ECLI:NL:TADRSGR:2011:YA1977 Raad van Discipline 's-Gravenhage R. 3570/10.200a

ECLI: ECLI:NL:TADRSGR:2011:YA1977
Datum uitspraak: 27-06-2011
Datum publicatie: 13-09-2011
Zaaknummer(s): R. 3570/10.200a
Onderwerp: Tuchtprocesrecht, subonderwerp: Hoger beroep niet mogelijk
Beslissingen:
Inhoudsindicatie:   Het verzet is gegrond voor zover het betreft in de voorzittersbeslissing een klachtonderdeel niet is meegenomen. Dat klachtonderdeel wordt ongegrond verklaard. Het verzet is voor het overige ongegrond

1. VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1 Bij brieven van 31 maart, 9 en 22 april 2010 hebben klagers een klacht ingediend tegen verweerder. Het door de Advocatenwet voorgeschreven onderzoek is verricht door de Deken van de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden. Het dossier is bij de Raad binnengekomen op 3 december 2010. De Raad heeft op 3 december 2010 een brief van klagers gedateerd 1 december 2010 ontvangen.

1.2 Bij beslissing van 20 december 2010 heeft de plaatsvervangend voorzitter van de Raad de klacht kennelijk ongegrond verklaard. De beslissing is aan partijen verzonden op 20 december 2010.

1.3 Bij brief van 22 december 2010 hebben klagers verzet aangetekend tegen voormelde beslissing.

1.4 De Raad heeft kennisgenomen van de stukken die op grond van het bepaalde in art. 49 lid 2 van de Advocatenwet op het kantoor van de griffier ter inzage van partijen hebben gelegen.

1.5 Het verzet is behandeld ter openbare zitting van de Raad van 18 april 2011, alwaar klager, de heer/mevrouw H., is verschenen. Verweerder is verschenen samen met zijn gemachtigde, mr. den R., kantoorgenoot van verweerders.

2. FEITEN

2.1 Tegen de feiten, vermeld in de bestreden beslissing, is geen bezwaar aangevoerd. De Raad verwijst naar die feiten en neemt die over.

3. DE KLACHT EN HET VERZET

3.1 Blijkens de beslissing van de voorzitter verwijt klager verweerder dat hij:

A. in strijd handelt met de gedragsregels (1, 3,4, 19,23 en 30) door het vonnis van de Rechtbank Dordrecht van 30 september 2009 ten aanzien van de dwangsommen ten uitvoer te leggen;

B. onjuist heeft gehandeld, klagers vermogens-en emotionele schade heeft toegebracht en de integriteit van de advocatuur heeft beschadigd;

C. misbruik heeft gemaakt van zijn bevoegdheid;

D. leugens naar voren heeft gebracht.

3.2 In het verzet is aangevoerd dat tevens is geklaagd over het feit dat verweerder optreedt voor de wederpartij van klagers, terwijl het kantoor van verweerder al een zaak van klagers behandelde. Het stond verweerder dan ook niet vrij om op te treden voor de wederpartij.Op deze klacht heeft de voorzitter geen beslissing genomen.

4. BEOORDELING VAN HET VERZET

4.1 Aangezien de door klagers bij brief van 14 april 2010 geformuleerde klacht over het niet vrij staan van verweerder om op te treden voor de wederpartij van klagers, niet als klachtonderdeel opgenomen is in de voorzittersbeslissing, is het verzet in zoverregegrond.

4.2 Verweerder heeft gemotiveerd betwist dat op zijn kantoor reeds een zaak van klagers in behandeling was, toen hij de zaak van de wederpartij van klagers ging behandelen. De Raad heeft daarom niet kunnen vaststellen dat het verweerder niet vrij stond om voor de wederpartij van klagers op te treden.

4.3 Het klachtonderdeel is derhalve ongegrond.

4.4 Met betrekking tot de overige klachten is in het verzet niet gebleken van relevante feiten of omstandigheden die de plaatsvervangend voorzitter ten tijde van het geven van de bestreden beslissing niet bekend waren.

4.5 De Raad onderschrijft de beoordeling van deze klachtonderdelen door de plaatsvervangend voorzitter en maakt die tot de zijne.

4.6 Hetgeen klagers in het verzet hebben aangevoerd leidt niet tot een ander oordeel. In zoverre is het verzet ongegrond.

4.7 De klacht is ongegrond.

5. BESLISSING

5.1 De Raad van Discipline in het ressort 's-Gravenhage:

 verklaart het verzet van de klacht gegrond voor zover deze betreft de vraag of het verweerder vrij stond om de zaak van de wederpartij van klagers aan te nemen;

 verklaart dat onderdeel vande klacht ongegrond;

 verklaart het verzet voor het overige ongegrond.

Aldus gewezen door mr. M.F. Baaij, voorzitter, mr. M. Aukema, mr. R. de Haan, mr. W.J. Hengeveld, mr. H.E. Meerman, leden, in aanwezigheid van mr. A.H. van Haga, griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 27 juni 2011.

griffier voorzitter

Van deze beslissing kan met inachtneming van art. 56 Advocatenwet binnen dertig dagen na verzending van het afschrift hoger beroep worden ingesteld bij het Hof van Discipline.

De eerste dag van deze termijn van dertig dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van het afschrift. Uiterlijk op de dertigste dag dient Uw appèlmemorie in het bezit te zijn van de griffier van het Hof van Discipline. Het gaat mitsdien niet om tijdige verzending van de appèlmemorie maar om tijdige ontvangst door de griffie van het Hof van Discipli¬ne.

U dient er rekening mee te houden dat verlenging van deze termijn niet tot de mogelijkheden behoort.

Beroep dient te worden ingesteld door middel van een memorie, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien.

De memorie dient in zevenvoud te worden ingediend en vergezeld te zijn van zes kopieën van de beslissing waartegen beroep wordt ingesteld.

De appèlmemorie kan op de volgende wijze worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a. Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is: Postbus 132, 4840 AC Prinsenbeek.

b. Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC Prinsenbeek. Bezorging kan uitsluitend plaatsvinden op de gebruikelijke werkdagen tijdens de gebruikelijke kantooruren tot 15.00 uur.

c. Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is: 076-5484608.

Tegelijkertijd met de indiening per fax dienen de originele stukken per post te worden toegezonden aan de griffie van het Hof in het vereiste aantal.

Voor het inwinnen van informatie: het telefoonnummer van het Hof van Discipline is: 076-5484607.

