ECLI:NL:TADRSGR:2011:YA1558 Raad van Discipline 's-Gravenhage R. 3499/10.129

ECLI: ECLI:NL:TADRSGR:2011:YA1558
Datum uitspraak: 07-02-2011
Datum publicatie: 21-04-2011
Zaaknummer(s): R. 3499/10.129
Onderwerp:
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Kwaliteit van de dienstverlening
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Vereiste communicatie met de cliënt
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Kwaliteit van de dienstverlening
Beslissingen: Berisping
Inhoudsindicatie: Een advocaat dient steeds zijn cliënt te informeren over belangrijke zaken. Waar nodig ter voorkoming van geschil of misverstand, dienen informatie en afspraken schriftelijk te worden bevestigd. Dat nalaten is onzorgvuldig en de gevolgen daarvan komen voor risico van de advocaat. Berisping.

PROCEDUREVERLOOP

1.1 Bij e-mail van 9 maart 2010 heeft klaagster een klacht ingediend tegen verweerder. Het door de Advocatenwet voorgeschreven onderzoek is verricht door de Deken van de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden. Het dossier is door de Raad ontvangen op 17 augustus 2010.

1.2 De Raad heeft kennisgenomen van de stukken die op grond van het bepaalde in art. 49 lid 2 van de Advocatenwet ten kantore van de griffier ter inzage hebben gelegen.

1.3 De zaak is behandeld ter openbare zitting van de Raad van 20 december 2010. Ter zitting zijn klaagster, vergezeld van haar raadsvrouwe mr. A. de Greef, en verweerder verschenen.

FEITEN

2.1 Verweerder heeft klaagster begin 2010 als advocaat bijgestaan naar aanleiding van een tussen haar en haar werkgever gerezen arbeidsgeschil. Er zijn door hem met de (advocaat van de) wederpartij onderhandelingen gevoerd, die in zijn visie niet tot overeenstemming hebben geleid. In de visie van de werkgever was dat wel het geval

KLACHT

3. Klaagster verwijt verweerder dat hij:

a. haar onjuist heeft geadviseerd betreffende haar juridische positie;

 b. de wederpartij diverse malen heeft aangeschreven zonder voorafgaand overleg met en goedkeuring van haar;

 c. in zijn correspondentie aan de wederpartij diverse malen feitelijke onjuistheden heeft gesteld en ten onrechte heeft bericht dat zij, indien aan bepaalde voorwaarden zou zijn voldaan, een vaststellingsovereenkomst zou tekenen;

d. tegen haar uitdrukkelijke wens onderhandelingen met de advocaat van de wederpartij heeft voortgezet en

 e. niet heeft gereageerd op e-mailberichten van 9, 17 en 26 februari 2010.

VERWEER

4. Verweerder heeft inhoudelijk verweer gevoerd. Hij stelt klaagster te hebben geadviseerd niet akkoord te gaan met het voorstel van haar werkgever ten aanzien van de beëindiging van haar arbeidsovereenkomst. Hij stelt in haar opdracht een protestbrief aan de werkgever te hebben gestuurd strekkende tot doorbetaling van loon en tewerkstelling. Vervolgens is er regelmatig met klaagster en de wederpartij contact geweest. De onderhandelingen zijn telefonisch op 5 februari 2010 gestart. Omdat klaagster inmiddels ook bezig was met een andere baan, was enige spoed vereist. Aan de wederpartij is op 8 februari 2010 een voorstel gedaan. Daarna, op 9 februari 2010, kwam de bonuskwestie aan de orde. Dat is vervolgens door verweerder nog dezelfde dag aan de orde gesteld bij de wederpartij. Ook na 17 februari 2010 is er volgens hem nog overleg geweest. Op 23 februari 2010 stelt verweerder klaagster nog telefonisch te hebben geadviseerd. Volgens hem hoefde klaagster de door de werkgever opgestelde vaststellingsovereenkomst niet te tekenen omdat er zijns inziens geen finale overeenstemming was bereikt.

BEOORDELING VAN DE KLACHT  

Klachtonderdeel a.

5.1 Vooropgesteld wordt dat een advocaat bij de behandeling van een zaak de leiding heeft en vanuit zijn eigen verantwoordelijkheid dient te bepalen met welke aanpak de belangen van zijn cliënt het beste zijn gediend. Daarbij komt de advocaat een grote mate van vrijheid toe om de belangen van zijn cliënt te behartigen op een wijze die hem passend voorkomt. In het algemeen kan een tuchtrechtelijke maatregel pas geïndiceerd zijn, indien en voorzover de advocaat bij de behandeling van de zaak kennelijk onjuist optreedt en adviseert en de belangen van de cliënt daardoor worden geschaad of kunnen worden geschaad. Daarbij is tevens van belang dat in het kader van een tuchtrechtprocedure geen inhoudelijke beoordeling plaatsvindt van de door de advocaat verrichte werkzaamheden, tenzij uit het dossier aanstonds blijkt dat de advocaat tekort is geschoten.

