ECLI:NL:TADRSGR:2011:YA1974 Raad van Discipline 's-Gravenhage R. 3600/11.02

ECLI: ECLI:NL:TADRSGR:2011:YA1974
Datum uitspraak: 27-06-2011
Datum publicatie: 13-09-2011
Zaaknummer(s): R. 3600/11.02
Onderwerp:
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Vereiste communicatie met de cliënt
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Kwaliteit van de dienstverlening
Beslissingen: Berisping
Inhoudsindicatie: De Raad oordeelt dat verweerder niet de zorgvuldigheid in acht heeft genomen die een behoorlijk advocaat betaamt bij het behartigen van de belangen van en het behandelen van de zaken van klager. Bijzonderheid is dat verweerder geen zicht gehouden heeft op de voortgang en de behandeling van zaken in het kader van het overdragen van de zaak aan een kantoorgenoot.

PROCEDUREVERLOOP

1.1 Bij brief van 30 augustus 2010 heeft klaagster een klacht ingediend tegen verweerder. Het door de Advocatenwet voorgeschreven onderzoek is verricht door de Deken van de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden.

Het dossier is op 29 december 2010bij de Raad binnengekomen.

1.2 De Raad heeft kennisgenomen van de stukken die op grond van het bepaalde in art. 49 lid 2 van de Advocatenwet op het kantoor van de griffier ter inzage van partijen hebben gelegen.

1.3 De zaak is behandeld ter openbare zitting van de Raad van 18 april 2011,waarbijklaagster en verweerderzijn verschenen.

FEITEN

2.1 Klaagster heeft verweerder verzocht haar belangen te behartigen in enkele zaken, waaronder een onrechtmatige daadactie jegens de heer L. en een actie jegens het Openbaar Ministerie ten einde te bewerkstelligen dat klaagster aangifte kan doen tegen de heer L.

2.2 Verweerder heeft het intakegesprek gevoerd met klaagster.  Daarbij is de afspraak gemaakt dat verweerder alle brieven eerst in concept aan klaagster zal toesturen. Verweerder heeft kort na het intakegesprek – zonder voorafgaand overleg met klaagster –zijn kantoorgenoot mr. Z. verzocht om de belangen van klaagster te behartigen.

2.3 In de eerste helft van mei 2010 heeft klaagster een zaak tegen het UWV aangebracht en besproken met mr. Z.

2.4 Op 24 juni 2010 heeft mr. Z in totaal vier brieven verstuurd, naar onder meer het Openbaar Ministerie, het UWV en de heer L.Deze brieven zijn niet voorafgaande aan de verzending  in concept aan klaagster voorgelegd.

2.5 Bij brief van 30 juni 2010 heeft klaagster verweerder op de hoogte gesteld van de gemaakte fouten en haar gebrek aan vertrouwen in mr. Z. Klaagster heeft verweerder verzocht om de brieven na correctie in concept aan haar te sturen, zo mogelijk diezelfde week, zodat de ontstane vertraging beperkt  zou kunnen blijven.

2.6 Klaagster heeft verweerder bij brief van 20 juli 2010 op de hoogte gebracht van haar onbehagen over de behandeling van haar zaak, verweerder een aantal vragen gesteld en hem nogmaals verzocht om correctie van de brieven van 24 juni 2010.

2.7 Bij e-mail van 13 augustus 2010 heeft klaagster verweerder in reactie op zijn e-mail van diezelfde dag meegedeeld dat zij akkoord gaat met het dagvaarden van de heer L. in kort geding.

2.8 Bij brief van 23 augustus 2010 heeft klaagster verweerder een opzet gestuurd van een dagvaarding uit te brengen aan de heer L.

2.9 Verweerder heeft klaagster op 23 september 2010 per e-mail uitgenodigd voor een bespreking op zijn kantoor op 27 september 2010 om 15.00 uur. Klaagster heeft meegedeeld die dag beschikbaar te zijn om 17.00 uur of de dag daarna. Verweerder heeft klaagster nadien niet meer bericht.

