ECLI:NL:TADRSGR:2011:YA1573 Raad van Discipline 's-Gravenhage R. 3674/11.76

ECLI: ECLI:NL:TADRSGR:2011:YA1573
Datum uitspraak: 12-04-2011
Datum publicatie: 26-04-2011
Zaaknummer(s): R. 3674/11.76
Onderwerp:
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt, subonderwerp: Handelen van een deken, lid R.v.T, R.v.D, Hof
  • Grenzen van het tuchtrecht, subonderwerp: Advocaat in hoedanigheid van deken of tuchtrechter
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: De aard van de functie van deken brengt mee dat bij de tuchtrechtelijke controle, waaraan ook het optreden van een deken is onderworpen, terughoudendheid dient te worden betracht vanwege de beleidsvrijheid die een advocaat in die functie toekomt

Verloop van de procedure

1 Bij brief van 15 november 2010 heeft klager een klacht ingediend tegen verweerder. Bij verwijzingsbeschikking van 18 november 2010 heeft de Voorzitter van de Raad van Discipline de zaak ingevolge artikel 46c lid 4 van de Advocatenwet verwezen naar de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam.

2 Na het door de wet voorgeschreven onderzoek, verricht door de Deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam, is het dossier op 4 april 2011 bij de Raad van Discipline binnengekomen.

Inhoud van de klacht

3 Klager verwijt verweerder dat hij:

a. onjuist zou hebben gehandeld met betrekking tot de aansprakelijkstelling van mr. G. naar aanleiding van de gegronde klachten tegen mr. G.;

b. een nieuwe klacht tegen mr. G., ingediend bij brief van 25 oktober 2010, niet in behandeling heeft genomen.

De feiten

4 Uit de stukken blijkt het volgende:

- Een door klager ingediende klacht tegen mr. G., advocaat te Den Haag, is door het Hof van Discipline bij uitspraak van 10 september 2010 op alle onderdelen gegrond verklaard.

- Klager heeft na deze beslissing verweerder gevraagd te bemiddelen bij de financiële afwikkeling van deze gegronde klacht (aansprakelijkstelling).

Beoordeling van de klacht

Algemeen

5.1 De aard van de functie van deken brengt mee dat bij de tuchtrechtelijke controle, waaraan ook het optreden van een deken is onderworpen, terughoudendheid dient te worden betracht vanwege de beleidsvrijheid die een advocaat in die functie toekomt. De beleidsvrijheid van de deken is in deze zaak in het geding, zodat deze klacht met de nodige terughoudendheid dient te worden beoordeeld.

Ten aanzien van klachtonderdeel a

5.2 Niet is gebleken dat verweerder zich in zijn hoedanigheid van deken tuchtrechtelijke verwijtbaar heeft gehandeld door toezeggingen niet na te komen Dat klager andere verwachtingen had omtrent de bemiddeling bij de aansprakelijkstelling, maakt dit niet anders. Anders dan klager meent was voor verweerder, nadat mr G. de aansprakelijkstelling bij zijn beroepsaansprakelijkheidsverzekeraar had aangemeld, geen actieve rol meer weggelegd. Evenmin is tuchtrechtelijk verwijtbaar dat klager zich bij het schrijven van een brief heeft laten vertegenwoordigen door een medewerkster van zijn stafbureau.

Ten aanzien van klachtonderdeel b

5.3 Verweerder heeft de (nieuwe) klacht tegen mr. G. op 22 november 2010 in behandeling genomen, nadat de Raad van Discipline hem dat had verzocht. Verweerder heeft zijn excuses aan klager aangeboden voor het feit dat klagers mail van 25 oktober 2010 niet als nieuwe klacht tegen mr. G. was herkend. Nu verweerder de (nieuwe) klacht in behandeling heeft genomen is er geen grondslag (meer) voor de klacht. Voor zover klager verweerder verwijt dat hij na de uitspraak van het Hof niet direct een ambtshalve klacht tegen mr. G. heeft ingediend, dient dit klachtonderdeel als kennelijk ongegrond te worden verklaard, nu een dergelijke beslissing valt onder de beleidsvrijheid van de deken.

5.4 Gelet op het voorgaande dienen de klachtonderdelen a en b als kennelijk ongegrond te worden afgewezen.

Beslissende

Wijst de klachtonderdelen a en b als kennelijk ongegrond af.

Aldus gedaan door mr. M.F. Baaij, plaatsvervangend voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort ’s-Gravenhage op 12 april 2011.

Plv. voorzitter   

Van deze beslissing kan binnen 14 dagen na verzending van het afschrift verzet worden ingesteld.

De eerste dag van deze termijn van 14 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van het afschrift. Uiterlijk op de veertiende dag dient Uw verzetschrift in het bezit te zijn van de griffier van de Raad van Discipline. Het gaat mitsdien niet om tijdige verzending van het verzetschrift maar om tijdige ontvangst door de griffie van de Raad. U dient er rekening mee te houden dat verlenging van deze termijn niet tot de mogelijkheden behoort.