5.2 Op basis van de tegenstrijdige verklaringen die klaagster en verweerder over de feitelijke gang van zaken afleggen en in het dossier geen schriftelijke vastlegging van zijn advies door verweerder heeft plaatsgevonden, kan de Raad niet vaststellen of verweerder klaagster onjuist heeft geadviseerd over haar juridische positie waardoor de belangen van klaagster zijn geschaad of hadden kunnen worden geschaad.

5.3   Niettemin acht de Raad dit klachtonderdeel gegrond. De advocaat dient zijn cliënt namelijk steeds op de hoogte te brengen van belangrijke informatie, feiten en afspraken en waar nodig ter voorkoming van misverstand, onzekerheid of geschil, dient hij belangrijke informatie en afspraken schriftelijk aan de cliënt te bevestigen. Het had op de weg van verweerder gelegen de inhoud van zijn advies schriftelijk aan klaagster te bevestigen. Nu hij niet heeft gesteld dat hij dat heeft gedaan en uit de stukken in het dossier noch anderszins blijkt dat er schriftelijke bevestiging en/of vastlegging heeft plaatsgevonden, komt het feit dat de Raad niet kan vaststellen of hij klaagster wel of niet on juist heeft geadviseerd, voor zijn rekening en risico.

klachtonderdelen b. tot en met d.

5.4 Voor deze klachtonderdelen geldt hetzelfde als voor klachtonderdeel a, zulk  op grond van dezelfde motivering. Ook ten aanzien van de onderwerpen waarop deze klachtonderdelen zien is gesteld noch gebleken dat zijdens verweerder schriftelijke bevestigingen hebben plaatsgevonden.

Klachtonderdeel e.

5.5.  Met betrekking tot klachtonderdeel e overweegt de Raad als volgt. Op zichzelf is juist dat verweerder niet schriftelijk op de brieven (e-mails) van 9 en 17 februari 2010 van klaagster heeft gereageerd, Maar uit de toelichting op haar klacht blijkt tevens dat zij hem daarna nog wel heeft gesproken en de Raad gaat er van uit dat haar e-mails toen aan de orde zijn geweest. De e-mail van 26 februari 2010 is weliswaar ook niet schriftelijk beantwoord, maar toen had klaagster de opdracht reeds beëindigd. Onder deze omstandigheden acht de Raad dit klachtonderdeel niet gegrond.

5.6 Gezien het voorgaande acht de Raad de klacht ten aanzien van de onderdelen a. tot en met d. gegrond en ten aanzien van onderdeel e. ongegrond.

MAATREGEL

6. Alles overwegend acht de Raad de hierna te melden maatregel passend en geboden.

BESLISSING

7. De Raad van Discipline in het ressort 's-Gravenhage:

- verklaart de klachtonderdelen a. tot en met d. gegrond;

- verklaart de klacht voor het overige niet gegrond;

- legt in verband met de gegrond verklaarde onderdelen aan verweerder de maatregel van berisping op.

Aldus gewezen door mr. P.H. Veling, voorzitter, mr. P.J.E.M. Nuiten, mr. P.C.M. van Schijndel, mr. G.J. Schipper en mr. J.C. van den Dries, leden, en mr. M.M.C. van der Sanden, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 7 februari 2011.

griffier          voorzitter

Van deze beslissing kan met inachtneming van art. 56 Advocatenwet binnen dertig dagen na verzending van het afschrift hoger beroep worden ingesteld bij het Hof van Discipline.

De eerste dag van deze termijn van dertig dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van het afschrift. Uiter¬lijk op de dertigste dag dient Uw appelmemorie in het bezit te zijn van de griffier van het Hof van Discipline. Het gaat mitsdien niet om tijdige verzending van de appelmemorie maar om tijdige ontvangst door de griffie van het Hof van Discipli¬ne.

U dient er rekening mee te houden dat verlenging van deze termijn niet tot de mogelijkheden behoort.

Beroep dient te worden ingesteld door middel van een memorie, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien.

De memorie dient in zevenvoud te worden ingediend en vergezeld te zijn van zes kopieën van de beslissing waartegen beroep wordt ingesteld.

De appelmemorie kan op de volgende wijze worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a. Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is: Postbus 132, 4840 AC Prinsenbeek.

b. Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC Prinsenbeek. Bezorging kan uitsluitend plaatsvinden op de gebruikelijke werkdagen tijdens de gebruikelijke kantooruren.

c. Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is: 076-5484608.

Tegelijkertijd met de indiening per fax dienen de originele stukken per post te worden toegezonden aan de griffie van het Hof in het vereiste aantal.

Voor het inwinnen van informatie: het telefoonnummer van het Hof van Discipline is: 076-5484607.