ECLI:NL:TADRSGR:2011:YA1508 Raad van Discipline 's-Gravenhage R. 3613/11.15

ECLI: ECLI:NL:TADRSGR:2011:YA1508
Datum uitspraak: 01-02-2011
Datum publicatie: 11-04-2011
Zaaknummer(s): R. 3613/11.15
Onderwerp:
  • Wat een behoorlijk advocaat betaamt, subonderwerp: Wat in het algemeen niet betaamt
  • Zorg voor de cliënt, subonderwerp: Beleidsvrijheid
Beslissingen:
Inhoudsindicatie: Een advocaat heeft bij de behandeling van een zaak de leiding en dient vanuit zijn eigen verantwoordelijkheid te bepalen welke aanpak de belangen van zijn client het beste dient. Daarbij komt de advocaat een grote mate van vrijheid toe om de belangen van zijn client te behartigen op een wijze die hem passend voorkomt.

Verloop van de procedure

1 Bij brief van 7 oktober 2010 heeft klager een klacht ingediend tegen verweerster. Na het door de wet voorgeschreven onderzoek, verricht door de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam, is het dossier op 11 januari 2011 bij de Raad van Discipline binnengekomen.

Inhoud van de klacht

2 Klager verwijt verweerster dat zij bij de behartiging van klagers belangen is tekortgeschoten. Ter onderbouwing van de klacht heeft klager gesteld dat verweerster:

a. ten onrechte aan klager heeft medegedeeld dat hij niet zelf een verzoek tot voorlopige voorzieningen kon indienen;

b. heeft getracht om een procedure waarin zij niet de belangen van klager behartigde te manipuleren/beïnvloeden;

c. ondanks de ervaringen van klager uit het verleden, waarmee verweerster bekend was, klager heeft misleid en op de zitting van 29 april 2010 in de procedure in het kader van de voorlopige voorzieningen klager informatie heeft onthouden en twee cruciale stukken niet heeft ingediend;

d. het vertrouwen van klager heeft geschaad;

e. onzorgvuldig is geweest door niet inhoudelijk op herhaalde verzoeken van klager te reageren en de inhoud van klagers brieven heeft gebagatelliseerd;

f. de telefoontjes van klager niet heeft beantwoord en heeft geweigerd tijdig het dossier aan klager af te staan;

g. klager niet tijdig in kennis heeft gesteld van de zittingsdatum, terwijl klager verweerster voor die procedure niet had gemachtigd. Verweerster had alleen de voorlopige voorzieningen moeten behandelen.

De feiten

3 Uit de stukken blijkt het volgende:

- Klager is begin 2010 door het Juridisch Loket doorverwezen naar verweerster in verband met een beroepsprocedure tegen een beschikking van het UWV van 20 januari 2010 in een WAO-zaak.

- Bij brief van 25 februari 2010 heeft verweerster de met klager gemaakte afspraken als volgt bevestigd:

“Woensdag 24 februari 2010 heeft u zich tot mij gewend met het verzoek uw belangen te behartigen in de beroepsprocedure tegen de beschikking d.d. 20 januari 2010 van het UWV. U heeft zelf de termijn voor het indienen van beroep veilig gesteld. Tevens heeft u mij verzocht om een verzoek tot een voorlopige voorziening in te dienen bij de rechtbank.

Ik heb met u afgesproken dat ik eerst de toevoegingen voor deze twee procedures zal aanvragen bij de Raad voor Rechtsbijstand. U bent hier reeds mee bekend. Pas als de toevoegingen zullen worden verleend, zal ik uw belangen gaan behartigen. Immers, we hebben geconstateerd dat u niet in staat bent om mijn uurtarief te betalen.

U bent dus zelf verantwoordelijk voor het aanvullen van de gronden van beroep voor 4 maart 2010. Ik zal na verlening van de toevoegingen, uw zaak bestuderen en, indien nodig, de gronden van het beroep aanvullen. Tevens zal ik dan een verzoek tot een voorlopige voorziening indienen.

Omdat het nog niet zeker is dat de toevoegingen zullen worden verleend, zal ik het dossier nog niet opvragen bij mevrouw mr. W. (red.). Immers, de kans bestaat dat ik uw zaak niet overneem. Alles hangt af van de verlening van de toevoegingen door de RvR.”

