ECLI:NL:TADRSGR:2011:YA1564 Raad van Discipline 's-Gravenhage R. 3447/10.77

ECLI: ECLI:NL:TADRSGR:2011:YA1564
Datum uitspraak: 28-03-2011
Datum publicatie: 21-04-2011
Zaaknummer(s): R. 3447/10.77
Onderwerp:
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Financiën
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Financiën
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Klacht ongegrond. Klager heeft door verweerder betwiste feitelijke stellingen niet aannemelijk gemaakt. Nu voorts niet de hoogte van de declaratie ter discussie staat, maar de wijze waarop de zaak door verweerder is behandeld, bestond er geen aanleiding voor een begrotingsprocedure. Verweerder had klager wel op die mogelijkheid moeten wijzen maar onder de gegeven omstandigheden is het nalaten daarvan niet tuchtrechtelijk verwijtbaar.

PROCEDUREVERLOOP

1.1 Bij brief van 8 maart 2010 heeft klager namens zijn moeder klachten ingediend tegen verweerders. Het door de Advocatenwet voorgeschreven onderzoek is verricht door de Deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam. Het dossier is door de Raad ontvangen op 7 mei 2010.

1.2 De Raad heeft kennisgenomen van de stukken die op grond van het bepaalde in art. 49 lid 2 van de Advocatenwet ten kantore van de griffier ter inzage hebben gelegen.

1.3 De zaak is behandeld ter openbare zitting van de Raad van 31 januari 2011.

Ter zitting zijn klager en verweerders verschenen. 

FEITEN

2.1 Verweerder sub 1 heeft begin 2007 de moeder van klager bijgestaan in een procedure tegen de Rabobank terzake van een tweede hypotheekrecht op haar woning in Vinkenveen.

2.2 In of omstreeks december 2008 is in deze zaak een regeling getroffen.

2.3 Voor zijn werkzaamheden heeft verweerder sub 1 gedeclareerd. Toen betaling uitbleef heeft verweerder sub 1 een betalingsherinnering aan de moeder van klager gezonden.

2.5 Op 29 september 2009 heeft op het kantoor van de deken een bemiddelingsgesprek plaatsgevonden. Dit heeft niet tot een regeling geleid.

KLACHT

3. Klager verwijt verweerders dat zij:

a. moedwillig letsel aan zijn moeder hebben toegebracht door zich niet te houden aan de afspraak dat alle contacten en communicatie met betrekking tot haar zaak via klager zouden verlopen;

b. na betwisting van de declaraties in de zaak van zijn moeder ten onrechte geen begrotingsprocedure is begonnen en terwijl daarover een klachtprocedure loopt, tot incasso is overgegaan.

VERWEER

4. Verweerders hebben tot hun verweer -zakelijk weergegeven- het volgende aangevoerd.

Klachtonderdeel a

4.1 Vanaf het begin is duidelijk gemaakt aan klager dat zijn moeder en niet hij de cliënte was in de zaak. Daar waar nodig is er dan ook steeds met zijn moeder contact geweest. Niet valt in te zien hoe het toezenden van een declaratie en betalingsherinnering aan haar moedwillig toebrengen van letsel opleveren.

Klachtonderdeel b

4.3  Op de op 25 mei 2009 aan de moeder van klager toegezonden declaratie is niet gereageerd. Vervolgens is een aantal betalingsherinneringen gezonden. Betaling is tot op heden niet gevolgd. Dit omdat de dienstverlening door verweerder volgens klager onder de maat zou zijn geweest. Onder deze omstandigheden is een begrotingsprocedure niet aan de orde. Tot incasso is niet overgegaan. De uitkomst van onderhavige klachtprocedure wordt eerst afgewacht. 

BEOORDELING VAN DE KLACHT

5. De Raad overweegt ten aanzien van de verschillende klachtonderdelen als volgt.

Klachtonderdeel a

5.1 Wat dit klachtonderdeel betreft staan de lezingen van klager en verweerders haaks op elkaar. Op basis van de overgelegde stukken en het verhandelde ter terechtzitting is de juistheid van de door klager aan deze onderdelen ten grondslag gelegde feiten niet vast komen te staan. Dit klachtonderdeel is derhalve ongegrond.

 Klachtonderdeel b

5.2 Ook dit klachtonderdeel is ongegrond. De reden voor het onbetaald laten van de declaratie is niet die waar gedragsregel 27 op ziet. Niet de hoogte van de declaratie staat immers ter discussie, maar de wijze waarop de zaak is behandeld. Dat neemt niet weg dat het wel op de weg van verweerders had gelegen om klager en/of zijn moeder te wijzen op het bestaan van de regeling als zodanig. Dat dit is nagelaten, is onder de gegeven omstandigheden evenwel niet tuchtrechtelijk verwijtbaar. Anders dan klager stelt is juist niet tot incasso van de declaratie overgegaan. Ook in zoverre valt verweerders in tuchtrechtelijke zin dus niets te verwijten.

BESLISSING

6. De Raad van Discipline in het ressort 's-Gravenhage:

- Verklaart de klacht in beide onderdelen ongegrond.

Aldus gewezen door mr. G.J.W. van Oven, voorzitter, mr. P.O.M. van Boven-de Groot, mr. P.J.E.M. Nuiten, mr. P.C.M. van Schijndel en mr. E.J. van der Wilk, leden, en mr. M.M.C. van der Sanden, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 28 maart 2011.

griffier          voorzitter

Van deze beslissing kan met inachtneming van art. 56 Advocatenwet binnen dertig dagen na verzending van het afschrift hoger beroep worden ingesteld bij het Hof van Discipline.

De eerste dag van deze termijn van dertig dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van het afschrift. Uiter¬lijk op de dertigste dag dient Uw appèlmemorie in het bezit te zijn van de griffier van het Hof van Discipline. Het gaat mitsdien niet om tijdige verzending van de appèlmemorie maar om tijdige ontvangst door de griffie van het Hof van Discipli¬ne.

U dient er rekening mee te houden dat verlenging van deze termijn niet tot de mogelijkheden behoort.

Beroep dient te worden ingesteld door middel van een memorie, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien.

De memorie dient in zevenvoud te worden ingediend en vergezeld te zijn van zes kopieën van de beslissing waartegen beroep wordt ingesteld.

De appèlmemorie kan op de volgende wijze worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a. Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is: Postbus 132, 4840 AC Prinsenbeek.

b. Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC Prinsenbeek. Bezorging kan uitsluitend plaatsvinden op de gebruikelijke werkdagen tijdens de gebruikelijke kantooruren.

c. Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is: 076-5484608.

Tegelijkertijd met de indiening per fax dienen de originele stukken per post te worden toegezonden aan de griffie van het Hof in het vereiste aantal.

Voor het inwinnen van informatie: het telefoonnummer van het Hof van Discipline is: 076-5484607.