ECLI:NL:TADRSGR:2011:YA1559 Raad van Discipline 's-Gravenhage R. 3407/10.37

ECLI: ECLI:NL:TADRSGR:2011:YA1559
Datum uitspraak: 07-02-2011
Datum publicatie: 21-04-2011
Zaaknummer(s): R. 3407/10.37
Onderwerp: Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Kwaliteit van de dienstverlening
Beslissingen:
Inhoudsindicatie:   Bij de behandeling van een zaak heeft de advocaat de leiding en dient hij vanuit zijn eigen verantwoordelijkheid te bepalen met welke aanpak de belangen van zijn cliënt het beste zijn gediend. In het algemeen kan een tuchtrechtelijke maatregel pas geïndiceerd zijn, indien en voorzover de advocaat bij de behandeling van de zaak kennelijk onjuist optreedt en adviseert en de belangen van de cliënt daardoor worden of kunnen worden geschaad. Daarvan is niet gebleken. Klacht ongegrond.

PROCEDUREVERLOOP

1.1 Bij brief van 15 september 2009 heeft klaagster een klacht ingediend tegen verweerder. Het door de Advocatenwet voorgeschreven onderzoek is verricht door de Deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam.

Het dossier is door de Raad ontvangen op 4 maart 2010.

1.2 De Raad heeft kennisgenomen van de stukken die op grond van het bepaalde in art. 49 lid 2 van de Advocatenwet ten kantore van de griffier ter inzage hebben gelegen.

1.3 De zaak is behandeld ter openbare zitting van de Raad van 20 december 2010. Ter zitting zijn klaagster en verweerder, vergezeld van een kantoorgenoot, verschenen.

FEITEN

2.1 Verweerder is in een echtscheidingsprocedure als advocaat opgetreden voor klaagster. Dit (aanvankelijk) op basis van een toevoeging. Deze toevoeging is door de Raad voor Rechtsbijstand ingetrokken waarna verweerder aanspraak heeft gemaakt op betaling van zijn declaraties door klaagster. Het bedrag daarvan heeft hij gematigd  Klaagster heeft tegen de intrekking van de toevoeging geen bezwaar aangetekend.

KLACHT

3. Klaagster verwijt verweerder dat hij:

a. zonder haar instemming zijn declaraties heeft verrekend met aan haar toekomende gelden op zijn derdenrekening;

b. achter haar rug om afspraken heeft gemaakt met de advocaat van de wederpartij;

c. de procedure onnodig heeft gerekt en

d. haar belangen niet goed heeft behartigd.

VERWEER

4. Verweerder heeft inhoudelijk verweer gevoerd. Hij stelt dat over de verrekening wel degelijk afspraken zijn gemaakt met klaagster maar – zo bleek ter zitting - tot verrekening is het niet gekomen. Hij ontkent achter de rug van klaagster om afspraken met de advocaat van de wederpartij te hebben gemaakt. Evenmin heeft hij de procedure onnodig gerekt. Hij stelt klaagster steeds naar behoren te hebben bijgestaan, ondanks dat zij al sinds 2007 geen enkele declaratie had voldaan (ook niet die voor eigen bijdragen en griffiegelden).

BEOORDELING VAN DE KLACHT

Ten aanzien van klachtonderdeel a.

5.1 De Raad stelt voorop dat verrekening van door een cliënt aan een advocaat verschuldigde bedragen met ten behoeve van diezelfde cliënt op de derdenrekening van het kantoor van de advocaat ontvangen gelden, slechts met de uitdrukkelijke instemming van de cliënt mag plaatsvinden. 

5.2 De verrekeningsafspraak die verweerder met klaagster stelt te hebben gemaakt wordt door haar betwist. Of de afspraak wel of niet is gemaakt kan voor de beoordeling van dit klachtonderdeel evenwel in het midden blijven, aangezien ter zitting vast is komen te staan dat er geen verrekening daadwerkelijk heeft plaatsgevonden. Er is zelfs nog geen definitieve declaratie aan klaagster verzonden. Het stuk dat zich in het dossier bevindt, is slechts de concept declaratie. Het ontbreken van een specificatie daarbij kan niet tot gegrondverklaring van de klacht leiden. Bovendien heeft verweerder onweersproken gesteld dat er op de derdenrekening geen bedragen voor klaagster zijn binnengekomen zodat er ook niets te verrekenen viel.

