ECLI:NL:TADRSGR:2011:YA1807 Raad van Discipline 's-Gravenhage R. 3561/10.191

ECLI: ECLI:NL:TADRSGR:2011:YA1807
Datum uitspraak: 06-06-2011
Datum publicatie: 13-07-2011
Zaaknummer(s): R. 3561/10.191
Onderwerp: Wat een behoorlijk advocaat betaamt, subonderwerp: Bezwaren van de deken
Beslissingen: Voorwaardelijke schorsing
Inhoudsindicatie: Dekenklacht. De advocaat laat rekeningen van derden, die hij voor zijn praktijkvoering inschakelt, onbetaald en reageert niet op informatieverzoeken van de deken. Klacht gegrond. Eerdere soortgelijke veroordelingen. Schorsing voorwaardelijk voor de duur van drie maanden.

PROCEDUREVERLOOP

1.1 Bij brief van 15 november 2010 heeft klager ambtshalve een klacht ingediend tegen verweerder.

1.2 De Raad heeft kennisgenomen van de stukken die op grond van het bepaalde in art. 49 lid 2 van de Advocatenwet ter inzage hebben gelegen.

1.3 De zaak is behandeld ter openbare zitting van de Raad van 4 april 2011, alwaar mr. R.R. Crince le Roy, klager, alsmede verweerder is verschenen.

FEITEN

2.1 Verweerder is sedert 23 april 1986 ingeschreven als advocaat.

2.2 In augustus 2009 heeft advocatenkantoor X de bemiddeling van klager ingeroepen in verband met het feit dat verweerder een groot aantal procureursdeclaraties onvoldaan liet. In verband hiermee heeft klager op 1 september 2009 benaderd met het verzoek te bevestigen dat verweerder de bovenstaande declaraties binnen twee weken nadien zou voldoen.

2.3 Bij brief van 2 oktober 2009 heeft verweerder aan de Deken meegedeeld dat hij doende was ervoor zorg te dragen het door hem schuldig erkende bedrag (€ 1.909,05) op korte termijn aan advocatenkantoor X over te maken.

2.4 Bij brief van 6 november 2009 heeft advocatenkantoor X aan klager meegedeeld dat de openstaande declaraties nog niet waren voldaan

2.5 Bij brief van 14 januari 2010 heeft klager aan verweerder opheldering verzocht over het feit dat klager van advocatenkantoor X had vernomen dat men tot dagvaarding was overgegaan. Klager deelde mee voornemens te zijn ambtshalve tegen verweerder te klagen indien verweerder niet binnen een week nadien opheldering zou geven. Verweerder heeft hieraan geen gevolg gegeven.

2.6 In 2009 heeft deurwaarderskantoor Y de bemiddeling van klager ingeroepen in verband met het feit dat verweerder – opnieuw – een declaratie van het kantoor onvoldaan liet. Klager heeft verweerder hierover bij brief van 26 mei 2009 benaderd. Verweerder reageerde bij brief van 2 oktober 2009, met de mededeling dat de vordering betaald was. Kort daarna ontving klager van hetzelfde deurwaarderskantoor bericht dat verweerder opnieuw een nota onvoldaan liet. Naar aanleiding hiervan heeft klager bij brieven van 19 oktober 2009 en 21 januari 2010 aan verweerder om opheldering gevraagd. Op deze brieven heeft klager geen reactie ontvangen.

2.7 Bij brieven van 21 januari 2010, 19 februari 2010 en 22 maart 2010 heeft de secretaris van de Raad van Toezicht aan verweerder – dringend – verzocht om zorg te dragen voor betaling van de hoofdelijke omslag voor het Ordejaar 2009/2010. Aan deze verzoeken heeft verweerder geen gevolg gegeven.

2.8 Bij brief van 12 juli 2010 heeft de secretaris van de Raad van Toezicht aan verweerder, naar aanleiding van de ontvangst van diens opgave in het kader van de CCV 2009, meegedeeld dat de aangifte ten aanzien van de Boekhoudverordening en ten aanzien van de Beroepsaansprakelijkheidsverzekering niet volledig is. Aan verweerder is verzocht aanvullende stukken te sturen binnen 14 dagen na dagtekening van de brief.

2.9 Bij brief van 28 juli 2010 heeft de secretaris van de Raad van Toezicht verweerder er op gewezen dat de ontbrekende stukken nog niet waren ontvangen, waarbij aan verweerder is verzocht deze uiterlijk 6 augustus 2010 in te dienen. Bij gebreke daarvan is aan verweerder een ambtshalve klacht in het vooruitzicht gesteld. Verweerder heeft hieraan geen gevolg gegeven tot de dag van de mondelinge behandeling van de onderhavige klacht.

KLACHT

3.1 De klacht houdt in

a. dat verweerder niet handelt zoals een behoorlijk advocaat betaamt, door na te laten nota’s te betalen, althans deze niet tijdig te betalen, van advocaten of derden die hij heeft ingeschakeld bij de behandeling van een zaak, waarmee verweerder handelt in strijd met gedragsregels 21 en 32

b. dat verweerder in strijd met gedragsregel 37 handelt nu hij in de genoemde aangelegenheden niet reageert op informatieverzoeken van klager.

