ECLI:NL:TADRSGR:2011:YA1822 Raad van Discipline 's-Gravenhage R. 3466/10.96

ECLI: ECLI:NL:TADRSGR:2011:YA1822
Datum uitspraak: 04-07-2011
Datum publicatie: 13-07-2011
Zaaknummer(s): R. 3466/10.96
Onderwerp: Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Kwaliteit van de dienstverlening
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Tijdspanne tussen gevraagde en verstrekte informatie en uiteindelijk advies verweerder niet dermate lang dat vastgesteld kan worden dat verweerder niet voortvarend genoeg te werk is gegaan. Weergave van de klacht door de voorzitter strookt met de klacht zoals ingediend. Voor het overige geen gronden voor het verzet aangevoerd. Verzet ongegrond.

1. VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1 Bij brief van 15 maart 2010 heeft klager een klacht ingediend tegen verweerder. Het door de Advocatenwet voorgeschreven onderzoek is verricht door de Deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam. Het dossier is op 14 juni 2010 ontvangen door de Raad.

1.2 Bij beslissing van 5 juli 2010 heeft de voorzitter van de Raad de klacht als kennelijk ongegrond afgewezen. De beslissing is aan partijen verzonden op 5 juli 2010.

1.3 Bij brief gedateerd 14 juni 2010, ingekomen ter griffie 15 juli 2010, heeft klager verzet aangetekend tegen voormelde beslissing.

1.4 De Raad heeft kennisgenomen van de stukken die op grond van het bepaalde in art. 49 lid 2 van de Advocatenwet, ten kantore van de griffier, ter inzage hebben gelegen.

1.5 Het verzet is behandeld ter openbare zitting van de Raad van 30 mei 2011. Ter zitting is klager verschenen. Namens verweerder is mr. E. verschenen.

2. DE KLACHT EN HET VERZET

2.1 Klager verwijt verweerder dat hij:

a. de zaak niet voortvarend heeft aangepakt, door klager pas na vijf maanden, nadat klager verweerder opdracht had gegeven een second opinion te geven, te adviseren;

b. de afspraak met klager diverse malen heeft afgezegd, moeilijk voor klager bereikbaar was en door de secretaresse toegezegde terugbelverzoeken niet is nagekomen.

De gronden van het verzet

Klager heeft als grond voor zijn verzet aangevoerd dat klachtonderdeel a. door de voorzitter niet juist is geformuleerd en dat klachtonderdeel b. gegrond is aangezien verweerder dat niet heeft weersproken.

3. VERWEER

3.1 Verweerder heeft tot zijn verweer -zakelijk weergegeven- aangevoerd dat hem tuchtrechtelijk niets te verwijten valt en:

a. dat hij zijn werkzaamheden voor klager pas is gestart nadat de toevoeging was afgegeven en de eigen bijdrage was betaald. Eerst daarna heeft hij het dossier bestudeerd, een afspraak met klager gemaakt en hem op 25 februari 2010 schriftelijke geadviseerd. Dit advies is weloverwogen tot stand gekomen;

b. dat de afspraak eind december 2009 zal zijn afgezegd in verband met sneeuwval en de afspraak op 11 januari 2010 vanwege een onvoorziene zitting bij de politierechter. Op 12 januari 2010 heeft verweerder klager gesproken.

4. BEOORDELING VAN HET VERZET

4.1 Ondanks het feit dat de behandeling van de zaak door verweerder niet de schoonheidsprijs verdient, onderschrijft de Raad gelet op de stukken en het verhandelde ter zitting, de beoordeling van de voorzitter van 5 juli 2010. De weergave van klachtonderdeel a. door de voorzitter strookt met de klacht zoals die is ingediend terwijl verweerder tegen klachtonderdeel b. wel degelijk (ook) verweer heeft gevoerd.

4.2 Door klager zijn in het verzet voor het overige geen gronden aangevoerd, anders dan een uitwerking en een herhaling van de eerdere klacht en dit leidt niet tot een ander oordeel dan de voorzitter op 5 juli 2010 heeft gegeven.

5. BESLISSING

De Raad van Discipline in het ressort 's-Gravenhage:

 verklaart het verzet ongegrond.

Aldus gewezen door mr. G.J.W. van Oven, voorzitter, mr. P.J.E.M. Nuiten, mr. P.C.M. van Schijndel, mr. J.A. van Keulen en mr. P.O.M. van Boven-de Groot, leden, en mr. M.M.C. van der Sanden, griffier,en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 4 juli 2011.

griffier voorzitter