ECLI:NL:TADRSGR:2011:YA1793 Raad van Discipline 's-Gravenhage R. 3699/11.101

ECLI: ECLI:NL:TADRSGR:2011:YA1793
Datum uitspraak: 12-05-2011
Datum publicatie: 13-07-2011
Zaaknummer(s): R. 3699/11.101
Onderwerp: Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Beleidsvrijheid
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Een advocaat heeft bij de behandeling van een zaak de leiding en dient vanuit zijn eigen verantwoordelijkheid te bepalen met welke aanpak de belangen van zijn cliënt het beste zijn gediend. Daarbij komt de advocaat een grote mate van vrijheid toe om de belangen van zijn cliënt te behartigen op een wijze die hem passend voorkomt.   Een advocaat is op grond van de gedragsregels verplicht te onderzoeken of een cliënt in aanmerking komt voor gefinancierde rechtsbijstand. Van deze handelwijze kan de advocaat in deze zaak geen tuchtrechtelijk verwijt worden gemaakt, zeker niet nu de advocaat in dat kader nog heeft aangevoerd dat het in haar praktijk vaker is voorgekomen dat cliënten in eerste instantie stelden niet voor een toevoeging in aanmerking te (willen) komen en dat achter bleek dat een toevoeging had kunnen worden afgegeven.

Verloop van de procedure

1 Bij brief van 22 december 2010 heeft klager een klacht ingediend tegen verweerster. Na het door de wet voorgeschreven onderzoek, verricht door de Deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam, is het dossier op 2 mei 2011 bij de Raad van Discipline binnengekomen.

Inhoud van de klacht

2. Klager verwijt verweerster dat zij ernstig tekort is geschoten in de door haar verleende bijstand aan klager en zijn kleindochter. Voorts verwijt klager verweerster dat zij tijd heeft besteed om te onderzoeken of klager in aanmerking kwam voor gefinancierde rechtsbijstand, terwijl duidelijk was dat klager daarvoor niet in aanmerking kwam.

De feiten

3 Uit de stukken blijkt het volgende:

- Klager heeft een kleindochter.

- Tussen klagers kleindochter en haar ouders, de zoon en schoondochter van klager, bestaan problemen.

- De zoon van klager en diens echtgenote zijn belast met het ouderlijk gezag over hun dochter.

- Op advies van de officier van Justitie heeft klager zich tot verweerster gewend voor het instellen van een civiele procedure teneinde de belangen van klagers kleindochter veilig te stellen.

- Op 26 oktober 2010 heeft een gesprek op het kantoor van verweerster plaatsgevonden tussen verweerster en klager en zijn zoon.

- Verweerster heeft over de situatie contact opgenomen met de officier van justitie en een medewerker van Jeugdzorg, die zij verschillende malen heeft gesproken, teneinde de zorgen van klager over te brengen.

- Verweerster heeft klager van de gang van zaken op de hoogte gehouden.

- Bij brief van 13 november 2010 heeft klager verweerster laten weten het niet eens te zijn met haar aanpak van de zaak.

Beoordeling van de klacht

4.1 Vooropgesteld wordt dat een advocaat bij de behandeling van een zaak de leiding heeft en vanuit zijn eigen verantwoordelijkheid dient te bepalen met welke aanpak de belangen van zijn cliënt het beste zijn gediend. Daarbij komt de advocaat een grote mate van vrijheid toe om de belangen van zijn cliënt te behartigen op een wijze die hem passend voorkomt. In het algemeen kan een tuchtrechtelijke maatregel eerst geïndiceerd zijn indien en voor zover de advocaat bij de behandeling van de zaak kennelijk onjuist optreedt en adviseert en de belangen van de cliënt daardoor worden geschaad of kunnen worden geschaad.

4.2 In het onderhavige geval is noch uit de stukken, noch anderszins gebleken dat verweerster kennelijk onjuist is opgetreden en heeft geadviseerd, als gevolg waarvan de belangen van klager zijn geschaad of hadden kunnen worden geschaad. Evenmin is gebleken dat verweerster klager niet naar behoren heeft bijgestaan dan wel niet heeft gedaan wat redelijkerwijs van haar als zorgvuldig handelend advocaat mocht worden verwacht.

4.3 Het klachtonderdeel van klager dat ziet op het onderzoek van verweerster naar de mogelijkheid dat klager in aanmerking komt voor gefinancierde rechtsbijstand (een toevoeging) treft evenmin doel. Een advocaat is op grond van de gedragsregels verplicht te onderzoeken of een cliënt in aanmerking komt voor gefinancierde rechtsbijstand. Van deze handelwijze kan verweerster geen tuchtrechtelijk verwijt worden gemaakt, zeker niet nu verweerster heeft in dat kader nog aangevoerd dat het in haar praktijk vaker is voorgekomen dat cliënten in eerste instantie stelden niet voor een toevoeging in aanmerking te (willen) komen en dat achter bleek dat een toevoeging had kunnen worden afgegeven.

4.4 Gezien het voorgaande moet de klacht als kennelijk ongegrond worden afgewezen.

Beslissende

wijst de klacht als kennelijk ongegrond gedaan door mr. M.F. Baaij, plaatsvervangend voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort ’s-Gravenhage, op 12 mei 2011.

Plv. Voorzitter   

Van deze beslissing kan binnen 14 dagen na verzending van het afschrift verzet worden ingesteld.

De eerste dag van deze termijn van 14 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van het afschrift. Uiterlijk op de veertiende dag dient Uw verzetschrift in het bezit te zijn van de griffier van de Raad van Discipline. Het gaat mitsdien niet om tijdige verzending van het verzetschrift maar om tijdige ontvangst door de griffie van de Raad. U dient er rekening mee te houden dat verlenging van deze termijn niet tot de mogelijkheden behoort.