ECLI:NL:TADRSGR:2011:YA1510 Raad van Discipline 's-Gravenhage R. 3614/11.16

ECLI: ECLI:NL:TADRSGR:2011:YA1510
Datum uitspraak: 03-02-2011
Datum publicatie: 11-04-2011
Zaaknummer(s): R. 3614/11.16
Onderwerp: Grenzen van het tuchtrecht, subonderwerp: Advocaat in hoedanigheid van deken of tuchtrechter
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Het optreden van de deken in zijn functie staat niet onder tuchtrechtelijke controle, behoudens het uitzonderlijke geval dat de deken bij het uitoefenen van zijn functie zijn taak zodanig heeft verwaarloosd of zich in die hoedanigheid zodanig heeft misdragen, dat hij geacht moet worden zich schuldig te hebben gemaakt aan een handelen of nalaten dat een behoorlijk advocaat niet betaamt.

Verloop van de procedure

1 Bij brief van 27 april 2010 heeft klaagster een klacht ingediend tegen verweerder. Na het door de wet voorgeschreven onderzoek verricht door de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Dordrecht is het dossier op 12 januari 2011 bij de Raad van Discipline binnengekomen. Bij brief van 12 januari 2011 heeft klaagster de Raad een geheugenkaart doen toekomen met een tweetal videofragmenten.

Inhoud van de klacht

2 Klager verwijt verweerder dat hij met voorbedachten rade valsheid in geschrifte heeft gepleegd en bewijzen heeft verduisterd. Voorts zou verweerder tijdens een telefoongesprek in maart 2010 klaagster hebben misleid door de opmerking te plaatsen dat klaagster niet haar woning uitgezet zou worden. Ten slotte verwijt klaagster verweerder dat hij zich tegelijkertijd uitgeeft als advocaat en deken.

De feiten

3 Uit de stukken blijkt het volgende:

- Verweerder is in zijn hoedanigheid van advocaat opgetreden voor een woningcorporatie in een procedure tegen klaagster, zulks ter verkrijging van een ontruimingsvonnis.

- In maart 2010 heeft een telefoongesprek plaatsgevonden tussen klaagster en verweerder. Klaagster heeft dit telefoongesprek opgenomen.

Beoordeling van de klacht

4.1 Vooropgesteld wordt dat het optreden van de deken in zijn functie niet onder tuchtrechtelijke controle staat, behoudens het uitzonderlijke geval dat de deken bij het uitoefenen van zijn functie zijn taak zodanig heeft verwaarloosd of zich in die hoedanigheid zodanig heeft misdragen, dat hij geacht moet worden zich schuldig te hebben gemaakt aan een handelen of nalaten dat een behoorlijk advocaat niet betaamt.

4.2 In het onderhavige geval is noch uit de stukken, noch anderszins gebleken dat verweerder zich in zijn functie als deken aan een handelwijze schuldig heeft gemaakt die maakt dat hem terecht bovenomschreven verwijt kan worden gemaakt.

4.3 Verweerder heeft gesteld dat hij door klaagster telefonisch is benaderd in zijn hoedanigheid van deken en dat hij klaagster vervolgens heeft verwezen naar de waarnemend deken. Verweerder heeft voorts gesteld dat hij klaagster desgevraagd heeft medegedeeld dat het niet zijn bedoeling was om haar uit de woning te zetten, maar dat het wel de bedoeling was om een einde te maken aan de door haar veroorzaakte overlast. Bij brief van 19 januari 2011 is via de griffie van de Raad aan klaagster verzocht de originele opname van het bewuste telefoongesprek over te leggen, vanwege het feit dat het videofragment van de bandopname niet goed hoorbaar is en slechts een fragment van het telefoongesprek betreft. Klaagster heeft de griffie van de Raad laten weten hiertoe niet over te gaan. Gelet op het vorenstaande kan hetgeen klaagster verweerder verwijt niet worden vastgesteld.

4.3 Het klachtonderdeel dat ziet op het feit dat verweerder zich gelijktijdig uitgeeft als advocaat en deken treft dan ook geen doel.

4.4 Gezien het voorgaande moet de klacht als kennelijk ongegrond worden afgewezen.

Beslissende

Wijst de klacht als kennelijk ongegrond af.

Aldus gedaan door mr. G.J.W. van Oven, plaatsvervangend voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort ’s-Gravenhage op 3 februari 2011.

Plv. Voorzitter   

Van deze beslissing kan binnen 14 dagen na verzending van het afschrift verzet worden ingesteld.

De eerste dag van deze termijn van 14 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van het afschrift. Uiterlijk op de veertiende dag dient Uw verzetschrift in het bezit te zijn van de griffier van de Raad van Discipline. Het gaat mitsdien niet om tijdige verzending van het verzetschrift maar om tijdige ontvangst door de griffie van de Raad. U dient er rekening mee te houden dat verlenging van deze termijn niet tot de mogelijkheden behoort.