2.10 Bij brief van 19 oktober 2010 heeft mr. Z. klaagster een kopie gestuurd van de uitspraak van de rechtbank van 20 oktober 2010 waarbij het beroep ongegrond is verklaard. Het beroep had betrekking op het niet-ontvankelijk verklaren van klaagster door het UWV in haar bezwaar ten gevolge van termijnoverschrijding. De rechtbank heeft in het beroep - mede in verband met het niet onderbouwd zijn van de gestelde gezondheidsklachten - geoordeeld dat UWV terecht geoordeeld heeft tot niet-ontvankelijkheid van het bezwaar.

KLACHT

3. Klaagster verwijt verweerder dat deze haar belangen in de diverse zaken niet goed behartigd heeft, door onder meer:

a. zonder overleg met klaagster zijn kantoorgenoot mr. Z. de behandeling van de zaken te laten overnemen en niet later, na door klaagster geuite bezwaren over de wijze van behandelen van de zaken door mr. Z.,  de zaken weer zelf ter hand genomen te hebben;

b. haar geen concepten van brieven toe te sturen, hoewel dit was afgesproken. Dientengevolge zijn brieven met onjuistheden naar instanties en wederpartijen verstuurd;

c. geen kort gedingprocedure tegen de heer L. te starten, hoewel klaagster hem daartoe opdracht heeft gegeven, althans niet nader op deze zaak terug te komen zoals door hem toegezegd;

d. niet te reageren op herhaalde (schriftelijke) verzoeken van klaagster, waaronder het verzoek tot het corrigeren van de op 24 juni 2010 verstuurde brieven, waarin onjuistheden waren opgenomen.

VERWEER

4. Verweerder heeft tot zijn verweer -zakelijk weergegeven- het volgende aangevoerd:

4.1 Verweerder heeft het intakegesprek met klaagster gevoerd en de behandeling op zich genomen van de zaak tegen het Openbaar Ministerie en de heer L. Later is daar het dossier van het UWV bijgekomen. Op dat moment behandelde mr. Z echter al de zaken van klaagster. Mr. Z. voerde onder verantwoordelijkheid van verweerder de werkzaamheden in de dossiers uit. Verweerder heeft ook herhaalde malen met mr. Z gesproken over de aanpak in de zaak. Verweerder heeft niet de door mr. Z. opgestelde brieven gezien. Verweerder is ervan uitgegaan dat de buitenpatroon van mr. Z. dat zoudoen. Volgens mr. Z. heeft hij de brieven die verstuurd zijn eerst in concept naar klaagster gestuurd. Verweerder heeft dit niet geverifieerd. Hij is ervan uitgegaan dat dit juist is.

4.2 Verweerder is niet bekend met de brief van 24 juni 2010 aan mr. Z. Dit is wel het geval met de brief van 30 juni 2010. Verweerder heeft het kort geding niet gestart omdat klaagster bezwaren had tegen de hoogte van het griffierecht, dat geheven zou worden.

4.3 In voorkomend geval zal verweerder in de toekomst anders handelen. Hij zal zaken zelf behandelen.

BEOORDELING VAN DE KLACHT

5.1 Vaststaat dat verweerder in ieder geval in de zaak van de heer L.met klaagster de afspraak heeft gemaakt,dat te versturen brieven eerst in concept aan klaagster zouden worden gestuurd.  Er is in strijd met deze afspraken gehandeld door brievenzonder voorafgaand akkoord van klaagster, te verzenden. De stelling van klaagster hieromtrent heeft verweerder niet, althans onvoldoende weersproken.

5.2 Vaststaat voorts dat verweerder zonder overleg met klaagster de behandeling van de zaken aan zijn kantoorgenoot mr. Z. heeft overgedragen.