VERWEER

4. Verweerder heeft ter zitting verweer gevoerd, op welk verweer de Raad hierna waar nodig zal ingaan.

BEOORDELING VAN DE KLACHT

Klachtonderdeel a

5.1 In het algemeen geldt de regel dat de advocaat gehouden is tot nauwgezetheid en zorgvuldigheid in financiële aangelegenheden.

5.2 Gebleken is dat verweerder in de in de klacht vermelde gevallen rekeningen van derden, die hij had ingeschakeld voor de uitvoering van zijn werkzaamheden als advocaat, geruime tijd onbetaald heeft gelaten. Zelfs de tussenkomst van klager leidde niet steeds tot onverwijlde nakoming van verweerders financiële verplichtingen.

Ter zitting heeft verweerder verklaard dat de derden terecht hebben geklaagd over het niet betaald zijn van rekeningen. Volgens verweerder had hij betalingsmoeilijkheden als gevolg van een schorsing, die 4 jaar geleden heeft gespeeld. De Raad acht dit geen aanvaardbare reden, nu het op de weg van verweerder ligt om slechts verplichtingen aan te gaan die hij naar behoren kan nakomen.

5.3 Gelet op het voorgaande is klachtonderdeel a gegrond.

Klachtonderdeel b

5.4 Bij een tuchtrechtelijk onderzoek of een verzoek om informatie van de Deken dat met een mogelijk tuchtrechtelijk onderzoek verband houdt, is de advocaat tegen wie het onderzoek of aan wie het verzoek gericht is, verplicht alle gevraagde inlichtingen aanstonds te verstrekken. De advocaat die nalaat zulks te doen, handelt niet zoals en behoorlijk advocaat betaamt.

5.5 Verweerder heeft ter zitting bevestigd dat hij niet heeft gereageerd op de verzoeken of brieven van klager. Hij heeft erkend daarin fout te hebben gehandeld.

5.6 Klachtonderdeel b is eveneens gegrond.

5.7 Aan de gegrondheid van de klacht doet niet af dat verweerder, naar hij ter zitting heeft verklaard, sommige op hem rustende verplichtingen kort voor de zitting in de onderhavige zaak dan wel op de dag van de zitting alsnog is nagekomen.

MAATREGEL

6.1 De Raad neemt in aanmerking dat meerdere eerdere veroordelingen terzake van dezelfde overtredingen als welke thans aan de orde zijn, niet hebben geleid tot merkbare verbetering in het gedrag van verweerder.

De Raad acht dan ook een zware maatregel passend en geboden.

BESLISSING

7.1 De Raad van Discipline in het ressort 's-Gravenhage:

 verklaart de klacht in beide onderdelen gegrond;

 legt als maatregel op schorsing in de uitoefening van de praktijk voor de duur van drie maanden, met bepaling dat deze maatregel niet zal worden ten uitvoer gelegd tenzij de Raad van Discipline later anders mocht bepalen op grond dat verweerder zich vóór het einde van een proeftijd van twee jaar aan een in artikel 46 Advocatenwet bedoelde gedraging heeft schuldig gemaakt.

Aldus gewezen door mr. G.J.W. van Oven, voorzitter, mr. J.P.M. Borsboom, mr. L.P.M. Eenens, mr. A.A.J. Maat, mr. J.H.M. Nijhuis, leden, in aanwezigheid van mr. P. Rijpstra, griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 6 juni 2011.

griffier          voorzitter

Van deze beslissing kan met inachtneming van art. 56 Advocatenwet binnen dertig dagen na verzending van het afschrift hoger beroep worden ingesteld bij het Hof van Discipline.

De eerste dag van deze termijn van dertig dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van het afschrift. Uiter¬lijk op de dertigste dag dient Uw appèlmemorie in het bezit te zijn van de griffier van het Hof van Discipline. Het gaat mitsdien niet om tijdige verzending van de appèlmemorie maar om tijdige ontvangst door de griffie van het Hof van Discipli¬ne.

U dient er rekening mee te houden dat verlenging van deze termijn niet tot de mogelijkheden behoort.

Beroep dient te worden ingesteld door middel van een memorie, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien.

De memorie dient in zevenvoud te worden ingediend en vergezeld te zijn van zes kopieën van de beslissing waartegen beroep wordt ingesteld.

De appèlmemorie kan op de volgende wijze worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a. Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is: Postbus 132, 4840 AC Prinsenbeek.

b. Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC Prinsenbeek. Bezorging kan uitsluitend plaatsvinden op de gebruikelijke werkdagen tot 15.00 uur.

c. Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is: 076-5484608.

Tegelijkertijd met de indiening per fax dienen de originele stukken per post te worden toegezonden aan de griffie van het Hof in het vereiste aantal.

Voor het inwinnen van informatie: het telefoonnummer van het Hof van Discipline is: 076-5484607.