbepaalde tijd in de uitoefening van zijn praktijk te schorsen. Naar aanleiding van een bemiddelingsverzoek van de opvolgend advocaat van klager heeft verweerder mr. K. verzocht mee te werken aan overdracht van de betreffende dossiers. Toen mr. K. hierop niet reageerde heeft verweerder begin maart 2011 opdracht gegeven de dossierkasten van mr. K. open te breken. Nadat bedoelde schorsing van mr. K. op 14 maart 2011 een feit was, heeft verweerder het daartoe geleid dat klager diezelfde dag over afschriften van zijn dossiers kon beschikken. Op verzoek van klager zijn de originele dossiers vervolgens op 23 maart 2011 aan klager ter hand gesteld. Gelet op deze gang van zaken is niet komen vast te staan dat verweerder “willens en wetens gedurende 6 maanden dossiers heeft achtergehouden”.

Verweerder heeft betwist dat hij stukken diverse stukken zou hebben achtergehouden, waaronder een cruciale brief van mr. K. aan de politie Rotterdam-Rijnmond van 24 (of 22) juni 2010. . Gelet op de stellingen over en weer is niet aannemelijk geworden dat verweerder stukken heeft achtergehouden.

Ten aanzien van klachtonderdeel f

4.6 Op basis van de stukken kan niet worden vastgesteld dat verweerder met de patroon van mr. K een complot tegen klager heeft gesmeed. Het feit dat verweerder klagers klacht tegen mr. K. ongegrond heeft bevonden doet daaraan niet af.

4.7 Gelet op het voorgaande dienen de klachtonderdelen a tot en met f als kennelijk ongegrond te worden afgewezen.

Beslissende

wijst de klachtonderdelen a tot en met f als kennelijk ongegrond af.

Aldus gedaan door mr. M.F. Baaij, plaatsvervangend voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort ’s-Gravenhage op 26 augustus 2011.

Plv. voorzitter   

Van deze beslissing kan binnen 14 dagen na verzending van het afschrift verzet worden ingesteld.

De eerste dag van deze termijn van 14 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van het afschrift. Uiterlijk op de veertiende dag dient Uw verzetschrift in het bezit te zijn van de griffier van de Raad van Discipline. Het gaat mitsdien niet om tijdige verzending van het verzetschrift maar om tijdige ontvangst door de griffie van de Raad. U dient er rekening mee te houden dat verlenging van deze termijn niet tot de mogelijkheden behoort.