Uit de dossierstukken is voorts gebleken dat verweerder de zaken van klaagster, na deze teruggenomen te hebben niet, althans niet met voortvarendheid, behandeld heeft. Niet is gebleken dat verweerder gereageerd heeft op brieven van klaagster van 30 juni 2010, 20 juli 2010 en 23 augustus 2010.

5.3 Vaststaat voorts dat verweerder naar aanleiding van zijn e-mail van 13 augustus 2010  niet op de kwestie van het kort geding bij klaagster terug is gekomen, ondanks dat klaagster in haar reactie van 13 augustus 2010 akkoord gegeven heeft voor het starten van een kort geding procedure tegen de heer L. Dat klaagster verder heeft laten weten af te zien van het starten van een kort geding in verband met de hoogte van het griffierecht is niet komen vast te staan.

5.4 Verweerder heeft tijdens de zitting meegedeeld dat hij zich verantwoordelijk voelt voor de wijze waarop mr. Z. de zaken van klaagster behandeld heeft. Aangezien er na het intakegesprek met klaagster geen nieuwe afspraken zijn gemaakt, althans daarvan is de Raad niet gebleken, had het op de weg van verweerder gelegen om toe te zien op een zorgvuldige en gedegen behandeling van de zaken van klaagster. Dit geldt temeer nu hij de behandeling van de zaak aan een stagiaire heeft overgelaten.

5.5 De Raad oordeelt dat verweerder niet de zorgvuldigheid in acht heeft genomen die een behoorlijk advocaat betaamt bij het behartigen van de belangen van en het behandelen van de zaken van klaagster.

5.6 De klacht is derhalve gegrond.

MAATREGEL

6.1 Gelet op de wijze waarop verweerder de belangen van klaagster heeft veronachtzaamd, meer in het bijzonder dat verweerder geen zicht heeft gehouden op de voortgang en behandeling van de zaken van klaagster en ook zelf niet de voortvarendheid betracht heeft bij de behandeling van deze zaken, acht de Raad de hierna te vermelden maatregel passend en geboden.

BESLISSING

7. De Raad van Discipline in het ressort 's-Gravenhage:

 verklaart de klacht gegrond;

 legt aan verweerder de maatregel op van berisping.

Aldus gewezen door mr. M.F. Baaij, voorzitter, mr. M. Aukema, mr. R. de Haan, mr. W.J. Hengeveld, mr. H.E. Meerman, leden, in aanwezigheid van mr. A.H. van Haga, griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 27 juni 2011.

griffier voorzitter

Van deze beslissing kan met inachtneming van art. 56 Advocatenwet binnen dertig dagen na verzending van het afschrift hoger beroep worden ingesteld bij het Hof van Discipline.

De eerste dag van deze termijn van dertig dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van het afschrift. Uiter¬lijk op de dertigste dag dient Uw appèlmemorie in het bezit te zijn van de griffier van het Hof van Discipline. Het gaat mitsdien niet om tijdige verzending van de appèlmemorie maar om tijdige ontvangst door de griffie van het Hof van Discipli¬ne.

U dient er rekening mee te houden dat verlenging van deze termijn niet tot de mogelijkheden behoort.

Beroep dient te worden ingesteld door middel van een memorie, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien.

De memorie dient in zevenvoud te worden ingediend en vergezeld te zijn van zes kopieën van de beslissing waartegen beroep wordt ingesteld.

De appèlmemorie kan op de volgende wijze worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a. Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is: Postbus 132, 4840 AC Prinsenbeek.

b. Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC Prinsenbeek. Bezorging kan uitsluitend plaatsvinden op de gebruikelijke werkdagen tijdens de gebruikelijke kantooruren tot 15.00 uur.

c. Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is: 076-5484608.

Tegelijkertijd met de indiening per fax dienen de originele stukken per post te worden toegezonden aan de griffie van het Hof in het vereiste aantal.

Voor het inwinnen van informatie: het telefoonnummer van het Hof van Discipline is: 076-5484607.