ECLI:NL:TADRSGR:2011:YA1990 Raad van Discipline 's-Gravenhage R. 3440/10.70

ECLI: ECLI:NL:TADRSGR:2011:YA1990
Datum uitspraak: 22-08-2011
Datum publicatie: 13-09-2011
Zaaknummer(s): R. 3440/10.70
Onderwerp:
  • Tuchtprocesrecht, subonderwerp: Hoger beroep niet mogelijk
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Kwaliteit van de dienstverlening
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Financiën
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Financiën
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Financiën
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Termijnoverschrijding voorzittersbeslissing (46g Advocatenwet). Beoordeling klacht in volle omvang. Raadpleging deken alvorens tot beslaglegging over te gaan. Tenzij een advocaat goede gronden heeft om aan te nemen dat zijn cliënt niet voor gefinancierde rechtsbijstand in aanmerking komt, is hij verplicht daarover steeds bij het begin van de zaak en steeds wanneer daartoe aanleiding bestaat, met zijn cliënt te overleggen. Klacht ongegrond.

 1. VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1 Bij brief van 3 december 2009 en e-mailbericht van 9 december 2009 heeft klager een klacht ingediend tegen verweerder.

1.2 Het door de Advocatenwet voorgeschreven onderzoek is verricht door de Deken van de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden. Het dossier is op 28 april 2010 ontvangen door de Raad.

1.3 Bij beslissing van 29 mei 2010 heeft de plaatsvervangend voorzitter van de Raad de klacht als kennelijk ongegrond afgewezen. De beslissing is aan partijen verzonden op 31 mei 2010.

1.4 Bij brief gedateerd 30 juni 2010, ingekomen ter griffie 1 juli 2010, heeft klager verzet aangetekend tegen voormelde beslissing.

1.5 De Raad heeft kennisgenomen van de stukken die op grond van het bepaalde in art. 49 lid 2 van de Advocatenwet, ten kantore van de griffier, ter inzage hebben gelegen.

1.6 De zaak is behandeld ter openbare zitting van de Raad van 20 juni 2011. Ter zitting zijn klager en verweerder verschenen.

2. FEITEN

2.1 Verweerder heeft de belangen van klager en diens vennootschap behartigd.

2.2 Bij e-mailbericht van 18 juni 2009 heeft verweerder klager het volgende e-mailbericht gestuurd:

”Ik zou graag nog een paar brieven en/of andere documenten van jou ontvangen waaruit jouw huidige (slechte) financiële situatie blijkt en die van A. (red.). Deze stukken zijn met name nodig om een spoedappel er door heen te drukken. Ik denk aan een brief van de Rabobank of andere instelling dan wel een brief van je accountant. Geldt ook voor A. (red.).”

2.3 Bij brief van 23 juni 2009 heeft de accountant van de vennootschap van klager onder meer verklaard dat indien er op (zeer) korte termijn geen liquiditeiten ter beschikking komen om aan de lopende verplichtingen te kunnen voldoen, de huidige situatie voor de vennootschap van klager zal resulteren in een faillissement.

2.4 Verweerder heeft vanwege het onbetaald laten van declaraties door klager verlof gevraagd aan de Voorzieningenrechter in de Rechtbank ’s-Gravenhage tot het leggen van beslag op een aantal registergoederen van klager. Ter adstruering van het verzoek heeft verweerder de verklaring van de accountant van de vennootschap van klager d.d. 23 juni 2009 over gelegd.

2.5 Bij beschikking van 13 augustus 2009 heeft verweerder verlof gekregen van de Voorzieningenrechter in de Rechtbank ’s-Gravenhage tot het leggen van conservatoir beslag op registergoederen die (deels) ten name van klager staan. De deurwaarder heeft in opdracht van verweerder op 14 augustus 2009 beslag gelegd op vier registergoederen.

2.6 Verweerder heeft vanwege het onbetaald laten van declaraties door klager en diens vennootschap op 4 september 2009 een exploot van dagvaarding laten betekenen aan verweerder en diens vennootschap. Gedagvaard is tegen 16 september 2009.

2.7 Ter rolle van 16 september 2009 is aan klager en diens vennootschap verstek verleend.

2.8 Ter rolle van 30 september 2009 is de datum van het vonnis bepaald op 28 oktober 2009.

2.9 Bij vonnis van 28 oktober 2009 is de vordering van verweerder tegen klager en diens vennootschap bij verstek toegewezen.