5.3 Gezien het voorgaande mist dit klachtonderdeel feitelijke grondslag.

Ten aanzien van de klachtonderdelen b. tot en met d.

5.4 Deze klachtonderdelen betreffen het optreden van verweerder. Vooropgesteld wordt dat een advocaat bij de behandeling van een zaak de leiding heeft en vanuit zijn eigen verantwoordelijkheid dient te bepalen met welke aanpak de belangen van zijn cliënt het beste zijn gediend. Daarbij komt de advocaat een grote mate van vrijheid toe om de belangen van zijn cliënt te behartigen op een wijze die hem passend voorkomt. In het algemeen kan een tuchtrechtelijke maatregel pas geïndiceerd zijn, indien en voor zover de advocaat bij de behandeling van de zaak kennelijk onjuist optreedt en adviseert en de belangen van de cliënt daardoor worden geschaad of kunnen worden geschaad.

5.4 Daarvan is de Raad niet gebleken. Uit de voorhanden zijnde stukken blijkt dat verweerder klaagster correct heeft bijgestaan en haar belangen in alle procedures naar behoren heeft behartigd. Van achter haar rug om met de advocaat van de wederpartij gemaakte afspraken is niet gebleken. Van onnodig rekken van de procedure evenmin. Ook ten aanzien van de financiële afwikkeling heeft hij correct gehandeld. Hij heeft klaagster vooraf geïnformeerd over de financiële consequenties van een eventuele intrekking van de toevoeging en haar ook steeds op de hoogte gehouden van de door haar nog te betalen bedragen. Zijn concept declaratie heeft hij aanzienlijk gematigd.

5.5 Klaagster betwist in onderhavige procedure de hoogte van de declaratie van verweerder. De Raad wijst er op dat hij niet bevoegd is daarover te oordelen. Verweerder dient daartoe een begrotingsprocedure te starten.

5.6 Gezien het voorgaande acht de Raad de klacht in al haar onderdelen ongegrond.

BESLISSING

6. De Raad van Discipline in het ressort 's-Gravenhage:

 -verklaart de klacht in al haar onderdelen ongegrond.

Aldus gewezen door mr. P.H. Veling, voorzitter, mr. P.J.E.M. Nuiten, mr. P.C.M. van Schijndel, mr. G.J. Schipper en mr. J.C. van den Dries, leden, en mr. M.M.C. van der Sanden, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 7 februari 2011.

griffier          voorzitter

Van deze beslissing kan met inachtneming van art. 56 Advocatenwet binnen dertig dagen na verzending van het afschrift hoger beroep worden ingesteld bij het Hof van Discipline.

De eerste dag van deze termijn van dertig dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van het afschrift. Uiter¬lijk op de dertigste dag dient Uw appèlmemorie in het bezit te zijn van de griffier van het Hof van Discipline. Het gaat mitsdien niet om tijdige verzending van de appèlmemorie maar om tijdige ontvangst door de griffie van het Hof van Discipli¬ne.

U dient er rekening mee te houden dat verlenging van deze termijn niet tot de mogelijkheden behoort.

Beroep dient te worden ingesteld door middel van een memorie, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien.

De memorie dient in zevenvoud te worden ingediend en vergezeld te zijn van zes kopieën van de beslissing waartegen beroep wordt ingesteld.

De appèlmemorie kan op de volgende wijze worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a. Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is: Postbus 132, 4840 AC Prinsenbeek.

b. Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC Prinsenbeek. Bezorging kan uitsluitend plaatsvinden op de gebruikelijke werkdagen tijdens de gebruikelijke kantooruren.

c. Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is: 076-5484608.

Tegelijkertijd met de indiening per fax dienen de originele stukken per post te worden toegezonden aan de griffie van het Hof in het vereiste aantal.

Voor het inwinnen van informatie: het telefoonnummer van het Hof van Discipline is: 076-5484607.