ECLI:NL:TADRSGR:2011:YA1562 Raad van Discipline 's-Gravenhage R. 3545/10.175

ECLI: ECLI:NL:TADRSGR:2011:YA1562
Datum uitspraak: 28-03-2011
Datum publicatie: 21-04-2011
Zaaknummer(s): R. 3545/10.175
Onderwerp: Wat een behoorlijk advocaat betaamt t.o. de wederpartij, subonderwerp: Jegens wederpartij in acht te nemen zorg
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Verzet ongegrond. Onderwerp van verzet is enkel de klacht waarop de voorzittersbeslissing waartegen verzet is ingesteld, ziet (en waarop het dekenonderzoek zag). Geen gronden aangevoerd anders dan een uitwerking en een herhaling van de eerdere klacht.

1. VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1 Bij brieven van 3 en 18 juni 2010 en e-mailbericht van 4 juni 2010 heeft klager een klacht ingediend tegen verweerder. Het door de Advocatenwet voorgeschreven onderzoek is verricht door de deken van de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden. Het dossier is op 20 oktober 2010 ontvangen door de Raad.

1.2 Bij beslissing van 2 november 2010 heeft de voorzitter van de Raad de klacht kennelijk ongegrond verklaard. De beslissing is aan partijen verzonden op 3 november 2010.

1.3 Bij brief van 12 november 2010 heeft klager verzet aangetekend tegen voormelde beslissing.

1.4 De Raad heeft kennisgenomen van de stukken die op grond van het bepaalde in art. 49 lid 2 van de Advocatenwet, ten kantore van de griffier, ter inzage hebben gelegen.

1.5 Het verzet is behandeld ter openbare zitting van de Raad van 31 januari 2011. Ter zitting zijn klager en verweerder verschenen.

2. DE KLACHT EN HET VERZET

Klager verwijt verweerder dat hij zich ten behoeve van zijn cliënt schuldig maakt aan misbruik van procesrecht, bedrog, intimidatie, misleiding en afpersing. Meer in het bijzonder verwijt klager verweerder dat hij zich in en buiten rechte namens zijn cliënt op het standpunt stelt dat tussen klager en zijn cliënt een koopovereenkomst tot stand is gekomen betreffende een aan klager in eigendom toebehorende onroerende zaak, terwijl verweerder weet dat dit niet het geval is.

De gronden van het verzet

Klager heeft voor zijn verzet als grond aangevoerd dat de voorzitter in zijn beslissing ten onrechte heeft geoordeeld dat verweerder de verordeningen van de Nederlandse Orde heeft nageleefd en heeft gehandeld dan wel nagelaten zoals een behoorlijk advocaat betaamt.

3. VERWEER

Verweerder betwist de juistheid van de door klager ingenomen stellingen en geeft zijn visie op het geschil tussen klager en zijn cliënt betreffende de koop/verkoop van onroerend goed te ‘s-Gravenhage. Hij betwist gemotiveerd dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan misleiding of afpersing en betwist eveneens zich schuldig te hebben gemaakt aan misbruik van procesrecht.

4. BEOORDELING VAN HET VERZET

4.1 De Raad stelt voorop dat de aanvullende klachtonderdelen, zoals opgenomen in de brief van klager van 4 januari 2011, buiten beschouwing zullen blijven. Het onderzoek van de deken heeft zich daarover immers niet uitgestrekt en (bijgevolg) heeft de voorzitter heeft daarmee in zijn beslissing evenmin rekening gehouden.

4.2 Ten aanzien van het verzet overweegt de Raad als volgt. Gelet op de stukken

en het verhandelde ter zitting onderschrijft de Raad de beoordeling van de voorzitter van 2 november 2010. De door klager in het verzet aangevoerde gronden zijn een uitwerking en een herhaling van zijn eerdere klacht en leiden niet tot een ander oordeel dan de voorzitter op 2 november 2010 heeft gegeven. Uit de voorhanden zijnde stukken blijkt niet dat verweerder wetenschap had (of had kunnen of moeten hebben) dat de kwestie rondom de koop/verkoop van het onroerend goed niet zuiver was.

4.3 Het verzet is derhalve ongegrond.

5. BESLISSING

De Raad van Discipline in het ressort 's-Gravenhage:

 verklaart het verzet ongegrond.

Aldus gewezen door mr. G.J.W. van Oven, voorzitter, mr. P.O.M. van Boven-de Groot, mr. P.J.E.M. Nuiten, mr. P.C.M. van Schijndel en mr. E.J. van der Wilk, leden, en mr. M.M.C. van der Sanden, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 28 maart 2011.

griffier voorzitter