ECLI:NL:TADRSGR:2011:YA1556 Raad van Discipline 's-Gravenhage R. 3461/10.91

ECLI: ECLI:NL:TADRSGR:2011:YA1556
Datum uitspraak: 31-01-2011
Datum publicatie: 21-04-2011
Zaaknummer(s): R. 3461/10.91
Onderwerp:
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Vereiste communicatie met de cliënt
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Kwaliteit van de dienstverlening
Beslissingen: Klacht gegrond, zonder maatregel
Inhoudsindicatie: Een advocaat dient steeds zijn cliënt te informeren over belangrijke zaken. Waar nodig ter voorkoming van geschil of misverstand, dienen informatie en afspraken schriftelijk te worden bevestigd. Dat nalaten is onzorgvuldig en de gevolgen daarvan komen voor risico van de advocaat. Raad ziet af van oplegging van een maatregel.

PROCEDUREVERLOOP

1.1 Bij brief van 23 december 2009 heeft klaagster een klacht ingediend tegen verweerder. Het door de Advocatenwet voorgeschreven onderzoek is verricht door de Deken van de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden. Het dossier is door de Raad ontvangen op 8 juni 2010.

1.2 De Raad heeft kennisgenomen van de stukken die op grond van het bepaalde in art. 49 lid 2 van de Advocatenwet ten kantore van de griffier ter inzage hebben gelegen.

1.3 De zaak is behandeld ter openbare zitting van de Raad van 22 november 2010. Ter zitting is namens klaagster verschenen de heer T., vergezeld van een tolk. Verweerder is eveneens verschenen.

FEITEN

2.1 Bij vonnis van 17 juli 2007 heeft de kantonrechter te Den Haag klaagster veroordeeld om aan Zorgverzekeraar X. te betalen een bedrag van EURO 1.022,29, te vermeerderen met de wettelijke rente van 19 januari 2007 tot de dag der algehele voldoening over een bedrag van EURO 825,80. Klaagster is daarbij in de proceskosten ad EURO 538,57 veroordeeld.

2.2 Verweerder heeft namens klaagster op 17 oktober 2007 een appeldagvaarding bij de wederpartij doen betekenen. Gedagvaard is tegen 1 november 2007.

2.3  Bij brief van 25 oktober 2007 heeft de deurwaarder verweerder bericht dat het vonnis op grond van artikel 332 Rv niet appellabel is, omdat de vordering in de procedure bij de kantonrechter lager was dan EURO 1.750,-.

2.4 Verweerder heeft de zaak in hoger beroep niet aangebracht.

KLACHT

3. Klaagster verwijt verweerder dat hij in strijd heeft gehandeld met de zorg die hij als advocaat jegens haar had behoren te betrachten door zonder overleg met haar en zonder haar toestemming een procedure in hoger beroep tegen een vonnis van 17 juli 2007 van de kantonrechter Den Haag betreffende haar veroordeling tot betaling van ondermeer premie voor een ziektekostenverzekering, te beëindigen. Daarover heeft verweerder haar nooit schriftelijk geïnformeerd (a). Tevens heeft verweerder klaagster ten onrechte medegedeeld dat zij “het bedrag” niet behoefde te betalen, waarna een deurwaarder beslag heeft gelegd op haar uitkering (b).

VERWEER

4. Verweerder heeft tot zijn verweer -zakelijk weergegeven- aangevoerd dat hij niet klachtwaardig heeft gehandeld. Nadat hij had vastgesteld dat het standpunt van de deurwaarder juist was, heeft verweerder ter vermijding van verdere kosten besloten de dagvaarding niet aan te brengen. Daarover heeft hij de vertegenwoordiger van klaagster mondeling geïnformeerd. Aan hem heeft hij tevens verteld dat het namens de verzekeringsmaatschappij gelegde beslag correct is uitgevoerd. Verweerder heeft de voor klaagster aangevraagde toevoeging laten omzetten in een adviestoevoeging. De eigen bijdrage betreffende die toevoeging heeft verweerder niet bij klaagster geïnd.