2.10 Bij e-mailbericht van 30 september 2009 heeft verweerder klager gewezen op de mogelijkheid van het aanvragen van gefinancierde rechtshulp voor hemzelf.

3. DE KLACHT

3.1 Klager verwijt verweerder dat hij

a.  in een incassoprocedure tegen klager zelf gebruik heeft gemaakt van vertrouwelijke informatie die klager verweerder heeft verstrekt ten behoeve van een procedure tegen een derde;

b. bij het bepalen van een datum in de inleidende dagvaarding tegen klager geen rekening heeft gehouden met verhinderdata van klager, die verweerder bekend waren;

c. op oneigenlijke gronden verlof heeft gevraagd voor het leggen van conservatoir beslag op vermogensbestanddelen van klager, door te stellen dat klager doende was zijn eigen land te ontvluchten en klager onnodig op kosten heeft gejaagd door beslag te laten leggen, terwijl hij wist dat klager geen vermogen had althans dat er op de beslagen onroerende zaken geen overwaarde zat;

d. heeft nagelaten klager te wijzen op de mogelijkheid van gefinancierde rechtsbijstand.

4. VERWEER

4.1 Verweerder heeft tot zijn verweer -zakelijk weergegeven- het volgende aangevoerd.

Ad klachtonderdeel a

4.2 Verweerder voert aan dat het gebruiken van documenten uit het dossier van klager ten behoeve van een incassoprocedure tegen hem, niet tuchtrechtelijk verwijtbaar is.

Ad klachtonderdeel b

4.3 Verweerder stelt niet bekend te zijn geweest met de verhinderdata van klager. Toen hij de verhinderdata die klager had opgegeven in het spoedappel tegen de Gemeente aan het hof doorgaf, waren slechts 7, 9 en 10 september 2009 door klager als verhinderdata opgegeven en niet 4 tot en met 13 september 2009. Los daarvan had klager tot 27 oktober 2009 de gelegenheid een eventueel verstek te zuiveren en alsnog verweer te voeren, aldus verweerder.

Ad klachtonderdeel c

4.4 Er is volgens verweerder geen sprake van het vertellen van leugens. Gegronde vrees voor verduistering dient te worden gesteld en aannemelijk te worden gemaakt teneinde verlof te krijgen en betekent niet meer dan dat de betreffende objecten niet meer voor verhaal vatbaar zullen zijn. Ook over andere betalingsmogelijkheden stelt verweerder niet te hebben gelogen.

Ad klachtonderdeel d

4.5 Verweerder stelt zijn werkzaamheden voor klager en diens vennootschap in overleg met klager op betalende basis te hebben verricht. Voor de werkzaamheden voor de vennootschap zou geen toevoeging zijn afgegeven, terwijl de financiële situatie van klager tot september 2009 geen enkele aanleiding gaf om de mogelijkheid van een toevoeging te bespreken. In september 2009 stelt verweerder klager op de hoogte te hebben gebracht van de mogelijkheid van het aanvragen van een toevoeging. Die heeft daar niet op gereageerd en daar zeker niet mee ingestemd.

5. BEOORDELING

5.1 Artikel 46g Advocatenwet bepaalt dat de voorzitter van de Raad van Discipline kennelijk niet-ontvankelijke en kennelijk ongegronde klachten, alsmede klachten die naar zijn oordeel van onvoldoende gewicht zijn, binnen dertig dagen nadat zij ter kennis van de raad zijn gebracht, bij met redenen omklede beslissing schriftelijk kan afwijzen.

5.2 Het dossier is door Raad ontvangen op 28 april 2010. De voorzittersbeslissing dateert van 29 mei 2010 en is dus niet binnen de in artikel 46g Advocatenwet bepaalde termijn gegeven. Aangezien de (plv) voorzitter dan ook op 29 mei 2010 onbevoegd was tot het geven van zijn beslissing, dient deze buiten beschouwing te blijven. In de lijn daarvan speelt het verzet daartegen als zodanig geen rol, wel de inhoud van het betreffende schriftuur, waar het de klacht zelve betreft.

5.3. De klacht wordt door de Raad derhalve (alsnog) in volle omvang beoordeeld. Die beoordeling ziet uitsluitend op klachten en klachtonderdelen die als zodanig ook bij de deken al aan de orde zijn geweest. De goede procesorde verzet zich tegen een andere handelwijze. Dat betekent dat buiten beoordeling blijft de stelling van klager dat een advocaat geen andere zekerheid vraagt dan geld. Wel merkt de Raad dienaangaande ten overvloede op dat het vragen van zekerheid door een advocaat niet zonder meer ongeoorloofd is. 