- Op 29 april 2010 heeft de mondelinge behandeling van de voorlopige voorzieningen plaatsgevonden.

- Op 10 mei 2010 heeft verweerster aan klager bevestigd dat zij pas op voornoemde zitting er achter kwam dat klager zeven woningen op zijn naam heeft staan en dat zij bij gebrek aan wetenschap klager niet naar behoren heeft kunnen adviseren.

- Bij e-mail bericht van 5 juni 2010 heeft klager verweerster te kennen gegeven dat hij niet wenste dat verweerster verder als zijn gemachtigde optrad in de WAO-zaak en dat zij zich moest beperken tot de voorlopige voorzieningenprocedure.

- Verweerster heeft daarop geantwoord dat zij het onverstandig vond om zelf de zaak te behandelen. Verweerster heeft voorgesteld dit te bespreken op 7 juli 2010.

- Klager heeft op 11 juni 2010 het vertrouwen in verweerster opgezegd.

- Verweerster geeft op 15 juni 2010 het dossier aan klager ter beschikking gesteld.

Beoordeling van de klacht

4.1 Vooropgesteld wordt dat een advocaat bij de behandeling van een zaak de leiding heeft en vanuit zijn eigen verantwoordelijkheid dient te bepalen met welke aanpak de belangen van zijn cliënt het beste zijn gediend. Daarbij komt de advocaat een grote mate van vrijheid toe om de belangen van zijn cliënt te behartigen op een wijze die hem passend voorkomt. In het algemeen kan een tuchtrechtelijke maatregel eerst geïndiceerd zijn indien en voor zover de advocaat bij de behandeling van de zaak kennelijk onjuist optreedt en adviseert en de belangen van de cliënt daardoor worden geschaad of kunnen worden geschaad.

4.2 In het onderhavige geval is noch uit de stukken, noch anderszins gebleken dat verweerster kennelijk onjuist is opgetreden en heeft geadviseerd, als gevolg waarvan de belangen van klager zijn geschaad of hadden kunnen worden geschaad. Evenmin is gebleken dat verweerster klager niet naar behoren heeft bijgestaan dan wel niet heeft gedaan wat redelijkerwijs van haar als zorgvuldig handelend advocaat mocht worden verwacht.

4.3 Verweerster heeft onbetwist gesteld dat zij aan klager heeft uitgelegd dat de voorzieningenrechter niet is ingegaan op de (medische) stukken van klager, omdat klager niet had aangetoond dat hij in financiële nood verkeerde. Verweerster was niet bereid om een nieuw verzoek in te dienen, zolang klager geen stukken kon overleggen waaruit de financiële noodsituatie bleek. Het verschil van inzicht in de zaak heeft ertoe geleid dat verweerster zich, op verzoek van klager, uit de zaak heeft teruggetrokken.

4.4 Uit de stukken volgt dat verweerster de e-mail berichten van klager zo goed als mogelijk heeft beantwoord en klager naar behoren heeft geadviseerd. Verweerster heeft het dossier tijdig aan klager overhandigd, te weten circa zes weken voor de behandeling ter zitting. De door klager overgelegde stukken bieden geen houvast voor zijn stelling dat verweerster klager zou hebben misleid of dat zij geprobeerd heeft een procedure waarin zij niet voor klager optrad te manipuleren/beïnvloeden.

4.5 Gezien het voorgaande moet de klacht als kennelijk ongegrond worden afgewezen.

Beslissende

wijst de klacht als kennelijk ongegrond af.

Aldus gedaan door mr. M.F. Baaij, plaatsvervangend voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort ’s-Gravenhage op 1 februari 2011.

Plv. Voorzitter   

Van deze beslissing kan binnen 14 dagen na verzending van het afschrift verzet worden ingesteld.

De eerste dag van deze termijn van 14 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van het afschrift. Uiterlijk op de veertiende dag dient Uw verzetschrift in het bezit te zijn van de griffier van de Raad van Discipline. Het gaat mitsdien niet om tijdige verzending van het verzetschrift maar om tijdige ontvangst door de griffie van de Raad. U dient er rekening mee te houden dat verlenging van deze termijn niet tot de mogelijkheden behoort.