BEOORDELING VAN DE KLACHT

4.1 Een advocaat is steeds gehouden tot nauwgezetheid en zorgvuldigheid. Hij dient zijn cliënt steeds op de hoogte te brengen van belangrijke informatie, feiten en afspraken. Waar nodig ter voorkoming van misverstand, onzekerheid of geschil, dient hij belangrijke informatie en afspraken schriftelijk aan zijn cliënt te bevestigen.

Klachtonderdeel a.

4.2 Verweerder erkent dat hij klaagster schriftelijk noch mondeling heeft bericht dat hoger beroep tegen het vonnis niet mogelijk was en dat hij over zijn besluit de dagvaarding niet aan te brengen geen overleg met klaagster heeft gehad. Dat had hij naar het oordeel van de Raad wel moeten doen. Door dat niet te doen heeft hij in strijd gehandeld met de zorg die hij jegens klaagster in acht had moeten nemen. De klacht is in zoverre derhalve gegrond.

Klachtonderdeel b.

4.3 Op basis van de stukken in het dossier en het verhandelde ter zitting kan de Raad niet vaststellen dat verweerder aan klaagster heeft medegedeeld dat zij “een bedrag” niet zou hoeven betalen. De klacht is in zoverre ongegrond.

MAATREGEL

6. De Raad acht alles overziend de klacht ten aanzien van onderdeel a. weliswaar gegrond maar acht termen aanwezig af te zien van oplegging van een maatregel. Klaagster is eerst op 16 oktober 2007 bij hem gekomen in verband met door haar in te stellen hoger beroep waarvoor de termijn daags erna verstreek. De hoger beroep dagvaarding is nog diezelfde dag door verweerder opgesteld en de dag erna, op de laatste dag van de hoger beroep termijn, betekend. Toen bleek dat het vonnis niet appellabel was, heeft verweerder ter besparing van kosten besloten de dagvaarding niet aan te brengen. Daarover had hij moeten overleggen met klaagster en het nalaten daarvan levert een tuchtrechtelijk verwijt op. Dat verwijt weegt evenwel niet zwaar genoeg om daarvoor een maatregel op te leggen.

BESLISSING

7. De Raad van Discipline in het ressort 's-Gravenhage:

- Verklaart klachtonderdeel a. gegrond;

- Verklaart de klacht voor het overige ongegrond.

- legt aan verweerder geen maatregel op.

Aldus gewezen door mr. G.J.W. van Oven, voorzitter, mr. P.J.E.M. Nuiten, mr. P.C.M. van Schijndel, mr. G.J. Schipper en mr. E.J. van der Wilk, leden, en mr. M.M.C. van der Sanden, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 31 januari 2011.

griffier          voorzitter

Van deze beslissing kan met inachtneming van art. 56 Advocatenwet binnen dertig dagen na verzending van het afschrift hoger beroep worden ingesteld bij het Hof van Discipline.

De eerste dag van deze termijn van dertig dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van het afschrift. Uiter¬lijk op de dertigste dag dient Uw appèlmemorie in het bezit te zijn van de griffier van het Hof van Discipline. Het gaat mitsdien niet om tijdige verzending van de appèlmemorie maar om tijdige ontvangst door de griffie van het Hof van Discipli¬ne.

U dient er rekening mee te houden dat verlenging van deze termijn niet tot de mogelijkheden behoort.

Beroep dient te worden ingesteld door middel van een memorie, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien.

De memorie dient in zevenvoud te worden ingediend en vergezeld te zijn van zes kopieën van de beslissing waartegen beroep wordt ingesteld.

De appèlmemorie kan op de volgende wijze worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a. Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is: Postbus 132, 4840 AC Prinsenbeek.

b. Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC Prinsenbeek. Bezorging kan uitsluitend plaatsvinden op de gebruikelijke werkdagen tijdens de gebruikelijke kantooruren.

c. Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is: 076-5484608.

Tegelijkertijd met de indiening per fax dienen de originele stukken per post te worden toegezonden aan de griffie van het Hof in het vereiste aantal.

Voor het inwinnen van informatie: het telefoonnummer van het Hof van Discipline is: 076-5484607.