Ook buiten beoordeling blijft het klachtonderdeel over het ter kennis brengen  van het verstekvonnis dat klager en passant onder de aandacht heeft gebracht en dat bij de deken niet aan de orde is geweest. Dat neemt niet weg dat de Raad zich in gemoede afvraagt of het niet aan verweerder was geweest klager op de mogelijkheid van het instellen van verzet te wijzen, juist nu ten tijde van het afkomen van het verstekvonnis nog sprake was van een advocaat-cliënt relatie.

 klachtonderdeel a.

5.4 Er is geen tuchtrechtelijke norm op basis waarvan het advocaten niet toegestaan zou zijn om gegevens die zij uit hoofde van hun werkzaamheden voor een cliënt hebben gekregen, te gebruiken in een incassoprocedure tegen diezelfde cliënt. Dat is niet anders wanneer het om vertrouwelijke (financïele) gegevens gaat. In dit verband merkt de Raad op dat aangenomen moet worden dat de regeling van art.7 lid 5 van de Gedragregels niet geldt voor de advocaat die zijn client tot betaling van zijn declaratie aanspreekt. Wel dient de advocaat bij het treffen van conservatoire maatregelen met het oog op de incasso van nog niet in rechte vastgestelde vorderingen vooraf overleg met de deken te plegen. In dit geval heeft verweerder de deken geraadpleegd alvorens tot beslaglegging over te gaan. Aan genoemd vereiste is dus voldaan.

klachtonderdeel b.

5.5 Verweerder heeft gemotiveerd betwist de stelling van klager dat hij geen rekening heeft gehouden met de verhinderdata van klager bij het uitbrengen van de incassodagvaarding. Uit de stukken volgt dat klager na 16 september 2009 nog ruimschoots de tijd had het tegen hem en zijn vennootschap verleende verstek te zuiveren. Dat klager heeft nagelaten zich terzake juridisch te laten adviseren kan niet leiden tot een tuchtrechtelijk verwijt aan het adres van verweerder.

 klachtonderdeel c.

5.6 Het opnemen van “gegronde vrees voor verduistering” in het verzoekschrift tot het verkrijgen van verlof tot het leggen van conservatoir beslag en het aannemelijk maken daarvan is een wettelijk vereiste. De voorzieningenrechter heeft deze stelling aannemelijk geacht. Indien klager bezwaar had tegen deze beslaglegging – mede vanwege de gestelde schade – lag het op zijn weg verweerder terzake in kort geding te betrekken om tot opheffing van het beslag te komen. Uit de stukken is de door klager gestelde schade als gevolg van het beslag overigens niet gebleken.

 klachtonderdeel d.

5.7 Vooropgesteld wordt dat een advocaat gehouden is om een cliënt op de mogelijkheid van een toevoeging te wijzen, zodra daartoe aanleiding bestaat. Op basis van de stukken kan niet worden vastgesteld dat het voor verweerder voldoende duidelijk is geweest dat klagers financiële situatie zodanig was dat hij klager op die mogelijkheid diende te wijzen, althans eerder dan hij heeft gedaan. Klager heeft overigens niet (positief) gereageerd op de mededeling van verweerder dat klager mogelijk in aanmerking kwam voor gefinancierde rechtsbijstand. Voorts was ook niet duidelijk in welk geval voor klager in privé werd opgetreden en wanneer het een zakelijke kwestie betrof. Vast staat dat op 27 mei 2009 nog twee declaraties door klager zijn voldaan ad € 7.352,95. Voorst volgt uit de e-mailcorrespondentie tussen klager en verweerder van 17 juli 2009 dat klager nog over voldoende vermogen beschikte om de declaraties van verweerder te voldoen. Onder deze omstandigheden kan verweerder terzake geen tuchtrechtelijk verwijt worden gemaakt. Het feit dat klager in een later stadium wel in aanmerking is gekomen voor een toevoeging maakt dit niet anders.

5.8 Gezien het voorgaande acht de Raad de klacht in al haar onderdelen ongegrond.

6. BESLISSING

De Raad van Discipline in het ressort 's-Gravenhage:

 verklaart de klacht ongegrond.

Aldus gewezen door mr. A.F.L. Geerdes, voorzitter, en mrs. W.P. Brussaard, A.J.N. van Stigt, L.Ph.J. baron van Utenhove en E.J. van der Wilk, leden, en mr. M.M.C. van der Sanden, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 22 augustus 2011.

griffier voorzitter