ECLI:NL:TADRSGR:2011:YA1566 Raad van Discipline 's-Gravenhage R. 3540/10.170

ECLI: ECLI:NL:TADRSGR:2011:YA1566
Datum uitspraak: 28-03-2011
Datum publicatie: 21-04-2011
Zaaknummer(s): R. 3540/10.170
Onderwerp: Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Jegens wederpartij in acht te nemen zorg
Beslissingen: Waarschuwing
Inhoudsindicatie: Uitgangspunt in de relatie advocaat-wederpartij is steeds dat die advocaat een grote mate van vrijheid toekomt om de belangen van zijn cliënt te behartigen op de wijze die hem passend voorkomt. Deze vrijheid mat niet ten gunste van een (processuele) wederpartij worden beknot, tenzij de belangen van die wederpartij nodeloos en op ontoelaatbare wijze worden geschaad. Die situatie doet zich voor. Op het moment dat verweerder tot executie van een ontruimingsvonnis overging wist althans hoorde hij het weten dat het bedrijfspand in kwestie inmiddels verhuurd was aan een andere contractspartij. Tegen deze nieuwe contractspartij had verweerder een nieuw ontruimingsvonnis moeten vragen en hij had de bewoners/gebruikers van het bedrijfspand daarover moeten inlichten. Klacht gegrond. Enkele waarschuwing.

PROCEDUREVERLOOP

1.1 Bij brieven van 16 mei 2010 hebben klagers een klacht ingediend tegen verweerder. Het door de Advocatenwet voorgeschreven onderzoek is verricht door de Deken van de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden. Het dossier is door de Raad ontvangen op 8 oktober 2010.

1.2 De Raad heeft kennisgenomen van de stukken die op grond van het bepaalde in art. 49 lid 2 van de Advocatenwet ten kantore van de griffier ter inzage hebben gelegen.

1.3 De zaak is behandeld ter openbare zitting van de Raad van 31 januari 2011.

Ter zitting zijn klagers en verweerder verschenen.

FEITEN

2.1 Verweerder heeft zijn cliënte bijgestaan in – ondermeer – een ontruimingsprocedure tegen een gefailleerde vennootschap, B. B.V., die van haar bedrijfsruimte huurde. De ontruiming is door de Voorzieningrechter te Rotterdam toegestaan bij vonnis van 7 augustus 2008 en op 20 althans 21 november 2008 ten uitvoer gelegd. 

2.2 De betreffende bedrijfsruimte is door de cliënte van verweerder met ingang van 1 oktober 2008 verhuurd aan de stichting P.

2.3 Op het moment van de ontruiming werd het gehuurde gebruikt door klagers. Naar klagers stellen op basis van een overeenkomst van (onder)huur d.d. 11 september 2008.

KLACHT

3. Klagers stellen dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld door als raadsman van zijn cliënte op 20 dan wel 21 november 2008 een bedrijfsruimte te doen ontruimen op basis van een ten behoeve van zijn cliënte tegen de curator van B. B.V. gewezen verstekvonnis, terwijl hij wist dat op het tijdstip van de ontruiming het desbetreffende bedrijfspand werd verhuurd aan de stichting P.  

VERWEER

4. Verweerder heeft tot zijn verweer -zakelijk weergegeven- aangevoerd dat hij in de door klagers omschreven aangelegenheid niet hun advocaat was en dat klagers ook niet zijn wederpartij waren.

BEOORDELING VAN DE KLACHT

5. De klacht betreft in de kern het optreden van verweerder jegens klagers. Uitgangspunt in de relatie advocaat – wederpartij is steeds dat die advocaat een grote mate van vrijheid toekomt om de belangen van zijn cliënt te behartigen op de wijze die hem passend voorkomt. Deze vrijheid mag niet ten gunste van een (processuele) wederpartij worden beknot, tenzij de belangen van die wederpartij nodeloos en op ontoelaatbare wijze worden geschaad. De advocaat dient zich uiteraard te allen tijde te gedragen zoals een behoorlijk advocaat betaamt en hij mag bij het optreden namens zijn cliënt niet over de schreef gaan.

5.1 Verweerder stelt dat hij in de aangelegenheid waar de klacht op ziet niet de wederpartij van klagers was. Dat is strikt genomen juist. Op het moment dat de ontruimingsvordering werd ingesteld en vonnis werd gewezen, was de wederpartij de curator van de gefailleerde vennootschap. Op het moment echter dat verweerder tot executie van het ontruimingsvonnis overging, wist hij althans behoorde hij te weten dat zijn cliënte voor wat betreft de huur van het desbetreffende bedrijfspand inmiddels een andere contractspartij had gevonden. Dat deze contractspartij dezelfde bestuurder althans contactpersoon had doet daar niet aan af. Verweerder had tegen deze nieuwe contractspartij om een nieuw ontruimingsvonnis moeten verzoeken en de bewoners/gebruikers van het bedrijfspand daarover moeten inlichten. Ongeacht of zij van de bedrijfsruimte gebruik maakten op basis van een geldige titel (onderhuur). Dat heeft hij nagelaten, waarmee vast staat dat hij jegens klagers niet de vereiste zorgvuldigheid in acht heeft genomen. Hem valt daarvan tuchtrechtelijk een verwijt te maken. De klacht is derhalve gegrond.

MAATREGEL

6. Alles overziend acht de Raad de hierna te melden maatregel passend en geboden.

BESLISSING

7. De Raad van Discipline in het ressort 's-Gravenhage:

- verklaart de klacht gegrond;

- legt aan verweerder de maatregel van een enkele waarschuwing op.

Aldus gewezen door mr. G.J.W. van Oven, voorzitter, mr. P.O.M. van Boven-de Groot, mr. P.J.E.M. Nuiten, mr. P.C.M. van Schijndel en mr. G.J. Schipper, leden, en mr. M.M.C. van der Sanden, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 28 maart 2011.

griffier          voorzitter

Van deze beslissing kan met inachtneming van art. 56 Advocatenwet binnen dertig dagen na verzending van het afschrift hoger beroep worden ingesteld bij het Hof van Discipline.

De eerste dag van deze termijn van dertig dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van het afschrift. Uiter¬lijk op de dertigste dag dient Uw appèlmemorie in het bezit te zijn van de griffier van het Hof van Discipline. Het gaat mitsdien niet om tijdige verzending van de appèlmemorie maar om tijdige ontvangst door de griffie van het Hof van Discipli¬ne.

U dient er rekening mee te houden dat verlenging van deze termijn niet tot de mogelijkheden behoort.

Beroep dient te worden ingesteld door middel van een memorie, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien.

De memorie dient in zevenvoud te worden ingediend en vergezeld te zijn van zes kopieën van de beslissing waartegen beroep wordt ingesteld.

De appèlmemorie kan op de volgende wijze worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a. Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is: Postbus 132, 4840 AC Prinsenbeek.

b. Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC Prinsenbeek. Bezorging kan uitsluitend plaatsvinden op de gebruikelijke werkdagen tijdens de gebruikelijke kantooruren.

c. Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is: 076-5484608.

Tegelijkertijd met de indiening per fax dienen de originele stukken per post te worden toegezonden aan de griffie van het Hof in het vereiste aantal.

Voor het inwinnen van informatie: het telefoonnummer van het Hof van Discipline is: 076-5484607.